Nederland heeft het NAVO-commando over Zuid-Afghanistan overgedragen aan de Britten. Om beurten voeren Canada, Nederland en Groot-Brittannië in deze regio het bevel over de ISAF-missie. Dinsdag 1 mei jl. droeg generaal-majoor Ton van Loon – in het bijzijn van de bevelhebber van ISAF, de Amerikaanse generaal Dan McNeill – het commando over aan zijn opvolger, de Britse generaal-majoor Jacko Page.
Generaal-majoor Ton van Loon heeft als commandant RC-S sinds 1 november 2006 gedurende zes maanden de ISAF-missie in het zuiden van Afghanistan geleid. Volgens Van Loon zelf was deze missie de grootste uitdaging in zijn carrière tot nu toe. Hij zag dit als een mooie kans voor hem zelf en Nederland om te laten zien waar hij en wij toe in staat zijn.
Het commando voeren over Regional Command South (RC-S) was één van de zwaarste die ooit aan een Nederlandse generaal is toebedeeld. Generaal Van Loon voerde hierbij, vanuit zijn hoofdkwartier op de internationale basis Kandahar, het bevel over meer dan elfduizend militairen van zo’n tiental verschillende nationaliteiten. Hieronder vallen ook de ongeveer tweeduizend Nederlandse mannen en vrouwen die bij de NAVO-operatie in de provincie Uruzgan betrokken zijn. Van Loon heeft al eerder internationaal samengestelde coalities geleid. Bijvoorbeeld in 1991 in Kosovo, waar hij naast Nederlandse ook Duitse, Turkse en Russische soldaten onder bevel had. In 2005 leidde hij met succes de bij elkaar zo’n 5000 man tellende NRF (NATO Response Force), de snelle reactiemacht van de NAVO.
De periode van generaal Van Loon kende zowel hoogte- als dieptepunten. Zo zijn er successen geboekt in het kader van de wederopbouw. Aan de andere kant is er ook volop gevochten met de Taliban, ongeregelde plaatselijke milities van krijgsheren en andere gewapende strijdgroepen. Het feit dat daarbij ruim dertig NAVO militairen en tientallen Afghaanse militairen en burgers het leven lieten is een dieptepunt tijdens zijn bevel.
Onder zijn hoede ging eerst de operatie ‘Baaz Tsuka’ (Valkentop) in de provincie Kandahar van start. Die operatie is vervolgens in april opgevolgd door de veel grotere operatie ‘Achilles’ in de provincie Helmand. Aan operatie ‘Achilles’ nemen zo’n 4.500 NAVO en 1.000 Afghaanse militairen deel. Deze operatie heeft vooral tot doel in het noorden van de provincie Helmand een veilige en stabiele omgeving te creëren. De daar gelegen Sangin vallei is van cruciaal belang omdat de toegangsweg tot de Kajaki-dam er doorheen loopt. Ook staat in Sangin het transformatorhuis van de elektriciteitscentrale. Er wordt gewerkt aan de bouw en het in werking stellen van één van de vier generatoren in de Kajaki-dam. Met deze generator kunnen bijna twee miljoen mensen in de omgeving van de dam van stroom worden voorzien en kan er water worden afgetapt voor irrigatiedoeleinden. Dit alles zou een geweldige stimulans betekenen voor de ontwikkeling van het gebied en de welvaart.
Ook Nederlandse militairen zijn volop tijdens operatie Achilles ingezet, zoals de Nederlandse luchtmobiele reservecompagnie, die gedurende het Nederlandse commando op Kandahar Air Field (KAF) gestationeerd was. Daarnaast waarschuwden psy-ops teams de bevolking, terwijl ook Nederlandse verkenners met hun Fennek-voertuigen waren toegevoegd aan Amerikaanse eenheden elders in Helmand. Tot slot eisten Nederlandse Apachegevechtshelikopters en F-16-straaljagers ook een hoofdrol op.
De reservecompagnie – de zogeheten Charlie ‘Tijger’ Compagnie van 11 Infanteriebataljon (Air Assault) ‘Garderegiment Grenadiers en Jagers’, die sinds begin februari in Afghanistan was – is op 4 april met helikopters naar het gebied ten zuiden van Sangin gebracht. Doel was daar het 1ste bataljon van het Amerikaanse 508ste Parachute Infantry Regiment van de 82ste ‘All American’ Airborne Division te ondersteunen. De Tijgers hadden een eigen gebied waarin werd opgetreden. Het motto van de compagnie is ‘Omni sunt hostes’ (‘de vijand is overal’). Dat is de rode baretten op 20 april meedogenloos duidelijk geworden door het sneuvelen tijdens een patrouille van één van hun ‘Tijgers’, de 21-jarige korporaal Cor Strik. Er lag een zogeheten drukplaat onder de grond verstopt, in dit geval twee zaagbladen waar een explosieve lading tussen zat. Op het moment dat de korporaal op de drukplaat stapte, werd een ontstekingsmechanisme in werking gesteld dat de springstof tot ontploffing bracht en Cor Strik op slag doodde. Wrang genoeg was dit de laatste patrouille van de Tijgercompagnie tijdens deze operatie. De militairen verkenden de route terug naar de vooruitgeschoven basis ‘Robinson’ in de Sangin vallei. Daar vandaan zouden ze teruggaan naar KAF om op 4 mei naar Nederland te vliegen. Het dieptepunt was hiermee echter nog niet bereikt. De Amerikaanse sergeant Alexander van Aalten van voornoemde Amerikaanse eenheid met Hollandse voorouders, verloor diezelfde dag ook zijn leven. Sergeant Van Aalten had zich als vrijwilliger opgegeven om de stoffelijke resten te bergen van Cor Strik. Maar er bleek nóg een explosief te liggen en dat eiste zijn leven.
De Amerikaanse eenheid heeft op 30 april op KAF onderscheidingen toegekend aan de rode baretten van de Tijgercompagnie en de huzaren van de verkenningseenheid. Op deze manier spraken de Amerikanen hun waardering uit voor het optreden van de Nederlanders. In totaal zijn er op Koninginnedag tachtig ‘Army Commendation Medals’ toegekend. Ook werden onderscheidingstekens toegekend aan Nederlandse militairen: tachtig ‘Combat Infantry Badges’, zes ‘Combat Medic Badges’ en 19 ‘Combat Action Badges’. Het was een verrassing voor alle militairen dat deze waarderingen werden toegekend. Het is ervaren als een uitzonderlijke eer dat ze deze erkenning krijgen van de Amerikanen. Hieruit blijkt hoezeer ze de Nederlandse hulp waarderen.
Volgens Van Loon kan het succes van de NAVO-vredesmacht ISAF niet alleen worden afgemeten aan militaire overwinningen. Succes is er vooral wanneer de ISAF-troepen zich kunnen terugtrekken nadat ze een gebied hebben veiliggesteld, waarna de plaatselijke stamoudsten hun gezag weer kunnen uitbreiden door het houden van zogeheten Sjoera’s, volgens oeroude Afghaanse traditie en zonder bang te hoeven zijn voor extremisten van de Taliban. Als voorbeeld noemde hij het feit dat recentelijk religieuze leiders en stamoudsten een opmerkelijke uitspraak hebben gedaan: Taliban-extremisten kunnen volgens hen niet langer als moslims worden aangemerkt als gevolg van hun meedogenloze acties. “Het gaat erom dat wij de Afghanen zelf in staat stellen de touwtjes in handen te nemen”, vertelde hij.
Generaal Van Loon sprak tijdens de commando-overdracht over de voortgang die het RC-S in de zes maanden van zijn bevelhebberschap heeft geboekt. “Naar een Afghaans spreekwoord kan ik zeggen dat de druppels water van een half jaar geleden veranderd zijn in een dieper wordende stroom, die de grond uitholt, steeds breder wordt en een alsmaar hogere snelheid bereikt.” Echter, er is nog een lange weg te gaan voordat deze rivier op eigen kracht voortraast.
Leave a Reply