Kandahar, Afghanistan – Sinds 1 november 2006 leidt Nederland het Regional Command South (RC-S), van de door de NAVO geleide ISAF (International Security Assistance Force)-missie, in het zuidelijk deel van Afghanistan. Op die dag nam generaal-majoor Ton van Loon de fakkel, voor zes maanden, over van de Canadese brigade-generaal David Fraser. Het is voor het eerst sinds de Slag in de Javazee, in februari 1942, dat een Nederlands officier zo’n groot commando krijgt in oorlogsomstandigheden. Leo van Westerhoven had een ontmoeting met generaal Van Loon in zijn hoofdkwartier op de internationale basis Kandahar, dat in het centrum ligt van deze meest gevaarlijke regio van Afghanistan.
Wie de doortastende en inspirerende generaal kent, verwacht veel van zijn commando. Waar hij is, komen dingen in beweging. Als bevelhebber van RC-S leidt Van Loon de internationale troepenmacht in Zuid-Afghanistan dat de provincies Urguzgan, Kandahar, Helmand, Nimroz, Day Kundi en Zabul omvat. Een gebied waar opstandelingen en volgelingen van de radicale Taliban zich gewelddadig roeren. In deze zes provincies bevinden zich momenteel zo’n twaalfduizend militairen uit onder meer Nederland, Australië, de Verenigde Arabische Emiraten, Canada, Estland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Roemenië en Denemarken.
Van Loon verwoordt zijn nieuwe verantwoordelijkheden direct als uitdagend. “Al vanaf mijn eerste bezoek, eerder dit jaar aan de Deployment Task Force, dat de komst voorbereidde van de Nederlands/Australische ‘1 (NLD/AUS) Task Force Uruzgan (TFU)’, wist ik dat deze opdracht geen gemakkelijke zou worden. Ik heb nadien enkele verwachtingen die ik van te voren had enigszins moeten aanpassen. Onder andere door het offensief dat door de Taliban in augustus en september – in de provincies Kandahar en Helmand – werd ingezet. Dit heeft geleid tot meer instabiliteit en geweld in deze regio dan ik van tevoren ingeschat had. Dit offensief is achteraf een foute inschatting gebleken van de Taliban. Met de komst van de NAVO dachten zij blijkbaar dat wij de keiharde strijd zouden mijden. Door zich in te graven en het klassieke (symmetrische) verdedigende gevecht met ons aan te gaan, maakten zij een dramatische vergissing. Gedurende operatie Medusa waren zij, dankzij ons militair en technologisch overwicht, geen partij voor ons. Hierdoor leden zij uiteindelijk een gevoelige nederlaag. Daarbovenop hebben wij iedereen hiermee duidelijk gemaakt dat het de NAVO menens is en dat er niet met ons valt te sollen. Daarbij komt dit signaal ook duidelijk over richting de bevolking in de zes provincies. Want willen wij uiteindelijk doeltreffend zijn, dan moeten wij de ‘Hearts and Minds’ van deze mensen zien te winnen. Bijvoorbeeld via concrete hulpprojecten zoals: het ondersteunen van hulporganisaties, al dan niet gouvernementeel, op het nationale en internationale vlak en uiteraard daadwerkelijk projecten uitvoeren.
Recentelijk is besloten om het budget dat de Nederlandse TFU direct beschikbaar heeft voor ontwikkelingsprojecten te verdubbelen van € 500.000 naar € 1.000.000. Dit geld betreft slechts een deel van het totale bedrag dat Nederland beschikbaar stelt voor de wederopbouw van Afghanistan. Op dit moment zijn er door de Nederlanders ruim 150 projecten van klein naar groot gestart of staan op het punt te beginnen. Gouverneur Munib heeft onder meer door vervanging van diverse bestuurders en intensief contact met lokale stammen zijn positie verstevigd. Hij besteedt veel aandacht aan het opzetten en versterken van lokale overheidsinstanties en van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie. De laatste weken hebben zich, in vergelijking met de overige zuidelijke provincies, weinig gevechtscontacten voorgedaan, ondanks de aanzienlijke aantallen Taliban die zich ophouden in de provincie. In de context van Uruzgan zijn dit belangrijke en betekenisvolle stappen, hoewel vanuit Nederlands perspectief nog een lange weg te gaan is.”
Over het karakter van de ISAF-missie in zuid-Afghanistan is Van Loon kristalhelder: het is tegelijkertijd het verwezenlijken van wederopbouw én ontwikkeling én veiligheid. “Bij het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor wederopbouw,” vertelt hij, “is het creëren van veiligheid onlosmakelijk verbonden. In het laatste geval kan het zijn dat je er voor zal moeten vechten, daar is geen ontkomen aan. De tijd en plaats van vechten zul je daarbij echter, afhankelijk van de situatie, uiterst secuur moeten bepalen. Bovendien is deze missie nooit als vredesmissie bedoeld geweest, maar als offensieve stabilisatiemacht. Wederopbouw kun je dus niet los kunt zien van veiligheid – maar andersom ook niet. Na de recente militaire nederlaag van de Taliban zien we, verspreid over het gehele zuiden, dat ze terugvallen op een meer onorthodoxe (asymmetrische) strijdwijze. Daarbij voeren al dan niet geïmporteerde opstandelingen – in groepen van wisselende samenstelling – verassingsacties uit. Hierbij zijn ze instaat zich heel snel door het gebied te verplaatsen, toe te slaan en om vervolgens ook weer heel makkelijk onder de bevolking op te gaan. Niet alleen vindt er import van strijders plaats, er duiken ook methodes en materialen op die eerder niet of nauwelijks in Afghanistan waren gezien. Zoals bijvoorbeeld IED’s (Improvised Explosive Devices), oftewel ‘geïmproviseerde bermbommen’ zoals ze vooral eerder in Irak zijn waargenomen. Deze bermbommen vormen samen met zelfmoordacties nu de grootste bedreiging in het gebied. Vooral dat laatste is uiterst ‘on-Afghaans’ en past totaal niet bij de culturele tradities van dit trotse volk – de Pashtun. Een volk dat overigens uit ongeveer 150 verschillende stammen en substammen bestaat met evenzoveel complexe eeuwenoude stammen tradities, culturele sociale- en machtsstructuren. Het is dan ook bijzonder moeilijk om deze te doorgronden en om uit te vinden welke mensen, waar, wanneer en in welke situatie je moet aanspreken om de juiste aandacht te krijgen. Bovendien spelen onderlinge stammentwisten ook een rol van betekenis in dit conflict. De Taliban weet stammen – door deze tribale onenigheid – slim te manipuleren en tegen elkaar uit te spelen. Iets wat onderschat is.
Om dit te ondervangen heb ik in mijn staf antropologen en culturele adviseurs opgenomen. Daarnaast kan ik iedereen aanbevelen om het boek ‘The Punishment of Virtue inside Afghanistan after the Taliban’ te lezen. Het heeft mij in ieder geval een heel ander beeld van de wereld gegeven. Ook zal er een ‘intelligence fusion cell’ binnen de staf worden geformeerd. Om dit informatiecentrum te voeden worden alle beschikbare middelen ingezet zoals: speciale eenheden / verkenners op de grond, satelliet- en radioverkeer, luchtfoto’s en plaatselijke informatiebronnen. Alle informatie, ook die voorheen de Britten en Amerikanen alleen onderling uitwisselden, komt hier voor alle bondgenoten indien nodig beschikbaar. Het combineren van zoveel mogelijk inlichtingen, levert de beste voorbereiding op voor dit soort operaties.”
Bij bondgenoten hoor je in de wandelgangen, als het over de Nederlanders gaat, de uitdrukking ‘Lucky Dutch’. En dat klopt ook wel, zegt Van Loon. “Wij hebben als Nederlanders het geluk gehad dat wij in Uruzgan op een iets rustigere manier hebben kunnen beginnen dan de Britten en Canadezen in de provincies Helmand en Kandahar. Zij arriveerden direct in een wespennest van geweld waar gelijk hevig gevochten moest worden. Hierbij zijn spijtig genoeg tientallen militairen gesneuveld. Daarbij opereren de Nederlanders in Uruzgan vanuit twee kampementen in tegenstelling tot de Britten en Canadezen die meer verspreid zitten. Van hieruit trekken de Nederlanders de nabije omgeving in. De drijfveer hierbij is het inrichten van veilige zones voor ontwikkelingsprojecten. Om vervolgens hun reikwijdte, als een inktvlek, te vergroten. Dan daarbij is ‘Lucky’ een uitdrukking waar ik graag voor wil gaan – voor ons allemaal.” Anderzijds circuleert de veronderstelling bij enkele coalitiepartners dat de Nederlanders bewust geen risico’s nemen. En daardoor weigeren te vechten. Deze veronderstelling bestrijdt Van Loon echter met klem. “Die veronderstelling strookt niet met de werkelijkheid. Enerzijds voorzichtig zijn is altijd verstandig. Anderzijds zijn de Nederlanders net zo fanatiek en gevechtsbereid als al de andere bondgenoten. Iets anders beweren doet absoluut geen recht aan de inzet en aanpak van de Nederlandse militairen.”
De Taliban ronselt niet alleen onder Afghanen met ideologische verhalen over de jihad (de heilige oorlog) en het martelaarschap. “Kijk, je hebt aan de ene kant de harde kern van de Taliban, die niet zal rusten voordat de meest extreme vorm van de Sharia-wetgeving hier weer heerst,” zegt Van Loon. “Naast de geïmporteerde strijders heb je ook een deel van de huidige jongere Afghaanse generatie dat zich voor een som geld laat overhalen om voor ze te vechten. Deze jongeren behoren tot een generatie die alleen maar oorlog heeft gekend en elk perspectief op een betere toekomst heeft verloren. Daarnaast speelt angst een grote factor. De Taliban zet de bevolking, door terreur uit te oefenen, onder druk. De Taliban is echter maar een gedeelte van het probleem. Negentig procent van de Afghaanse bevolking is ongeletterd en zeker zestig procent vecht dagelijks om te overleven. Hierdoor vormen ze een gemakkelijk prooi voor radicale Mullahs (geestelijk leiders) met misleidende verhalen en een stapel dollars. De financiering hiervan gebeurt, naast andere geldstromen, grotendeels met drugsgelden. Ik ben echter van mening dat het niets uithaalt om de drugsoogst in het zuiden, volledig aan te pakken. Dit zou vermoedelijk de prijs opdrijven, omdat er grote drugsvoorraden zijn. Dat brengt de Taliban dus alleen meer geld in het laatje.
Daarom moeten we de mensen eerst zien te overtuigen dat hun toekomst ligt bij de wederopbouw. Vooral de jongere generatie moeten wij ervan zien te overtuigen dat als ze de wapens opnemen tegen ISAF, ze een grote kans loopt dit niet te overleven. Bijvoorbeeld door ze een vakopleiding te laten volgen, met uitzicht op beter betaalde werkzaamheden. Maar ook via de stamhoofden, Maliks (dorpsoudsten) en gematigde Mullahs (die de niet-radicale islam onderwijzen), moeten we die uitzichtloosheid aantonen en ze weer een toekomst perspectief bieden. Het is daarom niet verstandig de mensen hun bron van inkomsten af te pakken zonder ze een alternatief aan te bieden. Antidrugs acties moeten daarom mijn inziens gekoppeld worden aan het scheppen van ontwikkelingszones. Op deze manier moeten we de Afghaanse economie uit het slop zien te trekken. We moeten de boeren daarbij niet alleen beter zaaigoed verstrekken en irrigatiekanalen aanleggen. We moeten ook instaan voor de werking ervan. Vervolgens moeten zij veilig met hun oogst naar de markt kunnen gaan. De vrachtwagens, die vroeger volgeladen met granaatappels richting Pakistan reden, mogen hierbij onderweg niet ten prooi vallen aan opstandelingen of corrumperende elementen van de Afghaanse samenleving. Hiervoor moet het vertrouwen in het centrale gezag hersteld worden.”
Het centrale gezag uit Kabul is, in het arme en achtergestelde zuiden van Afghanistan, tekort geschoten in het versterken van de rechtsstaat, de training van het leger en de politie en de strijd tegen corruptie.
Voor wat betreft de provincie Uruzgan, in oppervlakte ongeveer driekwart van Nederland, heeft de Afghaanse regering toegezegd haar eerder gedane belofte na te komen. Het zal meer eigen militairen gaan inzetten. Nu zijn het er nog maar 220, terwijl er eerder 1200 waren toegezegd. De Afghaanse minister van Defensie, Abdul Rahim Wardak, heeft hierop gezegd dat hij op korte termijn eventueel 750 militairen hiervoor bij elkaar kan schrapen. Momenteel draait de militaire school in Kabul, onder leiding van de Amerikanen, op volle toeren. Ook het tekort aan Afghaanse politiemensen in dezelfde provincie is nijpend. Het is eigenlijk zo dat deze tekortkomingen een extra belasting op met name de beveiligings- en patrouillecapaciteit van de Nederlandse TFU brengen om de veiligheid in het gebied te vergroten. Dat maakte, samen met de wenselijkheid van meer bewegingsvrijheid voor de Provincial Reconstruction Team, een recente uitbreiding met 130 militairen noodzakelijk. De Afghaanse regering heeft besloten een uitbreiding van de politiecapaciteit in Afghanistan te bewerkstelligen door lokaal mensen te werven en trainen. Wat betreft deze Afghan National Auxiliary Police (ANAP) wordt voor heel Afghanistan meer dan 11.000 agenten gerukruteerd. 1001 man darvan zijn bestemd voor Uruzgan. Deze laatste groep wordt opgeleid door Nederlandse en Amerikaanse instructeurs. Voor de opleiding, training en monitoring van de Afghaanse veiligheidstroepen zijn ook extra militaire instructeurs ingezet.
Deze militairen en hulppolitiemannen moeten wel de kans krijgen zich gedegen voor te bereiden om de veiligheidstaak van ons over te nemen. Dat kan niet in vier maanden tijd. Wanneer Nederland na slechts vier maanden opleiding militairen voor zo’n gevaarlijke taak wegsturen dan is Leiden in last. Ook moeten we ervoor zorgen dat een gedegen verlofregeling en krijgstuchtsysteem ingevoerd wordt. Nu verdwijnen er nog teveel Afghaanse militairen om geld naar huis te gaan brengen. Deze blijven dan vaak maanden lang uit beeld. In dat opzicht heeft het Afghaanse leger en politie nog een lange weg te gaan. Ik geloof hierbij in een stap voor stap benadering in de vorm drie stappen vooruit, twee stappen achteruit. Want ook tijdelijke tegenslagen horen erbij.” De Nederlandse operatie in Uruzgan is niet alleen complex in operationele zin, ook de logistieke ondersteuning eist meer capaciteit dan voorzien. Vandaar de wenselijkheid van uitbreiding. Daarnaast is door de zware terreinomstandigheden sprake van extra slijtage van de voertuigen en is ook een toename van onderhoudscapaciteit noodzakelijk.
“Ik geloof absoluut dat er vooruitgang is,” zegt Van Loon. “Ook al wordt er soms hard gevochten, de inspanning is gaande en hebben we zeker stappen vooruit gezet. Het vertrouwen van de bevolking in de wederopbouw zien we echt toenemen.” Toch wil Van Loon geen deadline stellen voor het slagen van de wederopbouw. “In oorlogssituaties heb je niet een soort scorelijstje met objectieve criteria. Als je infrastructuur zoals: wegen kunt aanleggen, de elektriciteit herstellen, schoon (drink)watervoorzieningen aanleggen, nieuwe scholen kunt bouwen en vooral het onderwijs kunt veiligstellen – dan kun je een indrukwekkende ommekeer bewerkstelligen. Maar of dat één, twee of drie jaar gaat duren – dat is in een land als Afghanistan niet te zeggen. Maar als over zes maanden de situatie in het gebied: beter, rustiger en veiliger is, als toen ik het bevel op me nam,” zegt Van Loon. “Dan geef ik het stokje met een goed gevoel door aan mijn Britse opvolger.”
Leave a Reply