Net als zijn naamgever staat de huidige Leopard 2 A6NL gevechtstank bovenaan de voedselketen. Vooral als het gaat om de hiërarchie in bestrijding van vijandelijke tanks en overige bepantserde voertuigen op afstanden verder dan 2500 meter. Hier zijn echter wel tal van evolutionaire ontwikkelingen aan vooraf gegaan.
Als gevolg van de immer voortschrijdende technische ontwikkelingen van onder andere anti-tank wapens, ballistische bescherming en commandovoering is eind jaren tachtig besloten om het project gevechtswaardeverbetering, in het Duits “Kampfwertsteigerung” (KWS) genaamd, Leopard 2 uit te voeren.
Levensbelang: Deze KWS bestaat uit twee fasen. Ten eerste KWS2 (die in 2001 is afgesloten), dit betreft de verbetering van de ballistische bescherming van de tanks door aanpassing van de bepantsering, het vuurleidingssysteem en de commandovoering die hebben geleid tot de versie Leopard 2 A5NL. De volgende fase (KWS1), voor alle 110 overgebleven paraat ingedeelde tanks, is de vergroting van de vuurkracht. Dit is bereikt door verbetering van de munitie en vervanging van het oude 120mm kanon (L44) door een nieuwe 131 centimeter langere schietbuis (L55). Uit deze combinatie is de huidige A6NL versie geboren. In 2001 zijn 16.300 stuks verbeterde LKE II (DM53) kinetische energiemunitie aangeschaft. Deze munitie wordt gelijkwaardig geacht aan de met “Verarmd Uranium” verrijkte Amerikaanse tankmunitie. Om de nieuwe munitie te kunnen verschieten is de rekenaar van het vuurleidingssysteem op enkele onderdelen hard- en softwarematig aangepast. Zo zijn er ook enkele sensoren bijgekomen dan wel verplaatst om een betere stabilisering en coïncidentie te waarborgen. De maximale effectieve afstand komt, door deze verbeteringen in de KWS1 fase, op ruim 4 km te liggen. Dit is op het slagveld van levensbelang voor de tankers. Immers hoe eerder en ver buiten bereik van je tegenstander doeltreffend kunnen vuren is daarbij essentieel. De beperkende factor voor een zelfs nog grotere effectieve afstand zijn op dit moment de beschikbare waarnemings- en zichtmiddelen op de tank.
Ongeëvenaard: Dat de Leopard 2 A6NL qua prestaties op eenzame hoogte staat, is alom bij vriend en vijand bekend. De tankers binnen de KL hebben momenteel twee verschillende granaat typen tot hun beschikking. Dit zijn de MZ (MehrZweck, DM12) brisant- en de LKE II pantserdoorborende munitie. De MZ is een brisant granaat met een zogeheten holle lading, dit is een koperen kegel die in de kop van de granaat zit. Deze zal zich, na detonatie, binnenste buiten keren en zo een pijlvormig koperen projectiel vormen. Deze MZ granaat wordt hoofdzakelijk geladen wanneer ‘zachte’ doelen, zoals niet zwaar gepantserde voertuigen, gebouwen en veldversterkingen op de korrel worden genomen. De LKE II granaat, ook wel pijlmunitie genoemd, is een doorontwikkeling van de voorheen binnen de KL gebruikte KE pantsergranaatpatroon DM33 A1 en wordt speciaal tegen zwaar gepantserde doelen gebruikt. De granaat bestaat uit een ongeveer 65 centimeter lange en 2,6 centimeter dikke vingestabiliseerde pijl (penetrator) van een zwaarmetalen-wolfraam (WSM IV) legering verpakt in een aluminium losse manchet. Het manchet is ervoor om de pijl met zijn uitstekende vinnen soepel door de schietbuis te leiden. Eenmaal uit de schietbuis valt het manchet eraf en schiet de pijl met zo een 1750 meter per seconde richting doel. Door zijn gewicht (massa), hardheid en supersonische snelheid (kinetische energie) slaat hij door elk denkbaar pantser, dat momenteel op de markt is, van elke tank heen. De inslag van deze LKE II pijl veroorzaakt een immense hitte. Het samengeperste titaanpoeder, dat achterin de vinnen zit geschroefd, zal in een flitsexplosie of vuurexplosie uiteenvallen. Binnen in het voertuig is het dan een stortbad van smeltend staal (‘after the plate’-effect) waardoor brandstof en munitie voorraden spontaan tot ontbranding komen. Deze granaten zijn self consuming, dat wil zeggen dat tijdens het afvuren de huls wordt verbrand. Wat rest is de hulsbodem en heb je bijna geen afval. Beide granaat typen zijn ontwikkeld en worden geproduceerd door in het Duitse Unterlüss gezetelde Rheinmetall Waffe & Munition.
Karakteristieken: Vooral dankzij de nieuw aangeschafte pantserdoorborende granaten is het zogenoemde doorslagvermogen ongeëvenaard. Nochtans om het naadje van de kous te weten te komen over de karakteristieken van deze nieuwe oorlogsmunitie is extra onderzoek onmisbaar. Zo is begin 2003 op het WTD91 in het Duitse Meppen de werkgroep Beproevingen binnen het projectteam KWS1 bezig met het begeleiden van het inschieten van de Nederlandse Leopard 2 A6. Onder het inschieten wordt verstaan het systeemfoutwaarden schieten LKE II (DM53) en het temperatuurband schieten. Het 101 Tankbataljon stelt hiervoor tanks ter beschikking. Parallel aan het Eenheids Systeemfoutwaarden (ESF) schieten in Meppen vinden er nog 2 beproevingen plaats. De eerste 14 tanks van Nederland en Duitsland zullen schieten met andere kruittemperaturen. Daarmee kan een eventuele afhankelijkheid tussen kruittemperatuur en trefferbeeld aangetoond worden. Deze beproeving zal alleen met LKE II uitgevoerd worden en aansluitend aan het systeemfoutwaarden schieten worden afgevuurd. Elke tank schiet telkens één schot met één patroon met de volgende temperaturen -15º, 0º, +10º, +35º en +50º. De invoerwaarden zijn gelijk aan die bij het systeemfoutwaarden schieten. De Vo is bij 21º 1740 m/s en loopt op tot ± 1820 m/s bij 50º. De ESF wordt aansluitend berekend uit de schietresultaten van 56 tanks (28x NL en 28x D).
Primeur: Het 42 Tankbataljon ‘Regiment Huzaren Prins van Oranje’ heeft afgelopen november de primeur op Nederlandse bodem. Het is namelijk de eerste parate eenheid dat 23 van haar Leopard 2 A6NL gevechtstanks, om operationele redenen, heeft ingeschoten op de nieuwe oorlogsmunitie van het munitiesoort LKE II (DM53). Plaats van handeling is de ‘Hojelbaan’ op het Artillerie Schietkamp in Oldebroek. Dit alles staat onder de strakke regie van het LBBKL Munitiebedrijf, ABWM (Afdeling Beproevingen Wapensystemen en Munitie), Sectie Groot Kaliber in ’t Harde. “In het kader van mogelijke NRF opdrachten dient 42 Tankbataljon te beschikken over zogenaamde Individuele Systeemfoutwaarden (ISF) LKE II”, vertelt wachtmeester der eerste klasse Jos Jansen, hoofd schietinstructeur Leopard 2 A6 van het bataljon. “De reden dat we de ISF zijn gaan bepalen, is dat dit volgens ons nauwkeuriger is dan gebruik maken van de ESF die in 2003 in Meppen is bepaald. Daarvoor dient van iedere NRF tank de ISF te worden bepaald voor de LKE II. Dit type oorlogsmunitie wordt slechts voor zeer bijzondere situaties vrijgegeven. Redenen hiervoor zijn dat het slechts in beperkte mate beschikbaar is en de grote schietbuis slijtage bij gebruik ervan. Een ISF bepaal je in principe vlak voor het daadwerkelijk inzetten van onze tanks. Dit is nodig omdat de systeemfoutwaarden van de kinetische oefengranaten, de KE-üb (DM38 A4), niet bruikbaar is voor de LKE II. De KE-üb heeft namelijk de eigenschap dat deze na 2000 meter ballistisch onstabiel wordt. Dit komt omdat achter op de pijl een luchtremmer zit om het projectiel na een bepaalde afstand uit de lucht te laten vallen. Hierdoor ontstaan andere ballistische waarden. De MZ en de MZ-üb (DM18 A2) hebben daarentegen wel dezelfde ballistische waarden. Derhalve bepalen we alleen maar van de MZ-üb de systeemfoutwaarden. Dit is uiteraard een stuk kosten besparing, maar ook omdat de MZ niet in te schieten is op een inschietdoek. De MZ komt tot ontploffing zodra hij het doek raakt! Dit hebben wij van 42 Tankbataljon zelf ondervonden, toen wij vorig jaar met de DM12 onze Leopards gingen inschieten. Deze MZ moest verschoten worden, omdat deze te oud werd. Een ander belangrijk oogmerk bij het inschieten is inzicht te krijgen in mogelijke afwijkingen van het richt- en vuurleidingssysteem van iedere individuele tank. Daarvoor wordt eerst de schietbuis van de tank uiterst nauwkeurig uitgericht met behulp van een justeerinrichting. Hierna krijgt iedere tank vlak voor het inschieten vijf granaten – allen met exact dezelfde temperatuur – aangeleverd. Waarna deze in een korte tijdspanne worden afgevuurd op een schijf die vijfhonderd meter verderop staat. Hierbij verlaat de pijl met een vurige knal van 160 decibel de schietbuis. Met behulp van Ultrasnelle “High-Speed” camera’s wordt deze pijl, net nadat hij de buis heeft verlaten, op de gevoelige plaat gezet. Daarop wordt bekeken of de losse manchetten wel op tijd loskomen.” Nadat alle verkregen gegevens in iedere tank zijn logboek ingevuld worden deze vervolgens de ballistische rekenaar ingeklopt.
Toekomst: Vanaf 2007 zal een “opgewaardeerde DM53”, de DM63, op de markt komen. Door een nieuwe voortdrijvende lading (Nitrochemie SCDB) wordt een stabielere druk onder verschillende temperaturen verkregen. Dus blijft de ontbranding over het gehele temperatuurbereik nagenoeg gelijk. Hierdoor is het mogelijk de ontwikkeling van de gasdruk, bij het afgaan van het schot, beter te controleren, zonder dat dit ten koste gaat van de trefnauwkeurigheid of het doordringingsvermogen. De DM63 of de voortdrijvende lading ervan biedt mogelijk ook uitkomst voor de Leopard 2 A6NL bij inzet in plaatsen met extreem hoge temperaturen, zoals bijvoorbeeld de woestijn.
Enigste smet op de staat van dienst van de Leopard gevechtstank is dat hij niet “Combat Proven” is. Echter, als de tankers van 42 Tankbataljon ook deze primeur op hun palmares mogen bijschrijven. Dan kunnen ze met een gerust hart vertrouwen op de superioriteit van het krachtige nieuwe kanon met de LKE II. Dit is een ingeschoten combinatie die iedere gepantserde dreiging tot stilstand zal weten te brengen.
1 Comment
Kees H. te H.
15 februari 2023 at 17:38Nederland levert 20.000 granaten voor de Leo-2. Hoeveel kost dit?