De groene baret is, weliswaar na het succesvol afronden van de elementaire commando-opleiding (ECO), het symbool voor de commando. Toch is diezelfde kleur baret niet meer dan het toelatingsbewijs om een opleiding voor commando speciale operaties te mogen volgen. Ik sprak hierover met adjudant Ep, van de Opleidings- en Trainingscompagnie Speciale Operaties (OTCSO) van het KCT. Vooral om meer inzicht te krijgen in deze specialistische vakopleiding waarin de zojuist gebrevetteerde commando’s de fine kneepjes van het ‘Special Forces Operator’ vak krijgen aangeleerd.
De zo juist afgeronde Elementaire Commando Opleiding (ECO) was naast een opleiding vooral een selectiemiddel. Natuurlijk leren ze tijdens de ECO speciale vaardigheden, maar de nadruk ligt op het werken onder (tijds)druk en op de persoonlijke motivatie. Alles wat een commando een commando maakt, wordt in de VCO aangeleerd. Sinds kort volgen kaderleden vervolgens aansluitend na het succesvol afronden van de VCO de Vaktechnische Opleiding Speciale Operaties, kortweg de VTO-SO. Deze duurt globaal vier weken.
In totaal zal de nieuwe groene baret achtenveertig weken doorbrengen in de VCO en kaderleden in de aansluitende VTO-SO, waar hij zich alle vaardigheden die een commando moet bezitten zal eigen maken. Zo wordt er veel geschoten. Niet alleen met het persoonlijke wapen, maar met alle groepswapens.
Ze springen ook. Elke commando krijgt de Basis Opleiding Vrije Val (BOVV). Die bestaat uit een week grondopleiding en acht sprongen. Vervolgens gaan ze de Voortgezette Opleiding Vrij Val (VOVV) in, die meer is gericht op het springen in groepsverband. De bedoeling is uiteindelijk dat ze met de ploeg bij elkaar kunnen landen op een onbekende Drop Zone (DZ).
De groene baretten brengen ook drie weken door in de bergen voor de eerste module Optreden Bergachtig Terrein (OBT) en ze volgen een cursus mobility voor het rijden in het terrein.
Omdat commando’s vaak ver van de eigen linies opereren is communicatie zeer belangrijk. Elke operator moet dus met de communicatiemiddelen kunnen omgaan. Een algemene verbindingsopleiding zit dus ook in het pakket, evenals de opleiding tot Combat Life Saver (CLS) waarvoor de commando’s twee weken naar Hilversum verhuizen. Daar zijn ze te gast bij het Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen (IDGO), het vroegere Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Dienst.
De kersverse groene baretten komen totaal uitgeput uit de ECO. Zelfs na hun welverdiende vakantie zullen ze nog een tijd nodig hebben om volledig te herstellen. Adjudant Ep legt uit: “Dat is erg belangrijk om blessures en dus uitval te voorkomen. In het begin van de VCO ligt de nadruk dus vooral op die onderdelen die op de kazerne gedaan kunnen worden. Naar mate de opleiding vordert, zullen er meer zogenaamde infanterie of groene weken komen waarbij ze in het veld zijn”. Een module die echt van de laatste tijd is, is die van Special Operations in Urban Terrain (SOUT), oftewel speciale operaties in bebouwde gebieden. Die module duurt twee weken.
De VCO wordt afgesloten met een twee weken durende eindoefening waarin de commando’s moeten laten zien dat ze alle vaardigheden beheersen onder realistische omstandigheden. Pas daarna zullen ze bij een parate compagnie instromen.
Daarnaast zal de commando zich tijdens de VTO-SO richten op een van de vier individuele specialisaties die het Korps rijk is. Elke operationele commando is lid van een zogenaamde ‘specopsploeg’ van acht man. Deze eenheid is in staat geheel zelfstandig te opereren en zich zo nodig op te splitsen in twee groepen van vier man elk. Binnen een ploeg zijn er vier specialisaties die elk door twee man worden beheerst. Dat zijn de communicatie-expert (comspec), de demolitie-expert (demspec), de medic en de sniper. Al naar gelang de opdracht kunnen er natuurlijk ook ploegen de poort uitgaan met een andere samenstelling. Alleen de medics zullen nooit thuisgelaten worden, ongeacht de opdracht die moet worden uitgevoerd. De opleidingen voor de specialisaties zitten redelijk achterin de opleiding. Adjudant Ep: “Normaal gesproken zullen de mannen van een bepaalde VTO-SO instromen bij één compagnie. We vragen aan die compagnie waaraan ze behoefte hebben en zullen daar zo veel mogelijk invulling aan geven. Het kader, de instructeurs, hebben de meeste inspraak in wat een man voor specialisatie gaat doen. De commando zelf heeft maar een klein aandeel in die keuze. Het gaat erom dat de parate compagnieën de juiste mensen binnen krijgen. En als een commando een aantal jaren bij de compagnie zit, kan hij overstappen op een andere specialisatie. De potentiële ploegcommandant of opvolgend ploegcommandant wordt in de regel comspeccer.”
Om met de laatste dan maar te beginnen. De communicatiespecialist heeft de levenslijn in handen met de rest van de wereld. In de woorden van Ep is het “belangrijk dat hij verbinding krijgt en houdt”. Hiervoor is veel kennis vereist van de ingedeelde apparatuur en dat is bij het KCT veel. Van de kleine Personal Role Radio (PRO) tot aan satelliet communicatie (SATCOM). Daarnaast is er ook veel kennis nodig van radiogolven, antennes en andere zaken die te maken hebben met radioverbindingen. Om zich deze kennis eigen te maken gaat de aankomend comspec eerste drie weken naar Ede, de School Verbindingsdienst van het Opleidings- en Trainingscentrum Manoeuvre (OTCMAN). De rest van de in totaal tien weken volgt hij cursussen bij het KCT zelf. Ep vertelt: “Het gaat niet zozeer om te techniek van de hardware maar om de verbindingen zelf.” Eén van de hoofdtaken van het KCT is nog steeds het vergaren van inlichtingen. Hierbij is het kunnen leveren van fotografische informatie onontbeerlijk. Deze taak ligt ook bij de comspec. Hij is daarvoor uitgerust met een professionele, digitale fotocamera met zware telelenzen. De lessen in het gebruik daarvan volgt hij bij het Korps zelf.
Demspec. De naam zegt het al, een specialist in het vernielen van materieel en infrastructuur, zoals bruggen, gebouwen en antennemasten. Daarvoor gaat de aankomend demspec eerst drie weken naar de Mineursschool in Reek, onderdeel van het Opleidings- en Trainingscentrum Genie (OTCGenie). Daar volgt hij een algemene opleiding naar de wens van het KCT. De andere zeven weken vinden weer plaats bij het Korps. Anders dan misschien gedacht, is het niet zoals in de film: een hoop explosieven plaatsen en dan een grote explosie. Bij het KCT gaat het om proportioneel geweld en slimheid. Bij een inzet moet een commandoploeg alles zelf dragen en dus moet daar slim mee worden omgegaan. De demspec moet zich dus heel veel kennis eigen maken over ontstekingsmiddelen, industriële ladingen en deze zelf kunnen aanpassen of maken. Daarnaast wordt er natuurlijk heel veel geoefend. Dat betekent voor de aspirant demspec veel rekenen op het wiskundige vlak en héél veel theorie. Daarnaast moet hij heel veel testen afleggen en die moet hij, hoe kan het ook anders als je met explosieven werkt, allemaal halen. Zoals al eerder gezegd, is iets alleen opblazen niet zo moeilijk, maar een doel uitschakelen en dan het liefst voor langere tijd vergt veel kennis, niet alleen van explosieven maar ook van het doel zelf. Demspecs brengen dan ook veel tijd door met het bestuderen, ook in de praktijk, van potentiële doelen zoals elektriciteitscentrales en andere infrastructuur. Hoe schakel je een dergelijk doel voor een zo lang mogelijke tijd uit met zo min mogelijk middelen. Dat is het werkveld van de demspec bij het KCT.
Commando’s die opereren ver achter de vijandelijke linies zijn op zichzelf aangewezen. Medische hulp is dan vaak niet mogelijk. Alleen de medics van het KCT kunnen dan hulp verlenen als er iets gebeurt. De opleiding tot medic is de langste van de vier specialisaties, namelijk twaalf weken. Dit is ook de enige opleiding die geheel buiten het KCT wordt gegeven. De aanstormende medics gaan voor die twaalf weken naar het IDGO in Hilversum. Ze doen dat samen met de medics van het Korps Mariniers. Daar leren ze medische handelingen die in de ‘gewone’ wereld zijn voorbehouden aan artsen en chirurgen. Maar als je geen medische hulp van buiten kunt verwachten, is dat wel zo prettig.
De sniperopleiding is zeer op de praktijk gericht en wordt geheel binnen het KCT gegeven. De kandidaten, die natuurlijk al goed moeten kunnen schieten, brengen veel tijd achter de verschillende sniperwapens van het KCT door. Voor verschillende opdrachten kan de sniper kiezen uit vier wapens. Dat zijn de ‘Barrett .50’ voor het uitschakelen van materieel, de ‘Accuracy International Arctic’ met de kalibers .338 en .308 en de ‘Heckler & Koch 417’. De laatste wordt voornamelijk door de sniperbuddy gebruikt. Dit nieuwe geweer met kaliber 7.62 mm kan namelijk ook volautomatisch schieten en zo dienst doen als aanvalsgeweer. Het gros van het schieten gebeurt met de .338 met subsonische munitie en geluiddemper. Door de grote afstanden wordt er veel tijd besteed aan de zogenoemde ‘klikwaarden’. Dat zijn de correcties die de schutter met stelknoppen op zijn vizier moet maken, rekening houdend met bijvoorbeeld wind en afstand.
Naast het schieten moet de aankomende sniper het zogenaamde stalken, het ongezien naderen van het doel, zeer goed beheersen. Dat wordt volgens Ep zeer veel geoefend en moet dan worden gevolgd door het onzichtbaar afgeven van een schot. In deze periode maakt de sniper ook zijn eigen Ghilly-suit, het ultieme camouflagepak dat gemakkelijk kan worden aangepast aan de omgeving.
Snipers zijn niet alleen erg goed in het uitschakelen van doelen, maar ook in het waarnemen en het schatten van afstanden. Allemaal competenties die bijdragen tot het zijn van een sniper.
Ep: “Aan het eind van de opleiding moet de kandidaat een zeer zware eindtest ondergaan. Ze moeten een doel stalken en er een schot op afgeven. Dat vereist smoel op het terrein en dat is voor iemand in de VTO-SO nog erg moeilijk. Smoel op het terrein komt met de jaren, als je veel in het veld hebt doorgebracht. De meeste snipers slagen pas voor de stalktest als ze een aantal jaren bij de compagnie hebben gezeten.”
In de VCO vallen er volgens de adjudant nog zeer weinigen af, of het moet zijn om medische redenen. Deze commando’s stromen dan weer een volgende VCO klas in. In de regel lopen er twee opleidingen tegelijk die elk een half jaar na elkaar beginnen. Er is maar zeer weinig uitval om persoonlijke redenen. Na het succesvol afronden van de VCO en de VTO-SO voor de kaderleden stroomt de commando in bij een van de parate commandotroepen compagnieën. Na anderhalf jaar van opleiding en training mag hij in een specopsploeg laten zien uit welk hout hij is gesneden. Hij draait dan volledig mee in het trainingsprogramma of het opwerk programma voor een eventuele uitzending.
1 Comment
Radja
18 mei 2012 at 21:41Wist wel het een en ander over de VCO maar deze artikel heeft het me wel veel beter uitgelegd .
MVG Radja