Zes maanden is het Mobiel Geneeskundig Operatiekamer Systeem (MOGOS), op Kabul International Airport (KIA) in Afghanistan, continue in bedrijf geweest voordat het in augustus ’03 terugkeerde naar Nederland. In die tijd, waarbij het systeem voor de eerste maal operationeel ingezet is, hebben de mannen en vrouwen van het MOGOS bepaald niet stilgezeten. Eén van deze mannen is eerste-luitenant Gabe van Dodewaard, werkzaam als IC verpleegkundige. Dutch Defence Press doet er verslag van, exclusief en onverbloemd.
Zelfstandig: Het MOGOS op KIA bestond uit tien containers die op elkaar aangesloten waren met daar aanvast zittend een aantal hospitaal tenten. Dit dorp van containers vormde een zelfstandig draaiend hospitaal met zijn eigen NUTS voorziening, airco, water voorziening, zuurstof en perslucht ringleiding. Doordat in het MOGOS een kleine overdruk heerst, kon het minuscuul fijne zand dat in Afghanistan echt overal zit, haast niet binnenkomen. Op KIA was het systeem opgebouwd uit een röntgen unit, operatie kamer (OK) 1 unit, Intensive Care (IC), apotheek unit, deze zitten d.m.v. twee doorloop containers aan elkaar vast. Voor de ingang van het MOGOS was de centrale hal, vanuit hier kon je naar de volgende afdelingen; spoedeisende hulp, OK 2, sterilisatie, bloedbank en lab containers, de ziekenzaal met 10 bedden en de centrale administratie, dit alles wel in tenten. Veel zo niet alles valt of staat met de status van de geavanceerde apparatuur en het onderhoud daarvan. Een verantwoordelijkheid die lag bij het technische team, onder leiding van sergeant-majoor Piet van der Wiel, dat soms met handen en voeten knelpunten oploste. “Vooral de airco, wat als het grootste zorgenkind werd gezien, was bij temperaturen van zo’n 40 graden in de schaduw zo’n knelpunt. De airco voldeed maar we moesten alles uit de kast halen om het draaiende te houden. Gezien de gevoeligheid van de medicamenten en apparatuur is een goed functionerend aircosysteem natuurlijk van essentieel belang. Achteraf geeft het een enorme kick om op deze manier een wezenlijke bijdrage aan het welslagen van deze missie te hebben geleverd. Minpuntje was wel de bevoorrading en opvoer van goederen vanuit Nederland. Die verliep vrij stroef. Er zaten simpelweg teveel schijven tussen.”
Internationaal: “Het hospitaal vervulde een role-1 en 2+ (algemene chirurgische capaciteit) voorziening in Afghanistan,” vertelt Van Dodewaard. “Het medische personeel bestond onder meer uit: Een Belgische specialisten team van 4 man met een arts voor de Eerste Hulp-afdeling, anesthesist, chirurg en een IC verpleegkundige; een Nederlands specialisten team met daarin een internist, chirurg, anesthesist, apotheker plus assistent, anesthesie verpleegkundigen, twee OK assistenten, algemeen militair arts (AMA), röntgen laborant, laborant en twee IC verpleegkundigen. Hiernaast vervolmaakte 2 Hongaarse verpleegkundigen en 8 Letten die de Nederlandse ambulances bemande het internationale karakter van het NL-MOGOS detachement.”
Functionele bevrediging: “Wij hadden ook als taak om de lokale bevolking medisch een handje te helpen,” vervolgt Van Dodewaard. “Afspraak hierbij was dat wij 50% van onze capaciteit vrijhielden voor ISAF militairen. Daar lag natuurlijk onze prioriteit. De AMA, de internist en de chirurg gingen regelmatig met de CIMIC groep mee, ver buiten Kabul, om patiënten te selecteren die in het MOGOS behandeld konden worden. Dit duurde vaak de gehele dag en soms ook op plaatsen waarvan we niet zeker waren of alles mijnenvrij was. Zo is er getracht iedere dag patiënten (chirurgisch) te behandelen. Deze hulp bestond voornamelijk uit planbare ingrepen. In de regel waren dat relatief eenvoudige chirurgische ingrepen en waarvan de nazorg ook in een Afghaans ziekenhuis kon plaatsvinden. Je kweekt op deze wijze een stukje goodwill onder de autochtone bevolking en een goed lopende missie valt of staat met de goedkeuring van de mensen waarvoor je het doet. Bovendien gaf het ons ook veel functionele bevrediging.”
Conservatief: Van Dodewaard: “Opvallend was dat er bijna alleen Afghaanse mannen en kinderen geopereerd werden, een Afghaanse vrouw was een zeldzaamheid. Ook op de spoedeisende hulp werden weinig Afghaanse vrouwen behandeld en als er vrouwen binnen kwamen waren het ISAF militairen. De Afghaanse vrouw staat daar anders op de maatschappelijke ladder als man en kinderen. De moeder mocht dus ook niet het kind begeleiden naar het ziekenhuis en evt. er ’s nachts blijven.” Majoor Manon Molenaar, AMA die de functie van Role-1 arts vervulde, kan dat beamen. Molenaar kreeg op KIA behalve ISAF-militairen ook Afghaanse patiënten op spreekuur. Het ging dan om leden van de Noordelijke Alliantie die aan de poort werken. ”Zolang ze met reële klachten én een verwijsbriefje kwamen behandelde ik ze graag. Ongemakken aan darmen, luchtwegen en huid waren de meest voorkomende kwaaltjes bij ISAF-militairen. Dat heeft natuurlijk veel zo niet alles te maken met de felle zon en het vele stof. Ook maakte ik ‘parttime’ deel uit van het CIMIC team dat regelmatig het buitengebied van Kabul introk. Een gedeelte van de bevolking is daar erg conservatief, leeft nog met één been in het Taliban tijdperk. Nu de Taliban weg is merk je dat er een soort verlichting is opgetreden. Je ziet dat nog het beste op momenten dat de vrouwen in het MOGOS onder elkaar waren. Dan ging de ‘burka’ af en werd er over typische vrouwenzaken gesproken. Maar zodra er een man binnenkwam, was het meteen afgelopen. Die onderdrukking zit nog zo diep.”
Inktzwart: Van Dodewaard: “Het werken in een veldhospitaal heeft natuurlijk ook zijn minder prettige kanten en het MOGOS personeel kwam regelmatig in aanraking met zwaargewonde patiënten. Zo was er een Noorse majoor van CIMIC die in zijn rug geschoten was en wiens lever en long beschadigd waren. Maar we kregen ook mijnenslachtoffers binnen zoals laatst de twee gewonde Nederlandse commando’s, nadat hun MB op een mijn was gereden. Deze twee zijn via het MOGOS gerepatrieerd nadat ze op Camp Warehouse waren behandeld. Maar wat de meeste indruk op iedereen heeft gemaakt was de inktzwarte zevende juni – de dag van de aanslag op de Duitse legerbus. Uiteindelijk vielen er bij de gewraakte aanslag 30 gewonden en vier doden, die werden verdeeld over de twee veldhospitalen en diverse hulpposten. Twintig uur lang werd er met man en macht gewerkt om te redden wat er te redden viel. De mannen en vrouwen van het MOGOS werden daarbij niet bepaald ontzien. Ik stond onder de douche net na mijn nachtdienst toen ik ervan hoorde. De eerste patiënt die binnenkwam is zwaar gewond, heel veel scherf verwondingen en zwaar hoofdletsel. Ondanks dat we bij deze man alles uit de kast hebben getrokken vernamen we later dat hij helaas was overleden op Camp Warehouse. We hebben in het totaal 4 patiënten gehad met ernstige verwondingen die allemaal naar de OK zijn geweest, sommige twee maal i.v.m oog letsel. De eerste operaties waren allemaal met de zelfde indicatie; glas scherven verwijderen in het nek, hals en hoofd gebied. Gelukkig droegen de Duitsers een scherfvest anders waren er waarschijnlijk nog meer doden gevallen. Het werken in het MOGOS onder deze omstandigheden is een enorm goede leerschool voor soldaten en korporaals die veelal, net als ikzelf, voor de eerste maal waren uitgezonden. Ze leren in korte tijd heel erg veel en daar komt geen cursusboek aan te pas. De verpleegkundigen die er op dat moment werkte hadden soms maar enkele maanden met echte patiënten gewerkt in een ziekenhuis( niet eens trauma patiënten). De klinische ervaring was bijna nihil en dan krijgen ze dit voor de kiezen. De gruwel die ze voor ogen hebben gekregen is niet niks. Beelden die je normaal op televisie voorbij ziet komen, maakte ze nu van dichtbij mee. Ik kan een professionele knop omzetten maar voor mensen die nog nooit écht bloed hebben gezien, is het toch wel even slikken geweest. Gelukkig was en is de psychologische bijstand uitstekend en ik moet zeggen dat iedereen zich onder deze zware omstandigheden enorm goed hield, petje af! Ieder verwerkt het gebeuren op zijn of haar eigen manier. De één schrijft er over, een ander sport het van zich af en weer een ander door er veel met collega’s over te praten. Op het moment van de aanslag was er net een vaste kamercommissie op werkbezoek in Kabul. Ook zij werden op dat moment met de realiteit en vooral het nut van het MOGOS in Afghanistan geconfronteerd.”
Niet voor niets: “Wat me het meest is opgevallen bij het MOGOS detachement is de ongedwongen, prettige bijna gemoedelijke sfeer die er heerste,” volgens Van Dodewaard. “Appèls waren ontdaan van elke vorm van formaliteit, collega’s namen zonder gemor ‘shifts’ van elkaar over en de Nederlandse bar die veel weg had van een culturele smeltkroes, werd elke avond overspoeld met buitenlandse gasten.” Een welhaast op Belgische leest geschoeide setting. Geen wonder dat Wim Amelinckx, één van de vier Belgen, het zo naar zijn zin had tussen zijn Nederlandse collega’s. Amelinckx normaliter als anesthesist werkzaam in het Astrid Ziekenhuis in Brussel, vervulde de rol van ‘Chef de Clinique’ in het MOGOS. “Ik moest zorgen dat het systeem blijft draaien. Omdat er een Nederlands en Belgisch chirurgenteam in het hospitaal opereren, rouleerde we met deze functie. Ik hield in feite het reilen en zeilen van het hospitaal in de gaten. Daarbij moet je denken aan het coördineren van acute patiëntenopvang, het nemen van medische beslissingen en het vervullen van een liaisonrol met het Duitse Role-3 hospitaal op Camp Warehouse en lokale ziekenhuizen. Het moreel was perfect, de mensen hadden vertrouwen in het systeem en de motivatie van het personeel was door de aanslag – hoe paradoxaal ook – alleen maar toegenomen.”
Bewezen: Het MOGOS werd niet eens zo gek lang geleden door insiders met een licht cynische ondertoon tot (DE)MOGOS omgedoopt. Dit kwam vanwege de vele demonstraties rondom het systeem tijdens de ontwikkelingsfase, zodat een bijnaam snel geboren was. Dat was toen, dit is nu. Na de eerste inzet van het systeem in een uitzendgebied heeft het zijn nut op KIA onomstotelijk bewezen. Na al het oefenen en het werken op de IC heb ik en de rest van het MOGOS kunnen laten zien wat onze capaciteiten zijn en dat we daar niet voor niets zijn geweest. Op latere leeftijd heb ik pas gekozen om voor defensie te gaan werken. Dit vanwege de afwisseling en uitdaging om van de 18 maanden 4.5 maand in het groen te lopen en beschikbaar ben voor uitzendingen. In het dagelijkse leven ben ik werkzaam als IC verpleegkundige in het Franciscus Gasthuis in Rotterdam. Nu ik in Afghanistan heb gewerkt weet ik zeker dat ik een goede keuze heb gemaakt. Het terecht komen in een totaal vreemde groep mensen van diverse nationaliteiten en daar toch in een korte tijd een hechte groep mee te vormen en te zorgen dat het met calamiteiten ook allemaal functioneert, is een uitdaging op zich. Die zodra het me weer gevraagd wordt gelijk weer aanga.”
Leave a Reply