Ze hebben de reputatie geduchte ijzervreters te zijn. Gemotiveerd, opvliegend, fanatiek, soms bij het agressieve af. Toch kom je ze nog maar in weinig landen tegen. Maar de Britten hebben ze: militairen die een rokje dragen. Ik heb het hierbij niet over vrouwen, maar over stoere Schotten in een kilt. Tijdens een bezoek aan de twee nog bestaande regimentshoofdkwartieren werd mij duidelijk dat hun complexe geschiedenis van grote invloed is geweest in de wereldgeschiedenis.
Schotland ook wel het land genoemd van de uitvindingen, medische ontdekkingen, bekende schrijvers en dichters en uiteraard… de whisky. Desondanks staat het meer bekend als het land van mythen en legenden, waar in het verre verleden woeste krijgers vanaf de heuvels kwamen aangestormd om met bijlen en zwaarden in te hakken op hun tegenstanders. Hun instituties, hun manier van leven en zelfs hun wetten zijn ooit tot stand gekomen door conflicten en oorlogen, vaak zelfs van het meest bloeddorstige soort. Sinds mensenheugenis vochten ze al om ideeën, geloof, bezit, macht én om het vechten zelf. De Romeinse Keizer Hadrianus liet zelfs ooit een muur bouwen die de woeste Keltische krijgers buiten zijn rijk moest houden. Maar ze vochten ook onderling. Clan tegen clan en Lowlanders tegen de Highlander en Islanders. Vanaf de middeleeuwen waren daarentegen de Engelsen de vijand, wiens koningen Schotland wilde onderwerpen.
Uiteindelijk worden beide landen in 1707 samengevoegd tot het Verenigd Koninkrijk van Engeland en Schotland. De kruisen van St. George en St. Andrews werden verenigd in één vlag, de Union Jack. Ondanks dat Schotland werd geregeerd vanuit Londen is het Schotse nationalisme nooit verdwenen. In 1746 werd door Charles Stewart nog een poging ondernomen om de Schotse troon op te eisen. Hij werd echter samen met een aantal Highland clans tijdens de veldslag bij Culloden vernietigend verslagen.
Dit betekende tegelijk het einde van eeuwenlange locale macht van de clanleiders. Hun land en symbolen werden afgepakt. Het spelen op een doedelzak, het dragen van wapens en een kilt werd de Highlanders verboden.
Desondanks hebben Schotse soldaten een grote rol van betekenis gespeeld in de Britse militaire geschiedenis. Zo’n honderd jaar geleden, op het hoogtepunt van het Britse Rijk, viel een derde van de wereldbevolking onder de Britse Kroon en beheerste het een kwart van het landoppervlak op de wereld. En vooral tijdens de vele overzeese oorlogen in de talrijke koloniën en protectoraten kwam de vechtersmentaliteit van de Schotten de Engelsen goed van pas. Vele Schotten namen de ‘King’s shilling’ gretig aan. Het verzekerde degene die in armoede leefden van een inkomen en een geregeld bestaan. Daarnaast mochten ze weer wapens dragen en andere specifieke gebruiken cultiveren. Het werd zelfs bevorderd, want traditie is altijd goed om soldaten onderling te binden. Het mes sneed zo aan twee kanten.
De Schotten werden in het Britse leger opgenomen in een regiment dat in een bepaalde streek was geformeerd. Dit maakt dat alle regimenten een innige familieband kennen . Tot op de dag van vandaag dienen generatie op generatie in dezelfde eenheid. Ze treden zo in de voetsporen van hun voorvaders. In de 17de en 18de eeuw worden Schotse infanterieregimenten opgericht met klinkende namen zoals: ‘The Royal Scots’, ‘The Kings Own Scottish Borderers’, ‘The Highland Light Infantry’, ‘The Royal Scots Fusiliers’, ‘The Royal Highland Fusiliers’, ‘The Black Watch’, ‘The Seaforth Highlanders’, ‘The Cameron Highlanders’, ‘The Queens Own Highlanders’, ‘The Gordon Highlanders’, ‘The Highlanders’ en ‘The Argyll and Sutherland Highlanders’. De ‘Royal Scots Greys’, opgericht in 1678, is nog steeds het enigste Schotse cavalerieregiment. Het draagt nu de naam ‘The Royal Scots Dragoon Guards (Carabiniers and Greys)’.
In 1881 werd besloten dat ieder regiment uit twee bataljons moest bestaan. Waarbij één bataljon in het thuisland diende en het andere in een van de delen van het Britse Rijk. Het bataljon werd als zodanig de bepalende legereenheid met behoud van de vaak oude regimentsnaam. Ook door Schotse emigranten in de Gemenebestlanden Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika werden dergelijke regimenten opgericht zoals ‘The Royal Highlanders in Canada’, ook wel de Canadese ‘Black Watch’ genoemd.
Zelfs de Nederlandse krijgsmacht heeft Schotse soldaten in haar gelederen gehad. In het begin van de tachtigjarige oorlog konden de Staten-Generaal slechts 3000 man voetvolk en enige compagnieën ruiterij in het veld brengen. Ter versterking daarvan werd in 1572 tien compagnieën Schotten geronseld. Deze werden later verenigd in de ‘Schotse brigade’. Ze bleven echter Brits, getuige hun rode uniformen en Britse vaandels. De Schotse brigade bleef tot 1783 in Nederlandse dienst. In Slot Loevestein zijn nog muurschilderingen te vinden die door soldaten van de Schotse brigade gemaakt zijn.
Voor uitgebreide achtergrondinformatie betreffende de Schotse militairen in Nederlandse krijgsdienst kijk hier en hier
De Schotse regimenten hebben door de eeuwen heen in Engelse krijgsdienst hun mannetje gestaan. Zoals tijdens de ‘Zevenjarige Oorlog’ en de ‘Napoleontische oorlogen’. Frankrijk en Engeland bevochten elkaar voornamelijk om de wereldheerschappij. Waarbij de Franse Keizer Napoleon Bonaparte uiteindelijk in 1813 werd verslagen tijdens de ‘Volkerenslag’ bij Leipzig. Napoleon maakt desalniettemin een comeback. Hij vormt in 1815 een nieuw Frans leger en trekt ten strijde. Om in hetzelfde jaar na de ‘Slag bij Waterloo’ definitief van het strijdtoneel te verdwijnen. Er vochten toen ruim zesduizend Schotten in het leger van de Duke of Wellington. Waaronder ook het cavalerieregiment ‘The Royal Scots Greys’, zo genaamd vanwege hun grijze paarden. Zij namen deel aan de Britse cavalerieaanval tegen het 1ste Franse Korps. Hierbij weet sergeant Charles Ewart van de ‘Scots Greys’ het vaandel en de arend van de vaandelstok van het 45ste Franse regiment te bemachtigen.
Sindsdien bevat het embleem van de 2nd Royal North British Dragoons (Royal Scots Greys) een arend en draagt de eenheid de bijnaam ‘Bird Catchers’ (Vogelvangers). De buitgemaakte arend is vandaag nog steeds te zien in het regimentsmuseum in Edinburg Castle.
De voormalig Franse keizer wordt na zijn nederlaag bij Waterloo gedeporteerd naar het oceaaneiland Sint Helena, waar hij ook zal sterven. Een verbanningsoord waar de Engelsen bijna een eeuw later tijdens de ‘Boer’ wars in Zuid-Afrika ook zoveel mogelijk gevangengenomen gezinnen van opstandige boeren – vooral Nederlandse kolonisten – interneerde. Ook in Zuid-Afrika hebben diverse Schotse regimenten beroemde veldslagen uitgevochten.
Maar voorafgaand was er de Krimoorlog in Zuidoost Europa van 1853-1856. Naast dat Florence Nightingale daar – met haar hulp aan gewonden – uitgroeide tot een legende, liet ook een Schots regiment in bijzonder zich daar gelden. Het ‘93rd Sutherland Highanders’ (nu ‘The Argyll & Sutherland Highlanders’) schreef daar geschiedenis met ‘The Thin Red Line’. Opgesteld in een dunne rij van 2 soldaten achter elkaar weten zij de massale Russische Cavalerie bij Balaclava tegen te houden.
Toch hebben de beide Wereldoorlogen van de 20e eeuw in de krijgsgeschiedenis van de Schotse regimenten de meeste impact gehad. Met name de Eerste. Ze spreken hierbij overigens over ‘The Great War’. Het zal voor de Schotten het grootste en meest ingrijpende conflict worden. Uit alle windstreken van het toenmalig Britse Rijk trommelde Engeland manschappen op voor de oorlog op het Europese vaste land. Het gemak en de omvang waarmee jonge mannen zich enthousiast lieten inlijven was verbazingwekkend. Naast de drang om het oerinstinctieve ‘krijgerschap’ lijfelijk te beleven, zal de drang naar avontuur een drijfveer geweest zijn in een tijd dat men het gevoel had zich stierlijk te vervelen. Ook de Schotten gaven massaal gehoor aan de oproep om vrijwillig dienst te nemen.
Wie kent niet de succesvolle rekruteringsposter met daarop de uitgestoken vinger van Lord Kitchener, met het opschrift ‘Your country needs you’. Ondanks de eeuwenlange Engels-Schotse vete, stonden ze vooraan om de ‘Call to Arms’ te beantwoorden. Alsof de oproep van clanleiders om te gaan vechten nog altijd bestond.
In West Princes Street Gardens in Edinburgh herinnert het gedenkteken ‘The Call 1914’ hieraan. De centrale figuur is een soldaat. Hij zit weliswaar met een geweer over zijn knieën. Niettemin zijn gezicht drukt de vastberadenheid uit om direct te gaan vechten. Achter hem wordt een rij burgers uitgebeeld die langzaam overgaat in een rij soldaten marcherend achter de Pipes and Drums. Daaronder een tekst van de Schotse oorlogsdichter Ewart Alan MacKintosh: “If it be life that waits I shall live forever unconquered. If death I shall die at last strong in my pride and free”. MacKintosh werd eind 1914 luitenant in het 5e bataljon van ‘The Seaforth Highlanders’. Hij sneuvelde op 24-jarige leeftijd in november 1917 bij Cambrai.
De reguliere Schotse bataljons in het Britse expeditieleger vochten gedurende de gehele oorlog vanaf augustus 1914 tot november 1918 voornamelijk aan het ‘Westelijk Front’. Aan het allereerste Britse gevecht bij Mons namen al tien Schotse bataljons deel. En ook tijdens de eerste slag om Ieper waren ze actief om de Duitsers af te stoppen in hun opmars naar de kanaalkust. Sommige bataljons, zoals het 2e bataljon ‘Royal Scots Fusiliers’ van de 7de divisie, vochten zich daar letterlijk dood. Na afloop van de slag bestond het bataljon niet meer. Maar Ieper bleef in Britse handen en zou dat vier jaar lang blijven.
Schotse legereenheden namen deel aan alle grote campagnes van het Britse leger. De slag bij Loos in september 1915 was het eerste werkelijk grote Britse offensief. Er werden zes Britse divisies ingezet. In totaal 70.000 man van wie de helft Schotten. Het was sinds de slag bij ‘Culloden’ dat er zoveel Schotten bij een gevecht betrokken waren. Het werd uiteindelijk een groot debacle voor de Britten met ruim 20.000 doden. Een derde daarvan was Schots. Er sneuvelden dan ook meer Schotten bij Loos dan bij ‘Culloden’. De Schotten hebben het sowieso zwaar te verduren gehad. Regimenten verliezen soms op één dag meer dan de helft van hun manschappen. Van de ruim 550.000 Schotten die vochten in ‘The Great War’ zijn er 147.600 gesneuveld. Dat is een vijfde van alle doden terwijl het land maar 10% deel uitmaakt van de Britse bevolking. Omgerekend naar de 214 gevormde Schotse infanteriebataljons, dus afgezien van de Schotse doden bij de andere krijgsmachtonderdelen, betekent dit gemiddeld 687 doden per bataljon. Iedere stad en dorp in Schotland heeft dan ook wel zijn plaatselijk gedenkteken voor hun ‘Heroes of the Great War’.
Daarentegen worden alle tot op heden gevallen Schotse militairen geëerd in het ‘Scottish National War Memorial’ in Edinburgh. Een indrukwekkend monument. Bij de ingang staan beelden van een eenhoorn en een leeuw, respectievelijk de symbolen van Schotland en Engeland. In de ‘Hall of Honour’ is voor ieder regiment een alkoof ingericht met inscripties, regimentsemblemen en standaarden. Bij elk regiment liggen boeken met de namen van de gesneuvelden. Daarnaast zijn er gedenktekens voor de andere krijgsmachtonderdelen waar Schotten hun bijdrage aan geleverd hebben zoals de marine en de luchtmacht. Recht tegenover de ingang bevindt zich, als het heilige der heiligen, de schrijn waarin de ‘Roll of Honour of the Great War’ ligt. Rondom de schrijn bevinden zich bronzen voorstellingen van alle Schotten – soldaten, matrozen, vliegers, medisch personeel – die in de oorlog gediend hebben. Boven en onder staan de teksten: ‘The souls of the righteous are in the hand of God. There shall no evil happen to them. They are in peace.’ En: ‘Others also there are who perished unknown. Their sacrifice is not forgotten, and their names, though lost to us, are written in the Books of God.’
Deze nationale gedenkplaats bevindt zich in Edinburgh Castle op het Crown Square, waar de Schotse geschiedenis centraal staat. De burcht is een natuurlijke vesting met een grote verzameling gebouwen waaronder militaire musea en beide regimentshoofdkwartieren die ik op hun uitnodiging bezocht. Op de Esplanade voor de burcht wordt jaarlijks de beroemde militaire taptoe gehouden, waarbij de ‘Pipers & Drummers’ in vol ornaat de Schotse tradities in standhouden. Binnen het kasteel bevindt zich ook ‘The Royal Palace’ en ‘The Honours of Scotland’, waar behalve de kroonjuwelen de ‘Stone of Destiny’ te bewonderen is. Op deze steen werden de middeleeuwse Schotse koningen gekroond totdat deze in 1296 door de Engelsen werd meegenomen naar Londen. In 1996 kwam de steen eindelijk terug.
Ook het ‘National War Museum’ bevindt zich in Edinburgh Castle. Daar wordt aan de hand van een collectie voorwerpen de Schotse krijgsgeschiedenis gepresenteerd met speciale aandacht voor de Schotse militaire helden. In één specifieke vitrine worden enkele persoonlijke bezittingen van Schotse generaals, veldmaarschalken en admiraals uit beide wereldoorlogen tentoongesteld. Één daarvan is veldmaarschalk Douglas Haig. Tot zijn dood een oorlogsheld, maar gaandeweg onderwerp van scherpe kritiek.
Als opperbevelhebber van het Britse expeditieleger aan het Westelijk Front in de jaren 1915-1918 wordt hij door velen gezien als de architect van de uiteindelijke geallieerde overwinning in 1918. Maar desalniettemin zal hij ook verbonden blijven met de bloedige veldslagen aan de Somme in 1916 en bij Ieper in 1917. Waar hij maar niet van ophouden wist om zijn leger te laten proberen door de sterke Duitse verdediging te breken. Refererend aan de Engels-Schotse conflicten van weleer is de nu veelgehoorde nationalistische uitspraak: “Haig, the greatest Scots general – he killed the most Englishmen”, begrijpelijk. Ook met evenveel recht worden gezegd dat hij als Lowlander de meeste Highlanders heeft gedood. In de vitrine hangt nu zijn bronzen dodenmasker en zijn uniform. De bijgevoegde tekst probeert een balans te vinden tussen de verering van hem als de overwinnaar en zijn manier van oorlog voeren die tot grote verliezen heeft gegeven. Zijn ruiterstandbeeld staat op de Esplanade.
Het Britse leger is in de jaren na de Eerste Wereldoorlog flink uitgedund. Vier Schotse divisies werden opgeheven om kort voor de Tweede Wereldoorlog weer te worden heropgericht. Opnieuw werden honderdduizenden Schotse mannen en jongens onder de wapenen geroepenen. Waarvan weer velen het leven lieten. In 1940 komt het ‘British Expeditionary Force’ vast te zitten op het strand bij Duinkerken. Waaronder ‘The Highland Division’. Duizenden ervan worden geëvacueerd. Maar ook worden duizenden gedood of gevangen genomen. In die jaren vormt Schotland het ideale terrein voor oorlogsvoorbereidingen. De Highlands liggen afgelegen, kent weinig bevolking maar wel vele bossen en Lochs. In het gebied rondom Speanbridge en Achnacarry, ten Noorden van Fort William, worden commando’s getraind. Dé geboorteplaats van het Nederlandse Korps Commandotroepen. Daarnaast wordt op Loch Fyne, rond de plaats Inverary, de landingen voor D-Day beoefend. Het was bovendien piper William ‘Bill’ Millin van Lord Lovats Commando’s die op D-day beroemd werd door al spelend aan land te gaan bij landingsstrand Sword in Normandië. Zijn naam en zijn rol bij de geallieerde landingen werd wereldwijd bekend door de film The Longest Day (1962): de doedelzakspeler in zijn kilt die onverstoorbaar over het strand heen en weer marcheerde onder het spelen van vertrouwde Schotse deunen als Hieland Laddie en The Road to the Isles. Pas op de vierde dag na de landing werd niet hij maar zijn doedelzak getroffen door granaatscherven. Het instrument is nu te zien in het National War Museum. ‘Piper Bill’ overleed op 17 augustus 2010.
Voor meer informatie over ‘Piper Bill’ kijk hier
Uiteindelijk verdween toch ook de kilt of Schotse tartan van het slagveld. Het dragen ervan door de Highland regimenten is nu beperkt tot ceremoniële aangelegenheden. De Lowland regimenten dragen de ‘trew’, een tartan broek. Drum- en doedelzakspelers hebben uiteindelijk in al de Schotse regimenten een grote rol gespeeld.
Dit oorlogsinstrument is een belangrijk deel van de Schotse militaire traditie. Het geeft ze een gevoel van nationale identiteit binnen het Britse leger. Niet alleen zorgden doedelzakspelers, door de Schotten ‘pipers’ genaamd, voor de communicatie op het slagveld, ze waren ook het visitekaartje van het regiment. Schotse regimentsbands zien er dan ook fantastisch uit. De drums zijn rijkelijk versierd met afbeeldingen (emblazoning genoemd) van het regiment en de veldslagen waar ze hebben gevochten en een overwinning (battle honours genoemd) hebben behaald. De drums behoren tot een belangrijk onderdeel van een regiment. Net als het vaandel, de zogenaamde ‘Colours’.
De piper ging primair op het slagveld de mannen voor om ze de strijd in te spelen aan de hand van ‘Pibroch-muziek’, de ultieme vorm van doedelzakmuziek. Het doordringende snerpende geluid boezemde menig vijand angst in. Ze stonden bekend als de ‘Crying Ladies From Hell’. Daarentegen, was het een verdomd gevaarlijk baantje. In de Eerste Wereldoorlog alleen al sneuvelden zo’n duizend pipers. Beroemd zijn de verhalen van hen die op het slagveld ondanks zware verwondingen door bleven spelen. Diverse pipers die hiervoor de hoogste Britse militaire dapperheidsonderscheiding kregen, het ‘Victoria Cross’. In de meeste gevallen postuum.
In Longueval in Frankrijk is voor al die omgekomen pipers het ‘Pipers Memorial’ opgericht. De emblemen van de regimenten van de gesneuvelde zijn aangebracht op de stenen muur rondom het beeld.
De naoorlogse economische en politieke verminderende Engelse invloed in de wereld kregen hun weerslag op de wereldwijde rol van de Britse krijgsmacht. Dus ook op de Schotse regimenten. Met een permanente aanwezigheid ten oosten van Suez effectief terugbracht tot Hongkong (tot 1997) en Brunei, heroriënteerde de Britse krijgsmacht zich op de verantwoordelijkheden toegewezen aan de diensten tijdens de Koude Oorlog. In de zeventiger jaren waren de relatief kleine conflicten in Noord-Ierland en Oman de primaire operationele bezigheden van de Britse krijgsmacht. Daarnaast dook een onverklaarde oorlog met Indonesië omtrent Borneo op. Ook de aanhoudende onvrede onder de bevolking in het afnemende aantal Britse koloniën vereisten vaak militaire bijstand. Ook daar werden Schotten bij ingezet. Want in tijden van grote internationale oorlogen trokken de Schotten immers altijd samen met de Engelsen op tegen de vijand. Bij de Falklandoorlog ging er bijvoorbeeld een behoorlijke pro-Britse golf door Schotland. Maar dan vooral één van ‘we gaan die stomme Argentijnse koeienslachters eens mores leren’. Daarentegen hebben Schotse regimenten tijdens beide Golfoorlogen in Irak en de rotaties erna, nu tijdens ISAF operaties in Afghanistan gewoon onder de eigen Schotse vlag geopereerd.
Om het ‘vredesdividend’ te incasseren zijn er na het einde van de Koude Oorlog grote hervormingen geweest binnen de Britse krijgsmacht. De beslissing om 40 reguliere infanteriebataljons tot 36 bataljons te reduceren én het samenvoegen van regimenten waren controversieel, met name in Schotland.
Desondanks werd begin 2006 besloten om de zes nog bestaande reguliere Schotse infanterieregimenten (bataljons) onder te brengen in ‘The Royal Regiment of Scotland’. Daarvoor werden eerst ‘The Royal Scots’ en ‘The King’s Own Scottish Borderers’ samengevoegd tot een nieuw regiment. Ze leven nu voort in ‘The Royal Regiment of Scotland’ als deel van het eerste bataljon, onder de naam ‘The Royal Scots Borderers’. ‘The Royal Highland Fusiliers’ vormt het tweede bataljon; ‘The Black Watch’ het derde; ‘The Highlanders’ het vierde en ‘The Argyll en Sutherland Highlanders’ het vijfde bataljon. De twee Schotse territoriale bataljons, het ‘51st Highland’ en ‘52nd Lowland’, vormen het zesde en zevende bataljon van het nieuwste Schotse infanterieregiment.
Het kruis van Sint-Andreas en de leeuw van de Royal Standard van Schotland, twee prominente nationale symbolen, vormen het nieuwe regimentsembleem. Het motto ‘Nemo Me Impune Lacessit’ (No One Assails Me With Impunity)’, ofwel ‘Niemand besluipt mij onopgemerkt’ is identiek aan het motto van de uit de 17e eeuw daterende Orde van de Distel. Nog altijd de hoogste onderscheiding van Schotland en de tegenhanger van de Engelse Orde van de Kousenband.
‘The Royal Regiment of Scotland’ koestert daarnaast trots de nalatenschap en alle tradities van al de Schotse infanterieregimenten die oorspronkelijk zijn opgericht.
Voor uitgebreide informatie (in het Engels) betreffende de geschiedenis van de Schotse regimenten in Britse krijgsdienst kijk hier
2 Comments
Marcel
20 augustus 2010 at 09:35Zoals gewoonlijk weer een degelijk en onderbouwd artikel op jullie site, waarin ook nog eens handig het verhaal van piper William ‘Bill’ Millin in wordt geweven.
Keep up the good work!
Voor meer achtergrondinformatie bij het overlijden van ‘Bill Millin’, “The Mad Piper”, neem een kijkje op m’n website!
Gtz,
Marcel
mautje
19 augustus 2011 at 23:07Ben schots, mooi stukje. taph a leigh! (dank jewel) mooie site btw. goede info en mooie foto’s.
greetz
een ex lumbl(95-9)