De opbouwmissie in Uruzgan kent één heel wezenlijke keerzijde en die luidt: ‘beveiligen’ of in nog duidelijker bewoordingen: ‘knokken’. Battlegroupsoldaten Frank, Flávio en Maikel uit het 3e peloton van de Alpha-compagnie maakten meerdere TICs mee. TIC staat voor ‘Troups in Contact’. De zwaarste die zij meemaakten vond plaats op 6 januari vlakbij de Forward Operation Base Poentjak. Exclusief vertellen zij in acht stappen hun verhaal.
1. Over de start van het gevecht:
Frank: “Poentjak is een patrouillebasis waar op dit moment toch wel de meeste actie plaatsvindt. We hebben daar al meerdere tics meegemaakt. Op die zesde januari waren we met een gewone patrouille per voet bezig richting een dorp ten zuiden van de Baluchi-vallei. Op een gegeven moment volgde een melding dat er mensen met wapens waren gesignaleerd. Die kwam weliswaar van de Afghan National Army (ANA) maar we bleven wel op onze hoede. Even later zagen we de RPG’s en mortieren op nog geen halve kilometer afstand inslaan. Een paar minuten daarna zat de groep die voor ons liep midden in een vuurgevecht. Vanaf dat moment hebben wij onmiddellijk een vuurbasis ingenomen. Op een gegeven moment werd er een mortier afgeschoten op 40 meter achter de Qala waar wij voor stonden. Tegelijkertijd kwam er mondingsvuur achter het muurtje vandaan. Dan weet je hoe laat het is. We waren compleet verrast. Het was midden overdag. Het zonnetje scheen en het was lekker warm. Vanaf het moment dat het vuurgevecht losbarstte ging bij mij alles op de automatische piloot. De kogels vlogen echt letterlijk om onze oren. Dat hoor je niet alleen; je ziet ze ook naast je inslaan.”
2. Over de rol van de groepscommandant:
Frank: “We hebben ook wel ‘ns van onze bijnaam ‘Lucky Dutch’ gehoord. Die uitdrukking irriteert ons niet: dat mogen ze gerust zeggen. Het had namelijk ook anders af kunnen lopen. Ze kwamen heel onverwachts en gelukkig konden wij er goed op reageren. Daarin heeft onze groepscommandant, sergeant Youri, een heel belangrijke rol gespeeld. Hij reageerde heel direct en schakelde meteen over op de juiste ‘drill’. Hij wees ons de perfecte positie aan, luid en duidelijk zonder geouwehoer. Hij is ervaren en weet wat ie doet: daarom weet je dat je hem kunt vertrouwen. Je staat sowieso met iedereen in contact. De groepscommandant rent door het hele terrein, komt bij iedereen langs om te vertellen wat je moet doen. Jullie daar, jullie zus, jullie zo, jij doet die sector. Waar nodig corrigeerde hij. De ‘serge’ gaf ook de coördinaten door + de informatie die hij ontving over de radio. In zo’n crisissituatie komt heel veel op de schouders van de groepscommandant terecht. Hij moet iedereen heel direct aansturen. In feite is hij de belangrijkste persoon tijdens zo’n gevecht.”
Flávio: “Onze groep bestond uit 8 man plus nog twee voorwaartse verkenners (‘Whiskies’), de radioman en een Combat Life Saver die was achtergebleven om bij eventuele gewonden meteen een gewondennest te kunnen inrichten. Het belangrijkste is nog dat je informatie krijgt tijdens het gevecht zelf. Als je niks meekrijgt weet je ook niet waar je aan toe bent en is het veel lastiger knokken.”
3. Over de adrenaline en de emoties:
Frank: “Ik stond achter een muurtje en werd beschoten. De stukken vlogen er uit: op dat moment is er geen ruimte meer voor twijfel; wanneer iemand op mij schiet dan schiet ik terug. Je kwaad maken heeft in zo’n situatie geen zin. Het komt allemaal aan op beheersing.”
Maikel: “Ik heb aan de hele ervaring een goed gevoel overgehouden: we zijn namelijk zonder gewonden teruggekomen en dat is het belangrijkste. Maar je beseft tegelijkertijd dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Ik weet dat ik tegenstanders uitgeschakeld heb. Dat is puur een kwestie van overleven en anderen niet in gevaar brengen. Het is: hij of ik, of mijn collega.” Als je een paar seconden wacht ben je hoogstwaarschijnlijk zelf aan de beurt.”
4. Over de teamgeest:
Flávio: “Iedereen lette enorm goed op elkaar. Alles kwam op dat moment samen. Op een gegeven moment ging Frank door z’n enkel. We zijn blindelings teruggerend om hem overeind te helpen en te ontzetten. Daar denk je verder niet bij na. Het is een automatisme: je maten laat je niet in de steek. Wat me opviel was dat we als groepsleden perfect op elkaar waren ingespeeld.”
Frank: “Natuurlijk was ik blij dat mijn collega’s kwamen teruggerend om me te helpen. Ik zat zwaar in de shit. Ik ben al eens eerder door m’n enkel gegaan hier en uitgerekend tijdens zo’n heikele situatie gebeurt het weer! Je bent helemaal omgehangen en het is niet eenvoudig om overeind te komen.”
Flávio: “Wat opviel was het feit dat alle onderlinge verschillen waren weggevallen. Het was echt één voor allen, allen voor één. Daar heb ik heb een heel goed gevoel aan overgehouden.” Door zo’n tic leer je elkaar een stuk beter kennen: het groepsgevoel groeit. Er was bijvoorbeeld een nieuwe jongen bij de groep gekomen; je vraagt je in eerste instantie af hoe hij in crisissituaties zal reageren. Gelukkig zat dat wel snor. Jongens die er wat langer bij zitten houden sowieso de ‘rookies’ in de gaten. “
5. Over de ontknoping:
Maikel: “Tijdens het afbreken daalde er op 8 meter afstand gewoon een RPG naast ons neer terwijl we op dat moment aan drie zijden afgesloten waren. OMF zat toen heel dichtbij: ik schat op een meter of 40 terwijl we waren maar met vier man waren en zij met misschien wel 40.”
Frank: “Of er back-up kwam? Wij waren de back-up! Voor de groepen die noordwaarts waren getrokken. Toen zij terug kwamen namen, wij door het inrichten een vuurbasis een blocking position in zodat zij zich konden terugtrekken. Eerst werden er Apachegeluiden na gedaan: toen gingen ze helemaal los. Vraag me niet hoe maar we zijn zelf al knokkend uit die hinderlaag gekomen. We moesten zelf naar de voertuigen toe. Zij konden ons niet helpen omdat ze teveel op een hoopje stonden. Het gevecht heeft uiteindelijk toch wel 60 minuten geduurd, van het eerste tot het laatste schot. Uiteindelijk kwamen de échte Apaches en konden wij ons als laatste terugtrekken uit het gebied.”
6. Over de ontlading:
Flávio: “Op ‘Poentjak’ hebben we een materiaalcheck gedaan. Iedereen zat op dat moment in zijn eigen wereldje met zijn eigen verhaal. We werden vervolgens door de leiding helemaal in het plaatje gebracht. Iedereen kon zeggen wat ie wilde. Tijdens die ‘debrief’ kregen we te horen dat we het goed hadden gedaan. Dat is een boost voor je zelfvertrouwen. Natuurlijk zijn er altijd verbeterpuntjes maar het aantal was minimaal.”
Frank: “Ik heb het thuis eerlijk tegen m’n ouders gezegd. Ze staan 100% achter me: ze weten wat voor werk ik doe. Het is allemaal op papier gezet en naar hen gestuurd. Zij zijn trots op wat we hebben gedaan.”
Flávio: “ ’s Nachts schoot ik wakker en zat ik nog steeds vol adrenaline. Ik keek om me heen en zag dat er nog meer wakker waren. Vervolgens begin je met elkaar te praten en loop je de ‘als dit – als dat’s’ na.”
7. Over Lessons Learned en conclusies:
Flávio: “Of we nu extra scherp de poort uit gaan? Ja, de eerste keren zeer zeker. Je wordt je extra bewust van de realiteit zoals die hier is. Je gaat beseffen dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Je denkt nog eens kritisch na over de spullen die je meeneemt, kijkt of alles goed zit.”
Maikel: “Een dag later gingen we weer hetzelfde gebied in en toen was ik toch wel een beetje gespannen. Het schemerde terwijl je weet wat er kan gebeuren. Ze zitten er gewoon nog steeds. Dan ben je extra alert.”
Flávio: “Ik had na die tic flink wat patronen verschoten plus een aantal rookgranaten. De munitie die we mee gekregen hadden was in elk geval op. De volgende keer neem ik zeker meer mee. Je kunt beter wat teveel bij hebben. Als minimischutter ben je toch best belangrijk voor groep: je moet goed dekkingsvuur kunnen geven.”
Maikel: “We hebben meerdere tics meegemaakt maar niet zo heftig als deze. Ik weet nu dat een TIC niet eng is. Eigenlijk vind ik het ook wel prettig om naar Poentjak te gaan. De ene dag loop je wacht, even later draai je mee in de ‘overwatch’. Je bent alleen met je groepje en hebt van niemand last.”
7. Over Afghanen en Afghanen:
Maikel: “Met de Afghan National Army is het prettig samenwerken. Dat is mede te danken aan het feit dat er liaisonofficieren van ons tussen lopen. Dat werkt goed. De leden van de ANA vechten hard en zijn erg gemotiveerd. Het is goed dat we ze er bij hebben. Om meerdere redenen. Als we bijvoorbeeld een huis gaan bezoeken kunnen zij de lokale bevolking aanspreken in haar eigen taal.”
Flávio: “Sommige mensen zien ons nog steeds als Amerikanen. We kunnen alleen door praten duidelijk maken dat we Nederlanders zijn maar dat gaat niet altijd.”
Maikel: “De mensen reageren heel wisselend. In TK is iedereen wel vriendelijk. Maar daarbuiten is het een ander verhaal. Soms staan ze naar je te zwaaien om je even later uit te jouwen. Het ene moment staan ze op het land te werken om ons daarna te beschieten. Als de tic voorbij is leggen ze de wapens weer opzij en gaan ze vrolijk op het land werken. Soms is het wel ‘ns lastig om kalm te blijven. Het werd na die tic nog aangehaald door de leiding: ga je woede niet koelen op de bevolking.”
Frank: “De avond na de tic toen we terug waren gegaan voor ‘House Search’ hadden we duidelijk zicht op OMF: je ziet ze zitten; weet dat ze het zijn maar je kunt niets doen terwijl er sprake is van duidelijke dreiging. Dat is frustrerend.”
8. Over grootspraak en erkenning
Maikel: “Wat me wel eens irriteert zijn mensen die niet de base af komen maar thuis wel met allerlei grote verhalen aan komen zetten. Als het niet waar is, vertel het dan niet! Of je nu de poort uit gaat of hier op de base je taak hebt liggen: het is allebei even belangrijk. Daarvoor zijn we hier. Maar maak je verhaal niet groter dan het is.” Soms is het ook wel eens frustrerend dat anderen voor ons het woord doen terwijl ze niet goed weten waarover ze praten. Ik vind het daarom niet erg om mensen van buitenaf in onze patrouille mee te krijgen. Of dat nu hogere officieren zijn of mensen van de pers: gasten draaien gewoon met onze diensten mee en krijgen een beter inzicht in wat we doen en hoe het plaatje er nu écht uit ziet.”
Leave a Reply