De dagen dat we het verstedelijkt gebied kunnen mijden, zijn voorbij. Een toekomstige tegenstander zal zijn optreden initieel of daartoe gedwongen meer concentreren in oorden. Dagelijks wordt dit bewezen in landen als Irak, Afghanistan, Tsjetsjenië, etc. Kortom, het is noodzakelijk dat eenheden van de KL zich (geïntegreerd) bekwamen in deze uiterst complexe strijdwijze, die kortweg te boek staat als OVG.
Ongeveer tweederde van de wereldbevolking zal rond 2020 in steden leven. Irreguliere tegenstanders – in de vorm van losse strijdgroepen met vaak onorthodoxe strijdmethodes – zullen hierdoor steeds meer terugvallen op bedekt en onoverzichtelijk terrein zoals oorden. Ook als het gebied van verantwoordelijkheid groot en leeg is, zoals tijdens de recente SFIR-missie in Al Muthannah, zijn de steden en dorpen de meest waarschijnlijke plaatsen waar confrontaties zullen plaatsvinden. Het biedt deze strijdgroepen naast bescherming een goede uitvalsbasis en kunnen zij er makkelijk opgaan in de massa. Daarom dienen KL eenheden die aan vredeshandhavende en/of –afdwingende operaties deelnemen in staat te zijn in verstedelijkt gebied, in het gehele geweldsspectrum, op te kunnen treden. In moderne oorlogvoering wordt dit ook wel een ‘Three Block Warfare’ genoemd. Simpel gezegd: in één operatie moeten zij in staat zijn om zowel op te treden tegen een reguliere tegenstander, als tegen niet reguliere strijdgroepen (Krijgsheren en dergelijke), als humanitaire hulp verlenen. Een eenheid kan dus in hetzelfde operatiegebied gelijktijdig bezig zijn met het uitvoeren van operaties op drie verschillende niveaus binnen het geweldsspectrum soms slechts fysiek gescheiden door een of meerdere straten. Dit verschijnsel ziet men zowel bij ‘Initial Entry’ operaties als bij ‘Post-conflict’ operaties.
Luitenant-kolonel Johan van Houten, commandant Instructiegroep Optreden Verstedelijkt Gebied (IGOVG) op het Opleidings- en Trainingscentrum Manoeuvre: “Dit doet vermoeden dat OVG een nieuw begrip is. Niets is minder waar. In het verre verleden was de stad namelijk dé hoofdprijs. Veldslagen in open terrein moesten toegang verschaffen tot de steden, die vervolgens werden belegerd, aangevallen en geplunderd. Echter de technologische ontwikkelingen van de vorige eeuw hebben ons de mogelijkheden gegeven om anders op te treden. Met als gevolg dat de KL niets te zoeken had in stadsgevechten. Het credo was: vermijd oorden! Hoewel historisch al onjuist, is dit toch een veel gehoorde mening in de laatste decennia geweest. Op landkaarten werden naderingspijlen getekend om de oorden heen, daar waar in hoog tempo snelle gepantserde middelen voor het gevecht in de diepte met grote schootsvelden kunnen worden ingezet. Precies daar waar een reguliere tegenstander door bewegelijk optreden kan worden uitgemanoeuvreerd. Van dit concept is niets gelogen of achterhaald en blijft het onverminderd van kracht. Echter het soort tegenstander en het terrein (omgeving) veranderd. En juist die twee factors vragen een andere aanpak dan we tot nu toe gewend zijn. De tactieken en middelen moeten daaraan op worden aangepast. De bal ligt nu dus bij ons. Wij zullen mee moeten in de laatste ontwikkelingen en onszelf moeten voorbereiden op het eerstvolgende conflict en niet op het meest recente. Gelukkig hebben we dat ook onderkend en zijn we alweer sinds 2002 bezig om aan te haken op de OVG ontwikkelingen. Alleen op die manier kunnen we een meerwaarde blijven voor onze collegae en het benodigde synergetische effect bereiken. Het is aan ons om dat waar we voor staan toe te passen in een andere omgeving. Dus niet het ‘wat’ veranderd, maar het ‘hoe’. Waar we gewend waren hindernissen met grof geweld te doorbreken en op te ruimen, moeten we nu meer rekening houden met ‘Collateral Damage’ en de aanwezigheid van burgers. De vijandelijke hindernissen zijn veranderd van mijnvelden en tankgrachten in op afstand controleerbare Improvised Explosive Devices (IED) en geïmproviseerde versperringen.”
De rampzalige ervaringen die de Russen elf jaar geleden hebben opgedaan in Grozny heeft het beeld alleen maar versterkt dat het onverstandig is om met tanks en andere gepantserde voertuigen in verstedelijkt gebied op te treden tegen een irreguliere tegenstander. De zogenaamde ‘Malikop’ brigade telde in slechts luttele uren 800 doden en gewonden. Van de 26 T-72 tanks waren er nog zes over, 102 van de initiële 120 BMP infanterie gevechtsvoertuigen en alle zes stuks ZSU-23/4 luchtafweergeschut gingen verloren in de straten van de Tsjetsjeense hoofdstad. Toch hoeft het verstedelijkt gebied niet ‘Out of Bounds’ verklaart te worden voor pantservoertuigen. Tanks hebben in 1950 een belangrijke rol gespeeld bij de verovering door Amerikaanse strijdkrachten van Seoel in Korea of bij de verovering van Hue in Vietnam in 1968. Meer recentelijk in 2004, als deel van de ingezette Amerikaanse ‘Combined Arms’, eisen zwaar gepantserde elementen in de stadsgevechten van de Irakese steden Basra, Sadr City en Fallujah ook een hoofdrol op. Deze en andere voorbeelden tonen aan dat het stadsgevecht het beste door teamvorming van de manoeuvre elementen – een juiste mix van infanterie, pantser en luchtsteun – gevoerd wordt. Van Houten verwoordt het anders: “Een eenheid, infanterie of pantser, die alleen het stadsgevecht aangaat is ernstig in het nadeel en het staat bijna gelijk aan zelfmoord. Alleen met een bundeling van capaciteiten kan de missie uitgevoerd worden met een minimum aan slachtoffers. Neem bijvoorbeeld de operatie van Amerikaanse Rangers in de Somalische hoofdstad Mogadishu. Deze eindigde in een ramp die er uiteindelijk voor zorgde dat de Amerikanen het Afrikaanse land verlieten. De lichte infanterie was, ondanks de luchtsteun van gevechtshelikopters, niet in staat om het stadsgevecht naar haar hand te zetten. Pas na het inzetten van Pakistaanse pantservoertuigen konden de Rangers ontzet worden. Ook de Israëli’s staan voor wat betreft OVG hun mannetje. Volgens veel bronnen worden zij zelfs als de uitvinders van het moderne OVG’n gezien. Denk maar aan de Merkava tank waar de kwetsbare achterkant door middel van een aanwezige ‘sniper’ wordt beveiligd. Verder is hun beste wapen in oorden niet een tank of pantserwagen maar de bulldozer! Een aspect waar we misschien nog wat van kunnen leren.”
Door de combinatie van vuurkracht, incasseringsvermogen, snelheid, voortzettingsvermogen en schokeffect zijn tanks en pantservoertuigen zoals de Leopard 2A6 en het nieuwe infanterie gevechtsvoertuig de CV9035-NL in staat een belangrijke bijdrage aan stadsgevechten te leveren. In de huidige doctrine is de infanterist echter nog steeds de drager van het gevecht in verstedelijkt gebied. Hierdoor trainden in het verleden luchtmobiele eenheden alleen met tanks in de rol als tegenstander. Luitenant-kolonel Piet van der Sar, commandant van 12 Infanteriebataljon Luchtmobiel (Air Assault): “De oefening ‘Urban Indian’ in november 2005 breekt met die trend. In het oefendorp Marnehuizen vechten dan infanterie en genie van de luchtmobiele brigade (op pelotons- en compagniesniveau) in een joint operatie zij aan zij met een peloton Leopard 2A6 tanks van 101 Tankbataljon en AH-64D Apache gevechtshelikopters van 301 Squadron. Een nieuwe uitdaging zo uniek dat ook Z.K.H. Prins Willem-Alexander zich persoonlijk hierover ter plekke uitgebreid liet informeren. Het scenario is wel heel realistisch te noemen, gezien recente ervaringen in Irak. Ook daar traden infanterie en cavalerie gezamenlijk op, vanuit de lucht gedekt door gevechtshelikopters. Zonder hulp van tanks en gevechtshelikopters moet de (lichte) infanterie huis na huis zuiveren voordat ze daadwerkelijk bij het doel zijn. Dit kost veel meer personeel en middelen, levert het teveel tijdverlies op en bovenal kost het een hoop slachtoffers. Daarentegen als wij deze zwaardere middelen voor handen hebt kunnen wij snelheid maken en meteen doorstoten naar geselecteerde punten en daar toeslaan of sleutelposities beveiligen zonder de vijand de kans te geven zich te hergroeperen. Echter een tank omringd met (uitgestegen) infanteristen, beide met een beperkt gezichtsveld en beperkte onderlinge communicatie, optredend in een nabijgevecht vergt veel coördinatie en beheersing tot op het laagste niveau. Daarnaast dienen de gevarenzones van de diverse wapensystemen in combinatie met het uitgestegen personeel constant bewaakt te worden om ‘broedermoord’ te voorkomen. Dit gegeven maakt het vooral zwaar voor de pelotons- en tankcommandanten. Zij moeten constant in nauwe samenwerking de tank en de infanterie zo effectief en veilig mogelijk naast elkaar laten optreden. Onderlinge communicatie is hierbij dus cruciaal. Daarom rijdt de tankcommandant tijdens deze oefening ook boven pantser. Tijdens een echte actie gaat hij onder pantser. Deze wijze van optreden is vanzelfsprekend alleen mogelijk als intensief gezamenlijk wordt getraind en opgetreden.”
De vuurkracht die zowel de tank als de gevechtshelikopter bezitten zijn niet het enige middel dat bij OVG ingezet kan worden. Beide beschikken over uitmuntende dag-, nacht- en warmtebeeldkijkers als waarnemingsmiddelen waardoor de ‘Situational Awareness’ van de commandant op de grond verbetert. Een tankcommandant en –schutter kan ook onder vuur nog steeds goed gebruik maken van zijn waarnemingsmiddelen terwijl de infanterist dekking moet zoeken. Wat hierbij wel in aanmerking komt voor noodzakelijke aanpassingen, is de vergroting van de richtmiddelen van de schutter. Met de huidige richtmiddelen is de vergroting (12 x), dusdanig dat een schutter vaak niet meer ziet dan één baksteen. Een vergroting van 1 x of max. 2 x is dus zeker een must. De gevechtshelikopter kan met zijn totaaloverzicht zowel doelen in de diepte als doelen dichtbij de eigen troepen aangrijpen. Natuurlijk heeft het gebruik van de tank in verstedelijkt gebied niet alleen maar voordelen. Hoe imposant een Leopard 2A6 er ook uitziet, in de kleine ruimte met weinig bewegingsvrijheid is hij behoorlijk kwetsbaar. De huidige A6 versie met de verlengde schietbuis is niet bedoeld voor het OVG, De vorige A5 versie was meer dan voldoende. Die extra verlenging van de schietbuis is eerder lastig dan handig. Van Houten: “Een tank is van huis uit aan de voorzijde en rondom de toren heel goed bepantserd. Echter bij OVG komt de dreiging niet alleen van voren, maar ook van boven (vanuit ramen en vanaf daken), van onderen (vanuit kelders, tunnels en rioleringen) en van achteren. Hij is dus tegelijkertijd aan de achterkant bij de motorcompartiment of bij het loopwerk en van boven erg kwetsbaar voor relatief simpele antitankwapens zoals de RPG-7VR en Molotovcocktails. De tank is er dus niet alleen voor de infanterie, de infanterie is er op hun beurt ook voor de nabijbeveiliging van de tank. De geringe elevatie van de schietbuis is daarnaast ook een beperking van de tank. Deze schietbuis zal trouwens met onze huidige bij de cavalerie aanwezige 120mm munitie meestal ongebruikt blijven. De drukgolf die vrijkomt bij deze munitie kan een verwoestende uitwerking hebben op de huizen in de buurt, laat staan op de infanteristen die zich in de nabijheid of in aangrenzende panden bevinden.”
De Amerikanen gebruiken in Irak momenteel met succes twee nieuwe typen 120mm tankmunitie voor OVG. De eerst is een gemodificeerde ‘Multi-Purpose Anti Tank’ granaat. Deze is ondermeer uitermate geschikt voor het doordringen van beton en het doorbreken van versperringen. Het grote voordeel van deze granaat is dat de vernietigende werking alleen in of op het getroffen object plaatsvindt. Ook de huisleverancier (het Duitse Rheinmetall W&M) van de KL heeft een vergelijkbare modificatie op de voor meerdere doeleinden geschikte munitie ontwikkeld – PELE (Penetrator with Enhanced Lateral Effect) genaamd. De tweede (nieuw ontwikkelde) type granaat veranderd de tank als het ware in een reusachtige jachtgeweer. Deze granaat is met 1100 (van wolfraam vervaardigde) kogeltjes gevuld en is vooral effectief tegen personeel en ongepantserde voertuigen tot op een afstand van ± 700 meter. Voornoemde beperkingen hebben geleidt tot een behoorlijk wensenpakket aan gewenste modificaties om de Leopard 2A6 te optimaliseren voor OVG. Een en ander als add-on pakket, zodat de tank aangepast kan worden naar het soort gevecht dat gevoerd moet worden. Een wensenpakket zoals de TUSK (Tank Urban Survivability Kit) die de Amerikanen voor hun Abrams tank willen is dan denkbaar. Deze kan bestaan uit onder andere een betere bescherming van de flank, achter- en bovenzijde van de tank; bescherming van de lader bij het afvuren van het op de torendak affuit geplaatste 7.62 machinegeweer of de mogelijkheid onder pantser te kunnen vuren; het aanbrengen van granaatwerpers; diversiteit van de te verschieten munitiesoorten en het verbeteren van het zichtveld van de tankbemanning rondom de tank. Er wordt op dit moment al geïnventariseerd aan welke eisen een eventuele nieuwe tank (vanaf 2015/2020) aan moet voldoen en of het mogelijk is de huidige Leopard 2 A6 op het gebied van OVG te moderniseren. Dit gaat in nauwe samenwerking met onder andere TNO en de parate Tankbataljons.
Van Houten: “Naast de nodige modificaties aan de tank is het cruciaal dat we het oude denken over inzet van tanks overboord zetten, en dat wij de tank meer en beter positioneren in het denken over OVG. Ook dient het Opleiding en Training (O&T) beleid met betrekking tot OVG aangepast te worden en zou het wellicht een hogere prioriteit moeten krijgen. Logistieke eenheden worden (nog) niet getraind in het OVG. Juist deze en de overige eenheden zijn kwetsbaar en daardoor eerder een doelwit van irregulier optredende tegenstanders. Elke militair moet dus kunnen overleven op het gevechtsveld in een verstedelijkt operatiegebied, in elk geval in staat zijn zich te verdedigen. In het O&T traject van de individuele militair wordt nu bijna geen aandacht besteed aan OVG. Binnen de IGOVG is hiervoor echter de afgelopen jaren een O&T traject ontworpen waar een logische opbouw en diepgang inzit die iedereen in staat stelt om goed te kunnen acteren in OVG.”
Het OVG zal voortdurend onderhevig zijn aan beperkingen door de aanwezigheid van non-combattanten, de van toepassing zijnde Rules of Engagement en de media. Ook hoog in het geweldspectrum is het gebruik van proportioneel geweld belangrijk zodat steun van de lokale bevolking behouden blijft. “Omdat de (mogelijk) snel wisselende situatie veel vergt van de militairen, zowel fysiek als mentaal, moeten we veel gezamenlijk trainen en bij elkaar in de keuken kijken om te weten hoe we elkaar kunnen versterken,” aldus Van der Sar.
Leave a Reply