Sinds 1 november 2008 zwaait de Nederlandse generaal-majoor Mart de Kruif de scepter over alle troepen – van de door de NAVO geleide stabilisatiemacht International Security Assistance Force (ISAF) – in de zes zuidelijkste provincies van Afghanistan. Op die dag nam De Kruif voor een jaar lang de fakkel over van de Canadese tweesterrengeneraal Marc Lessard als commandant van Regional Command (South) (RC(S)). Dit alles in een voor de ontwikkeling van Afghanistan heel belangrijke periode. Ondanks het extreem hoge operationele tempo, maakt hij speciaal voor mij toch ruim wat tijd vrij.
Tot 1 november 2009 bepaalt Generaal-majoor Mart de Kruif, samen met zijn multinationale staf, het militaire beleid in zes provincies in centraal- en zuid-Afghanistan. Een gebied dat vijf keer groter is dan Nederland en waar volgelingen van de radicale islamitische Taliban en andere opstandelingen zich uiterst gewelddadig roeren. Naast Uruzgan vallen daar ook de provincies Daikundi, Helmand, Kandahar, Nimruz en Zabul onder. In Daikundi (ten noorden van Uruzgan) en Nimruz (aan de grens met Iran) is tot nu toe geen permanente aanwezigheid van ISAF-troepen.
Het is overigens niet voor de eerste keer dat een Nederlandse generaal zo’n groot commando krijgt in, zeg maar gerust, oorlogsomstandigheden. Twee jaar eerder in 2006 ging namelijk generaal-majoor Ton van Loon hem, ook als commandant RC(S), voor. Toen nam hij, inderdaad… ook op de eerste dag in november, het stokje over van brigadegeneraal David Fraser, en raad eens?… inderdaad, ook David Fraser is een Canadese generaal. En als je het dan misschien toch over toevalligheden zou kunnen hebben: Ton van Loon is net als Mart de Kruif, voordat hij het commando over RC(S) in Afghanistan op zich nam, ook eerst in Nederland commandant van 43 Gemechaniseerde brigade (Mechbrig) geweest. Maar vanaf hier houden eventuele verdere vergelijkingen toch wel ver op. Daarvoor is er in de tussentijd – in één van de meest gevaarlijke regio’s van Afghanistan te veel veranderd. Kortom, het is een loodzware functie die een inzet vergt van zeven lange dagen per week.
Wie en wat voor persoonlijkheid is generaal-majoor Mart de Kruif nu eigenlijk? Dit vroeg ik me als eerste af, Voordat ik hem echter die vraag ging stellen, Googelde ik eerst zijn naam op het internet. Er kwamen vervolgens de volgende karaktereigenschappen prominent boven aan het lijstje te staan: een vakman die buiten de gebaande paden durft te stappen; een mentor voor jonge collega’s; is een netwerker met een sterke communicatieve gave; waar hij is, lopen de zaken soepel. Maar ook: slim, stabiel, sociaal en daarbovenop vooral… stronteigenwijs! “Dat zijn overigens niet mijn eigen woorden,” reageert De Kruif hier schaterlachend op. “Naast dat ik echtgenoot, vader, opa, en schoonvader van een genist in Uruzgan ben, zie ik mezelf als een militair die gelooft in sociaal leiderschap en teamwork. Ik hou van allerlei soorten muziek, van sport in het algemeen en van voetbal en wielrennen in het bijzonder. Om te ontspannen probeer ik, als het kan, tijd vrij te maken om wekelijks de hoogtepunten van Studio Sport te kijken. Daarnaast plant mijn persoonlijk assistente drie maal in de week een uurtje sporten in. Ook lees ik graag Nederlandse literatuur en ik kijk af en toe een film.”
Op mijn vraag of dat commandant zijn van RC(S) de moeilijkste militaire baan van het moment is, óf dat het dé droomjob is voor een Nederlandse opperofficier, antwoordt De Kruif: “Een collega van me zei eerder dat iedereen deze baan op zijn Curricula Vitae (CV) zou willen hebben, maar niemand hem echt wil doen. Persoonlijk vind ik dat ik een ongelooflijk interessante en uitdagende baan heb. De functie van het regionaal commando is vooral om voorwaarden te scheppen voor het werk van de taakgroepen (Task Forces) in de zuidelijke provincies. Mijn toegevoegde waarde is het werk van de pelotonscommandanten in het veld met zijn mensen makkelijker te maken. Het zwaartepunt van de ISAF-missie ligt duidelijk in het zuiden, niemand zal dat bestrijden. Bijna dagelijks trekt het hele spectrum aan menselijke emoties aan mijn blikveld voorbij. Ik geniet van de vele mooie dingen die ik zie, van de inzet en motivatie van vaak jonge mensen die grote verantwoordelijkheid dragen, van de sprongen voorwaarts bij zowel de Afghaanse politie als het leger. Maar ook ervaar ik bijvoorbeeld soms de eenzaamheid van het bevelvoeren (Loneliness of Command). Daarbovenop komt het helaas ook regelmatig voor dat ik, en met mij soms duizenden collega’s, tijdens een zogenaamde Ramp Cermony afscheid moet nemen van omgekomen kameraden.”
Het is tijdens een ramp ceremony ijzingwekkend stil waarin alleen de voetstappen klinken. Af en toe fluistert een stem een commando. De kist, bedekt met de nationale vlag, passeert honderden strak saluerende militairen. Niet alleen Nederlanders, maar alle nationaliteiten die aanwezig zijn. Ze vormen een erehaag voor hun gesneuvelde collega die op weg is naar het vliegtuig, waarvan de propellers als staande kruizen in dezelfde stand staan, dat hem naar huis zal brengen. De gang van de kistdragers geeft het ritueel iets verdrietigs en trots tegelijk. Hun voeten bewegen in hoog tempo op en neer, maar hun stapjes zijn zo klein dat de kist maar tergend langzaam vooruitkomt. Alsof ze hun gesneuvelde maat zo snel mogelijk naar huis willen brengen, naar zijn familie, maar moeite hebben afstand van hem te doen. De Last Post, die klinkt uit een schorre trompet, bezorgd iedereen kippenvel. Deze ceremonie is belangrijk voor de militairen. Het is er een van wapenbroeders, om eer te betonen en hun rouw te ordenen.
Als je kijkt naar de CV van De Kruif, zie je dat zijn militaire carrière in 1977 begint op de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Vier jaar later studeert hij daar cum laude af als officier bij het wapen der infanterie. In de tien jaar erna volgen functies variërend van pelotons- tot compagniescommandant bij het Garderegiment Grenadiers. In 1991 volgde hij de Hogere Militaire Vorming, waarna hij als majoor operatiën bij 41 brigade in Seedorf aan de slag gaat. In 1994 volgt hij met succes de stafcursus op de Duitse Führungsakademie der Bundeswehr in Hamburg. Als luitenant-kolonel was hij sinds 1996 werkzaam bij Directie Operatiën van de Landmachtstaf. In 1999 werd hij commandant van 42 Pantserinfanteriebataljon ‘Regiment Limburgse Jagers’ in de Duitse legerplaats Seedorf. In 2002 studeerde hij, in de rang van kolonel, een jaar lang in Amerika aan het US Army War College in Carlisle, Pennsylvania. Vanaf 2003 vervulde hij enkele staffuncties in het Haagse. Na in 2007 tot brigadegeneraal te zijn bevorderd werd hij commandant van 43 Gemechaniseerde brigade in Havelte. In 2008, als hij wordt aangewezen als commandant RC(S) in zuid Afghanistan, krijgt hij er een tweede generaalsster erbij. Zijn studie aan het Amerikaanse US Army War College zal hem nu dus goed van pas kunnen komen. Dat Amerikaanse instituut wekt niet alleen vertrouwen onder zijn huidige Amerikaanse ondercommandanten, de opleiding richt zich namelijk ook op de economische, financiële en politieke afwegingen die een toenemende rol spelen op militair-strategisch niveau.
“In zekere zin is mijn hele militaire carrière een voorbereiding geweest op een functie als deze,” zegt De Kruif. “Vanaf begin 2008, nadat ik had vernomen deze functie te mogen vervullen, heb ik me natuurlijk heel nadrukkelijk op Afghanistan en meer specifiek op het zuiden van dit land geconcentreerd. Vrij snel heb ik een kernstaf gevormd. Er zijn vele factoren die zo’n selectie beïnvloeden. Het mag duidelijk zijn dat met name de mensen, met wie ik hier heel lang en heel nauw samenwerk, opgewassen moeten zijn tegen de taak die ze hier moeten vervullen. Een aantal kende ik al als commandant van 43 Mechbrig of van eerdere functies. Hier heb ik dus wel enige invloed op gehad. Ik heb met dat team intensief aan de voorbereiding gewerkt. Die bestond uit een aantal uitstekend georganiseerde training events waaronder een week in Canada en twee weken in het Duitse Grafenwöhr. Daar werd al heel goed ingespeeld op de samenwerking met internationale civiele organisaties (IO’s)en zogenaamde Non Governmental Organisations (NGOs). Daarnaast heb ik veel bezoeken afgelegd aan Canada, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en natuurlijk Nederland. In die landen bezocht ik onder andere de defensiestaven en troepen die zich voorbereidden voor ontplooiing in het zuiden van Afghanistan. Voordat ik op 1 november 2008 het commando op me nam ben ik drie maal in Kandahar op het hoofdkwartier RC(S) op bezoek geweest om me een beeld te kunnen vormen van de taak die mij en mijn mensen wachtte. Een verrassing was het dus niet meer om te zien dat momenteel zo’n vijfentwintigduizend mannen en vrouwen, burgers, militairen, reservisten en carrièresoldaten uit twintig landen zich voor 100% inspannen om de regering van Afghanistan en haar veiligheidsapparaat te ondersteunen bij het opbouwen van overheidsstructuren (good governance) en het opbouwen van het land zelf.”
Terwijl velen menen dat een multinationale organisatie als RC(S) moeilijk is te managen, ziet De Kruif alleen maar voordelen. “De operatie die hier plaatsvindt is geen guerrillaoorlog of louter het bestrijden van terrorisme, het is een typische Counter Insurgency (COIN) operatie. Het draait daarbij allemaal om de bevolking. Die moet ervan overtuigd worden dat de weg naar een voorspoedige toekomst niet loopt via de insurgents (opstandelingen) maar via de centrale regering in Kabul dan wel via provinciale- of districtsstructuren. Een professionele Afghaanse krijgsmacht en politieapparaat, evenals een betrouwbare rechterlijke macht zijn daarbij onontbeerlijk. ISAF helpt bij het scheppen van de randvoorwaarden. De belangrijkste daarvan is het creëren van een veilige situatie voor een groot deel van de bevolking. In deze operatie wordt opgebouwd waar dat kan, bij voorkeur door Afghanen zelf en in nauwe samenwerking met IO’s en NGO’s. Maar af en toe moet er ook worden gevochten, in sommige provincies meer dan in andere. ” De tijd en plaats van vechten zal men daarbij echter, afhankelijk van de situatie, uiterst secuur moeten bepalen. Het opbouwen kun je dus niet los kunt zien van veiligheid – maar andersom ook niet.
Afghanistan heeft vanouds een stammenstructuur. Die is ongelooflijk complex. Neem nu alleen al de Pashtun in het zuiden. Een ongelofelijk trots volk dat uit ongeveer 150 verschillende stammen en substammen bestaat met evenzoveel complexe tribale tradities, cultureel sociale- en machtsstructuren. Het is dan ook bijzonder moeilijk om deze te doorgronden en om uit te vinden welke mensen, waar, wanneer en in welke situatie je moet aanspreken om de juiste aandacht te krijgen.
Bovendien spelen onderlinge stammenconflicten ook een belangrijke rol van betekenis in dit conflict. De Taliban is een slimme manipulator gebleken en weet stammen – door deze tribale onenigheid – perfect tegen elkaar uit te spelen. “Het is dan ook heel belangrijk je bewust te zijn van de stammenverhoudingen en –conflicten om inzicht te krijgen in de complexiteit van de problemen in Afghanistan,” zegt De Kruif. “Mijn staf en de Task Forces in de provincies vertegenwoordigen daarentegen ook vele verschillende culturen en hebben heel verschillende militaire ervaringen. Ik kan daardoor putten uit een enorme diversiteit aan kennis en ervaring, precies wat nodig is om de problemen in Afghanistan aan te pakken. Het werken met burger adviseurs geeft ook nog eens een extra dimensie aan het werk. Het is absoluut duidelijk dat de taak van de militairen een ondersteunende taak is. Militairen alleen zullen hier niet de oplossing brengen. Alleen met veel inzet van burgeradviseurs op het gebied van bestuur, economie, infrastructuur, onderwijs, rechtspraak, landbouw, cultuur en nog veel meer kunnen we Afghanistan op gang helpen.”
De generaal brengt gemiddeld ongeveer drie tot vier dagen per week buiten de poort van zijn hoofdkwartier op Kandahar Airfield (KAF) door. “Alleen zo, door mijn contacten met de mannen en vrouwen op de Forward Operating Bases (FOB’s), weet ik wat er leeft en met welke uitdagingen mijn mensen geconfronteerd zijn,” vertelt De Kruif. “Iedere keer als ik van zo’n bezoek terugkeer ben ik nog gemotiveerder om mijn werk te doen. Ik heb overigens ook veel contact met Afghaanse militairen en bestuurders. Dat is waanzinnig belangrijk. Alleen zij kunnen aangeven welke oplossingen voor problemen acceptabel zijn, met name met welke factoren we rekening moeten houden.” Dat naast militairen ook diplomaten en politici zich actief bemoeien met zijn uit te stippelen aanpak op het multinationale hoofdkwartier in Kandahar zegt De Kruif als iets vanzelfsprekends te vinden. “Er zijn een aantal processen die nauw gecoördineerd tegelijkertijd plaats vinden. Ik wordt bijgestaan door ondermeer drie politiek adviseurs, een Brit, een Canadees en een Nederlander. Onderling hebben zij de taken verdeeld. Ieder heeft zo een eigen aandachtsgebied. Zo moet dat ook zijn. Ik ben verantwoordelijk voor het bevorderen van de veiligheid, samen met het Afghaanse leger en de Afghaanse politie. De andere operatielijnen, verbeterd bestuur, ontwikkeling en opbouw en het opbouwen en trainen van de Afghaanse leger en politie hangen daar nauw mee samen. Elke twee weken zitten de belangrijkste spelers met elkaar aan tafel tijdens de zogenaamde Joint Coordination Board. Daarnaast spreek ik vele van hen op bijna dagelijkse basis. Een goed veiligheidsniveau is ook nodig om burgerinstanties hun ontwikkelings- en opbouwwerk te kunnen laten doen.”
De Taliban ronselt namelijk niet alleen onder Afghanen met ideologische verhalen over de jihad (de heilige oorlog) en het martelaarschap. Aan de ene kant heb je dan ook de harde kern van de Taliban. Deze zal niet rusten voordat de meest extreme vorm van de Sharia-wetgeving weer in Afghanistan heerst. Daarnaast heb je geïmporteerde strijders en een deel van de huidige jongere Afghaanse generatie dat zich soms voor enkele dollars laat overhalen om een AK-47 op te pakken en op ISAF militairen te gaan schieten.
Je moet daarbij niet vergeten dat deze jongeren behoren tot een generatie die alleen maar oorlog heeft gekend en elk perspectief op een betere toekomst heeft verloren. Zo’n negentig procent van de Afghaanse bevolking is daarnaast ook nog eens ongeletterd, en zeker zestig procent vecht dagelijks om te overleven. Hierdoor vormen ze een gemakkelijk prooi voor radicale Mullahs (geestelijk leiders) met misleidende verhalen en een stapel dollars. De financiering hiervan gebeurt, naast andere geldstromen, grotendeels met drugsgelden. Vooral de jongere generatie moet men ervan zien te overtuigen dat als ze de wapens opnemen tegen ISAF militairen, ze een grote kans lopen dit niet te overleven. Bijvoorbeeld via de stamhoofden, Maliks (dorpsoudsten) en gematigde Mullahs (die de niet-radicale islam onderwijzen). Zij moeten die uitzichtloosheid aantonen en ze weer een toekomst perspectief bieden.
“Mijn staf heeft een economisch plan ontwikkeld om regionaal, over de provinciegrenzen heen, duurzame effecten te kunnen creëren,” zegt De Kruif. “Enerzijds moeten boeren ertoe worden aangezet om producten te kweken die voldoende geld opleveren zodat ze geen poppy (papaver) meer hoeven te verbouwen. Daarnaast pakken we de narco-criminelen aan als we zekerheid hebben dat er een verbinding is tussen de insurgency en de narcotica-industrie. Dat komt overigens regelmatig voor. Voorts is de Counter Narcotics Operation een zaak van de regering van Afghanistan. Anderzijds moeten er dan wel een goede infrastructuur op het gebied van irrigatie, wegen en bruggen zijn die bovendien veilig genoeg is om hun producten naar de markt te vervoeren. Ook moet er elektriciteit zijn zodat producten in gekoelde opslagplaatsen vers blijven.”
De operatie in Afghanistan wordt beschouwd als de eerste echte strategische missie van de westerse landen in de 21ste eeuw. Een gezamenlijke NAVO aanpak (comprehensive approach) moet bijdragen aan een nieuw stabieler en veiliger Afghanistan. Ondanks deze gezamenlijke aanpak lijkt het er voor een buitenstaander toch vaak op dat er in de provincies op verschillende wijze wordt opgetreden. Volgens de Pakistaanse Taliban-kenner Ahmed Rashid gebruiken de Taliban de provincie Uruzgan zelfs bijna onbelemmerd voor doorvoer van de poppy-oogst en insurgents naar de naburige provincies. De Taliban schijnt zelfs volgens hem te zeggen dat als de Nederlanders hen niet lastig vallen, vallen zij de Nederlanders niet lastig. Van het laatstgenoemde en kritiek dat de Nederlandse aanpak te soft is voor de brandhaard die zuid Afghanistan heet heeft de generaal nog niets vernomen. “Misschien krijg je die indruk als buitenstaander,” zegt De Kruif. “Ik zit er echter al een half jaar middenin en ongeacht de kleine verschillen is een ding me absoluut duidelijk. Er is weliswaar geen unity of command, maar er is wel degelijk unity of effort. Het gaat om de resultaten. Die tellen! Dat de weg daar naartoe niet altijd exact dezelfde is vind ik niet interessant. Ik ben daarnaast van mening dat de Nederlandse aanpak niet zo anders is dan die van de overige troepen leverende landen. Wat anders is in Uruzgan is het belang van die provincie voor de insurgents. Helmand is namelijk veel belangrijker voor ze. Vooral omdat in die provincie goed poppy te verbouwen is. Dit levert heel veel geld op voor de financiering van de insurgency. In de provincie Kandahar ligt de historisch belangrijke stad Kandahar, bakermat van de Taliban. In die provincies vinden we dan ook het betere leiderschap van de insurgents. Dat heeft anderzijds tot voordeel dat er in Uruzgan ruimte is ontstaan waar de Nederlands/Australische Task Force Uruzgan uitstekend gebruik van maakt.”
Diezelfde Nederlandse militairen zijn onderdeel van de zogenoemde Defence, Diplomacy and Development (3-D) aanpak, waarin Defensie, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking samenwerken. Toch wordt door sommige officieren en andere betrokken bij deze operatie het beeld geschetst dat velen het idee hebben dat van deze 3-D aanpak uiteindelijk weinig terecht komt. Bijvoorbeeld dat door het uitblijven van voldoende andere deelnemers (de laatste 2 D-onderdelen) het gevaar bestaat dat de militairen meer en ook andere activiteiten doen dan waarvoor ze zijn gekomen. Bovendien blijkt dan dat de militairen onvoldoende uitgerust en onvoldoende getraind zijn voor zulke zaken. “Ik kan me voorstellen dat wanneer militairen zich richten op hun hoofdtaak, het leveren van veiligheid, de vooruitgang in de overige operatielijnen niet zo scherp op het netvlies hebben,” reageert De Kruif. “Ik kan echter verzekeren dat er regionaal, maar zeker ook lokaal in Uruzgan grote stappen voorwaarts zijn gemaakt. In mei is zelfs een UNAMA (United Nations Assistance Mission in Afghanistan) kantoor in Tarin Kowt geopend om de afstemming tussen het toenemend aantal IO’s en NGO’s in Uruzgan te coördineren. Dat is goed nieuws. Zo kan elke organisatie dat doen waarin zij het beste is. Ook zijn naar aanleiding van de recente Afghanistan conferentie toezeggingen gedaan om ook veel burgerexperts naar Afghanistan te sturen. Die hoop ik ook spoedig te kunnen verwelkomen.”
De gewone Afghanen hunkeren onderhand naar een leefbaarheid in een nu door oorlogen en meedogenloze regimes zwaar geteisterd land. “We zullen er dan ook echt alles aan doen om tijdens de presidentsverkiezing voldoende veiligheid te kunnen bieden in grote delen van zuid Afghanistan zodat op 20 augustus de Afghaanse stemgerechtigden daadwerkelijk hun stem durven uitbrengen, ondanks plaatselijke intimidatie,” vertelt De Kruif. “De kiezerregistratie in de maanden die achter ons liggen is goed verlopen. We hopen dat de verkiezingen zelf ook rustig zullen verlopen. De verkiezingen is overigens iets waar Afghanistan zelf voor verantwoordelijk is. De veiligheid is in eerste instantie iets voor de politie, in tweede instantie voor het leger en pas als die steun nodig hebben komen wij als ISAF in actie. Het logo van ISAF heeft dan ook niet voor niets het volgende Pashto opschrift: ?????? ? ??? (Komak wa Hamkari) en betekent ‘Help and Cooperation’.
Onze activiteiten in de aanloop naar de verkiezingen richten zich voornamelijk op het ontwrichten van de structuren van de insurgents en op het uitschakelen van zo veel mogelijk productiecellen van geïmproviseerde explosieven.” De Nederlandse Special Forces (SF) eenheid, bestaande uit commando’s en mariniers, zullen zich vanuit hun specifieke expertise onder andere hiermee bezig gaan houden. Het is sinds eind 2007 weer voor het eerst dat er een Nederlandse SF taakgroep in Afghanistan aanwezig is. Deze SF operators maken nu deel uit van het Combined Joint Special Operations Task Force, Afghanistan (CJSOTF-A) dat direct valt onder de regie van commandant ISAF in Kabul. Voorheen resulteerden ze als SF taakgroep ‘Viper’ namelijk direct onder de Nederlandse commandant van Task Force Uruzgan (TFU).
Op het algemene gegeven dat Talibanstrijders in het grensgebied met Pakistan de baas lijken te zijn, zegt De Kruif: “In RC(S) is de grens met Pakistan in totaal zo’n 1200 kilometer. Die grens is open, je kunt hem niet eens zien. Ik zou overigens niet willen spreken van ‘waar de Taliban de baas is’. Dat is in heel veel gebieden namelijk niet het geval. Ze proberen wel invloed uit te oefenen, te intimideren en te terroriseren. Afghanistan, Pakistan en ISAF ontmoeten elkaar regelmatig in het zogenaamde Tripartite overleg . Daar komen zaken aan de orde die met de grens te maken hebben. Inmiddels hebben we contact gelegd met onze tegenpool in Pakistan. Goede communicatie zorgt ervoor dat er begrip ontstaat voor de problemen aan weerszijden.”
Het ogenschijnlijk succesvolle meioffensief, met 15 duizend militairen, van het Pakistaanse leger tegen de Taliban in de Swat-vallei en omringende districten lijkt hier een antwoord op te zijn. Het is de grootste Pakistaanse militaire operatie in zes jaar tijd. Want bijna rukte de Pakistaanse Taliban, met steun van hun broeders uit de tribale gebieden langs de grens met Afghanistan, zelfs nog op tot op bijna tachtig kilometer van de Pakistaanse hoofdstad Islamabad. Volgens het leger zijn ten minste elfhonderd opstandelingen gedood. De militairen hebben gezworen om het offensief voort te zetten ’tot alle Taliban zijn gedood’. Pakistan smacht naar een overwinning op de moslimextremisten. Mensen durven zelfs te zeggen: ‘Weg met de Taliban’, die nu barbaren worden genoemd. Ook tweeduizend Pakistaanse islamitische geestelijken spraken openlijk uit dat de Taliban ‘geen moslims zijn, maar haatzaaiers die niets te maken hebben met de islam’, en dat is een grote stap in dit conservatieve moslimland. De opperbevelhebber van het Pakistaanse leger, generaal Ashfaq Parvez Kayani, is afgereisd naar Brussel. Daar sprak hij met NAVO-kopstukken. Ondanks dat ik niet weet wat daar op de agenda staat, zullen deze gesprekken ongetwijfeld in het teken staan van verdergaande internationale samenwerking op het vlak van terrorismebestrijding aan de Pakistaans-Afghaanse grens. Iets waar vooral de Amerikanen al lange tijd op hameren. President Asif Ali Zardari kondigde tegelijkertijd aan dat na de Swat-vallei de regio Waziristan aan de beurt is, doelend op een andere regio in Pakistan langs de grens met Afghanistan, die al tien jaar een bakermat is van Taliban én Al-Qaïda.
Volgens De Kruif is er overigens geen harde militaire aanpak te verwachten om de machtspositie van ISAF in het zuiden uit te breiden. “De machtspositie van het bestuur, die moet uitgebreid worden,” zegt hij. “De District Governors en de Provincial Governors moeten een capabel ambtenarenapparaat hebben, de politie en het leger moeten vrij van corruptie professioneel hun werk kunnen doen. Daar moeten we in investeren. Onze aandacht moet niet gericht zijn op het uitroeien van de insurgents maar op het overtuigen van de bevolking.” Steeds vaker dringen internationale militaire opperofficieren erop aan om in dialoog te gaan met de Taliban. “Die gesprekken met de Taliban, zogenaamde reconciliation, is een zaak van de Afghaanse regering en van hen alleen,” oppert De Kruif stellig. “Maar als de regering in dialoog gaat met de Taliban moeten ze dat doen vanuit een krachtige positie.”
De Amerikaanse viersterren-generaal David McKiernan schat in dat het geweld in Afghanistan nu heviger is dan ooit en een aanmerkelijke piek in het geweld wordt verwacht nu extra troepen in het zuiden arriveren. Wel meent McKiernan dat de Taliban uiteindelijk de strijd zullen verliezen. Generaal David McKiernan was de vorige commandant van alle NAVO-troepen in Afghanistan. ISAF en de Amerikaanse troepen in Afghanistan krijgen namelijk met de viersterren-generaal Stanley McChrystal een nieuwe opperbevelhebber. Deze benoeming is op zich verrassend omdat McKiernan, nog geen jaar in functie is. Generaal McChrystal heeft zijn wortels in de Special Forces wereld van de VS. Als jonge militair haalde hij de Groene Baret; later vervulde hij diverse leidinggevende functies, waaronder die van de hoogste commandant van het Joint Special Operations Command (JSOC). Tijdens deze bevelsperiode onthulde president Bush dat het dit JSOC was geweest dat in Irak de beruchte Al Qaeda-leider Abu Musab al-Zarqawi had uitgeschakeld.
De Kruif zegt over McKiernan’s betoog dat de insurgents de bevolking terroriseren en intimideren. “Ze gaan vaak het gevecht aan vanuit bevolkte gebieden en gebruiken vaak burgers als menselijk schild, waardoor er veel onschuldige burgerslachtoffers vallen. Op den duur valt hierdoor de basis van de insurgency weg. Want dan zal de bevolking de insurgents niet meer huisvesten, niet meer voeden en geen bergplaatsen verlenen. Recente peilingen geven aan dat slechts 4% van de Afghaanse bevolking graag met de Taliban verder wil. De meeste anderen ondersteunen slechts uit angst. Daarnaast wordt er veelal niet bij stilgestaan dat ISAF pas sinds 2006 in het zuiden is ontplooid. ISAF is in staat gebleken in steeds meer gebieden veiligheid te brengen. In gebieden die voordien door de Taliban werden beheerst leidde dat logischerwijze tot tegenstand en tot incidenten. Datzelfde is te verwachten als de drie extra gevechtsbrigades operationeel zijn. We komen dan uiteraard ook in gebieden waar de Taliban in het verleden ongestoord haar gang kon gaan. Dat zal dit jaar inderdaad leiden tot meer incidenten. Ik verwacht dat we in de loop van volgend jaar verbetering kunnen verwachten. We moeten nu investeren en volgend jaar gaan oogsten.” Je ziet, verspreid over het gehele zuiden, dat de opstandelingen steeds meer terugvallen op een onorthodoxe (asymmetrische) strijdwijze. Daarbij voeren al dan niet geïmporteerde opstandelingen – in groepen van wisselende samenstelling – verrassingsacties zoals hinderlagen uit. Hierbij blijken ze instaat zich heel snel door het gebied te verplaatsen, toe te slaan en om vervolgens ook weer heel makkelijk onder de bevolking op te gaan. Ook de methodes en materialen verschillen met enkele jaren terug. Zo vormen IED’s (Improvised Explosive Devices), oftewel geïmproviseerde bermbommen samen met zelfmoordacties nu de grootste bedreiging in het gebied.
Het Afghaanse leger, de Afghan National Army (ANA), is de troefkaart voor meer veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Ondanks dat ISAF nu nog een belangrijke rol vervult, kan het die langzaam maar zeker gaan overdragen. De ANA groeit namelijk snel en wordt ook steeds professioneler. “Ze zijn nu in staat zelfstandig operaties te plannen én uit te voeren,” volgens De Kruif. “De totale sterkte op dit moment ligt iets boven de 80.000 en groeit gestaag door naar 134.000 man. Het Afghaanse nationale leger staat dan ook voorop. ‘Afghans in the lead’, is daarbij de slogan. Samen met de politie moet het leger uiteindelijk de veiligheid brengen, waardoor het land zich verder kan ontwikkelen. De sterkte van het politieapparaat, de Afghan National Police (ANP), ligt op 70.000 en groeit ook door naar de 80.000.
Ook met de integratie van het Afghaanse leger binnen mijn hoofdkwartier maken we grote vorderingen. We hebben onlangs een partnering document getekend waarin is vastgelegd dat ieder functiegebied binnen mijn hoofdkwartier samenwerkt met de afdelingen binnen 205 Hero Corps, het Afghaanse legerkorps dat in mijn ‘Area of Operations’ is gestationeerd.
Naast het doorgroeien van leger en politie krijgen we ook 21.000 extra ISAF militairen.. De media legt dit regelmatig uit als zou het om een Amerikaanse surge gaan. Ondanks dat het merendeel inderdaad Amerikaanse gevechtseenheden zullen zijn is van een surge geen sprake. Een surge zou inhouden dat de extra troepen slechts tijdelijk hier zullen blijven. Dat is niet het geval. Het zou best eens een inzet van drie of vijf jaar kunnen worden. De stationering van die extra troepen gaat natuurlijk in nauw overleg met mij (vooral in de provincies Kandahar en Helmand), ik ben tenslotte de verantwoordelijke commandant. Die troepen zullen, samen met het Afghaanse leger en politie, bijdragen aan de veiligheid in een groter gebied dan waar we nu zijn. Alleen daar waar we 24/7 veiligheid kunnen leveren zal een presentie zijn. Waarschijnlijk blijven er dan nog gebieden over waar we geen invloed kunnen uitoefenen, maar het overgrote deel van de bevolking zou dan gevrijwaard moeten zijn van intimidatie en terrorisme. Er worden overigens geen Amerikaanse gevechtseenheden in Uruzgan ontplooid.” Dit ondanks dat Nederlandse commandanten zeggen grote behoefte aan versterking te hebben. “Noem mij echter één commandant die dat niet zegt,” aldus De Kruif. “Uruzgan is niet het militaire zwaartepunt. Wel worden er extra Amerikaanse helikopters in Tarin Kowt gestationeerd waardoor ze in Uruzgan makkelijker met hun troepen kunnen manoeuvreren. In verband daarmee zullen er dus meer collega’s op die base wonen en werken. Ook zal er uiteraard meer vliegverkeer zijn.
Over wat de ‘endstate’ van de missie in Afghanistan is, wat Nederland bijvoorbeeld in Uruzgan wil bereiken, wat de rol van de militairen hierin is en of er duidelijke (tussen)doelen zijn gesteld antwoordt De Kruif: “We moeten ons niet zozeer focussen op wat een individueel land wil bereiken. In totaal zijn er 42 landen die troepen leveren. Dan praat ik nog niet eens over landen die bijvoorbeeld in financiële zin steun leveren. De endstate van de missie is dat Afghanistan zelf in staat is om voldoende veiligheid te garanderen om het land verder te ontwikkelen. Als tussendoelen zou je het opbouwen en opleiden van de Afghaanse veiligheidstroepen kunnen noemen. In de context van Afghanistan zijn dit belangrijke en betekenisvolle stappen, hoewel iedereen zich realiseert dat vanuit het ‘Westerse’ perspectief nog een lange weg te gaan is.”
Het besluit dat hij en zijn Britse opvolger een jaar lang deze verantwoordelijke functie moet vervullen, in tegenstelling tot de zes maanden die voorheen golden, vindt De Kruif een logische. “Het kost tijd om inzicht te ontwikkelen in de verhoudingen tussen bijvoorbeeld de stammen, of om te leren gaan met de fijne kneepjes van de cultuur en om een netwerk te ontwikkelen waarbinnen wederzijds vertrouwen tussen ISAF’ en Afghaanse sleutelfunctionarissen kan groeien. Dan is het een voordeel of wellicht zelfs een noodzaak om langer dan zes maanden tot zelfs een jaar uitgezonden te zijn. Dat is met name voor het thuisfront een hele zware belasting. Ik wil mijn bewondering voor onze partners en alle kinderen die het lang zonder hun, partner, vader of moeder moeten stellen dan ook niet onder stoelen of banken steken. Zij verdienen een lintje, wij doen gewoon ons werk. Er wordt overigens enorm veel gedaan voor het thuisfront. Met de moderne verbindingsmiddelen kunnen we gelukkig uitstekend contact onderhouden. Telefoneren is zelfs gratis. Maar hoe veel je ook doet, het gemis van een partner gedurende vier tot zelfs twaalf maanden is met email en telefoontjes niet te compenseren.”
Over hoe uniek deze aanstelling voor Nederland is en dan met name voor de Nederlandse krijgsmacht zegt De Kruif dat hij die vanuit Kandahar niet volledig kan inschatten. “Ik weet wel dat de Nederlandse bijdrage op diverse plaatsen in Afghanistan, of dat nou in Kabul, Kandahar of Uruzgan is, enorm op prijs wordt gesteld. Nederland mag trots zijn op de bijdrage die hier geleverd wordt en voor zover ik kan overzien is Nederland dat ook. Tegen de tijd dat ik het commando op 1 november dit jaar overdraag aan mijn Britse collega, Major General Nick Carter, heb ik ongeveer 45.000 militairen uit meer dan twintig landen onder mijn commando. Er zijn niet zo heel veel Nederlanders die dat hebben mogen meemaken. Maar de impact die dat heeft kan ik nu nog niet overzien, alle aandacht gaat uit naar het hier en nu in RC(S). En daar zijn altijd mensen achter de schermen bezig die er voor zorgen dat mijn hoofdkwartier soepel draait, die als het ware de olie tussen de tandwielen zijn. Daartoe behoren in ieder geval de mannen en vrouwen van het Staf Support Squadron die ondermeer het voertuigpark beheren en onderhouden, wacht leveren, wasgoed innemen en uitgeven, voor het onderkomen van het personeel zorgen, medal-parades en VIP-diners voorbereiden enzovoorts. En dan mag ik niet vergeten mijn Force Protection peloton te noemen. Zonder hen zou het personeel van mijn hoofdkwartier veel minder freedom of movement hebben. Ik vind dat ik hier een fantastische ploeg mensen om me heen heb. Dat geldt overigens niet alleen voor de Nederlanders.”
Maar hoe nu verder met de leiding over ISAF in het zuiden na 1 november 2010? Want niet alleen vertrekken de Nederlandse militairen dan uit Uruzgan, ook Canada wil in 2011 haar taak als zogenoemde lead nation van de provincie Kandahar beëindigen.
Leave a Reply