“Een goed leider is alleen directief als het moet”. Tijdens Task Force Uruzgan wordt een groot beroep gedaan op de pelotons- en groepscommandanten. Wat onderscheidt een goed leider eigenlijk, thuis en tijdens de missie? Zes militairen van de Battlegroup beoordelen hun groepscommandant.
Foto’s ter illustratie. De afgebeelde militairen zijn niet die uit het artikel
Fuselier 1 Marlon: “Een goede leider neemt het heft in handen als zijn mannen het moeilijk hebben, wanneer ze onder grote druk staan. Je zou denken dat we ons op 19 januari in zo’n situatie bevonden maar dat viel eigenlijk wel mee. We voerden eigenlijk automatisch onze drill uit. Hij moet ook tussen zijn mensen durven staan. Onze sergeant doet dat. Zijn leiderschap hier is niet wezenlijk anders dan in Oirschot. Hij geeft best veel ruimte om te ontspannen maar dan moet je wel zorgen dat je je zaakjes op orde hebt. De serge is duidelijk van de opdrachtgerichte commandovoering. Op die manier weet je waar je aan toe bent. Hij geeft duidelijk aan wat er moet gebeuren en als je opdrachten naar behoren uitvoert, dan is het goed. Dat vind ik een prettige manier van werken.”
Fuselier 1 Mark: “Een goede leider is naar mijn mening directief op de momenten dat het moet. Daarbuiten moet hij ook wel eens soepel kunnen zijn. Op de 19e kwam het directieve leiderschap van onze groepscommandant bijvoorbeeld heel goed uit de verf. Hij gaf heel duidelijke opdrachten die op de juiste wijze door ons werden opgepakt: ik vond dat heel goed gaan. Eigenlijk ervaar ik nauwelijks verschil tussen de sergeant voor of tijdens de uitzending. Ik voel me erg happy bij zijn manier van leidinggeven. Zie de 19e maar als het bewijs van het feit dat zijn manier van optreden werkt. Een goede groepscommandant hoeft ook niets te forceren; hij dringt op natuurlijke wijze respect af. Natuurlijk komen er wel eens situaties voor dat de sergeant op moet treden: met name wanneer je je zaakjes niet op orde hebt. Dan laat hij dat ook duidelijk weten. Ik kan natuurlijk niet voor andere eenheden spreken maar het leiderschap zoals ik dat ervaar is precies goed: niet te strak en niet te los. Doordat we niet op Amerikaanse wijze worden aangestuurd, kunnen we flexibel optreden. Je mag zelf nadenken en kunt in bepaalde situaties zelf de op dat moment beste oplossing kiezen.”
Fuselier 1 Sander: “Een groepscommandant moet zijn groep op de juiste wijze aan kunnen sturen; voor dat doel komen toch wel een hoop aspecten om de hoek kijken: hij moet bijvoorbeeld op de hoogte zijn van wat er in het gebied waarin we optreden speelt, weten waar we tijdens een patrouille naartoe gaan en ook kunnen inschatten wat we mogelijk op onze route tegen kunnen komen. Mensenkennis is ook belangrijk. Hij dient ons een beetje te kennen. Vragen naar de thuissituatie is bijvoorbeeld heel normaal. Op die manier weet hij met wat voor individuen hij van doen heeft om daar vervolgens zijn wijze van benaderen op af te stemmen. Na de 19e hebben we veel gepraat. We konden ons verhaal bij de groepscommandant kwijt en dat is erg belangrijk. Je merkt dat hij er gewoon voor je is. Dat napraten over een actie hoeft overigens niet per se bij je gc, het kan ook bij je buddy. Veel verschil tussen hier en Oirschot is er niet. Wanneer het kan laat de ‘serge’ de touwtjes vieren maar wanneer er iets gedaan moet worden, gebeurt het ook. Dat is écht leiderschap.”
Fuselier 1 Martijn: “Zorgen dat de randvoorwaarden binnen de groep kloppen en er op toezien dat de sfeer goed is, ook onderling: daarin onderscheidt wat mij betreft een goed leider zich. Onze groepscommandant laat ons vrij in beweging maar als er ingegrepen moet worden dan trekt hij de touwtjes wat strakker aan totdat de zaken weer goed lopen. Wanneer taken niet naar behoren worden uitgevoerd dan laat hij dat op niet mis te verstane wijze weten. Je krijgt veel ruimte van hem maar het is niet slim om de sergeant kwaad te maken: dan weet je dat je het ook goed verbruid hebt bij hem. De ‘serge’ is erg duidelijk. Hierdoor weet iedereen ongeacht situatie en omgeving perfect wat er van hem verwacht wordt. Met name wanneer je buiten de poort gaat, zet de groepscommandant ons extra op scherp. Ik ben blij dat hij er de 19e bij was.” Met het leiderschap binnen de KL ben ik wel tevreden. Je kunt de situatie dat je in opleiding bent, niet vergelijken met de situatie wanneer je paraat zit: je bent misschien wat vrijer maar er wordt ook meer van je verwacht.”
Fuselier 1 Bert: “Een goed leider moet in mijn ogen voldoende vakkennis hebben en daarnaast zijn mensen kennen. Hij dient te weten wat van elk groepslid de plus- en de minpunten zijn. Daar komt hij achter door ook buiten diensttijd met zijn mensen op te trekken. Bijvoorbeeld door gezamenlijk te sporten of met de groep te gaan stappen. Op die manier bouw je een band met elkaar op en wordt jouw leider ook een soort vriend aan wie je je verhaal kwijt kunt. Leiderschap manifesteert zich natuurlijk nog duidelijker tijdens een uitzending omdat je dan 24 uur per dag met elkaar optrekt. Weten wat je aan elkaar hebt en kameraadschap zijn dan nog extra belangrijk. Als we niet zo goed op elkaar ingespeeld waren geweest had het op de 19e nog veel slechter af kunnen lopen.”
Korporaal 1 Robert, plaatsvervangend Groepscommandant: “Een sterke groepscommandant heeft verstand van zaken en weet de kennis op de juiste momenten toe te passen. Een goede omgang met de groep is ook belangrijk. Hij kent zijn mensen en weet hierdoor hoe hij elk individu uit zijn groep het beste kan aansturen. Ervaren mensen pak je natuurlijk anders aan dan nieuwelingen. Als leider gaat de groepscommandant ook voorop in de strijd. Onze sergeant mag dan wel in de 30 zijn maar je loopt hem er bijvoorbeeld niet uit. Hij kruipt ook door de modder. Het was ons al duidelijk dat hij verstand van zaken heeft en dat is tijdens deze uitzending bevestigd. Dat doet onze groepscommandant op natuurlijk wijze. Hij is alleen directief wanneer het nodig is.”
Plots de leiding in handen: sergeant Maurice over 19 januari: ‘De goede commandovoering vooraf heeft erger voorkomen’. Toen bij de IED-hinderlaag op 19 januari de pelotonscommandant van het tweede peloton van de Alphacompagnie tijdelijk buiten gevecht werd gesteld, kwam de leiding in handen van de groepscommandant, sergeant Maurice. In onderstaande monoloog vertelt hij over het beroep dat vervolgens op zijn leiderschapskwaliteiten werd gedaan. “Er stonden voor ons op die dag vanuit Poentjak een aantal opdrachten op het programma waaronder het afleveren van een brief door de PRT en het verkennen van een overwatchlocatie. Uiteindelijk hebben we die dag maar één opdracht kunnen uitvoeren; vanaf het moment dat zo’n aanslag is gepleegd, werk je natuurlijk volgens een aantal drills. Het is in eerste instantie even chaos en je hebt kort tijd nodig om weer tot rust te komen. In die fase kwam ik erachter dat de Romeo niet op het net zat en dan ga je dingen overnemen. Dan schuif je automatisch op in de hiërarchie. In een IED-situatie gevolgd door een hinderlaag dien je te handelen volgens het principe van de vier c’s: ‘confirm’, ‘clear’, ‘cordon’, ‘control’. Ik heb eerst de boel overzien, ben vervolgens met de YPR naar voren gespeerd naar een heuvel, 800 meter verderop om een overwatchlocatie in te richten. Ik had wapensystemen tot m’n beschikking om over langere afstand te ondersteunen dus dat was perfect. Het personeel is uitgestegen en heeft vuurposities op de overwatch ingenomen. Vervolgens ben ik op en neer gerend om een coördinaat te prikken voor de helilandingssite. Op dat moment was het vuurgevecht nog volop gaande. Ik riep ‘steunen’ tegen mijn plaatsvervanger en hij wist precies wat ik bedoelde. Aangezien twee voertuigen waren gebonden zijn we met de YPR teruggereden naar beneden om de gewonden in te laden en vervolgens onze collega’s te helpen. Onze YPR was het enig overgebleven pantservoertuig. Na een uur en een kwartier kwam de medevac heli vanuit Kandahar. De Apaches waren na ongeveer een uur ter plaatse. Ik kan niet zeggen of dat lang duurde want ik had op dat moment totaal geen besef van tijd. Als ik het filmpje nog eens terugdraai, dan denk ik dat we dankzij een goede commandovoering in het voortraject erger hebben kunnen voorkomen. Het ging allemaal goed. Iedereen wist wat hij of zij moest doen. Je moet bedenken dat de verbinding slecht was door de blast. Achteraf gezien kon ik ook een stuk helderder denken omdat ik geen gewonden had; ik zat in het eerste voertuig terwijl het tweede werd aangegrepen. Achter me was het chaos terwijl ik ‘gewoon’ de drill uit heb kunnen voeren. Dit was de eerste echte tic voor ons peloton. We hadden wel wat mortierbeschietingen meegemaakt en teruggevuurd om het afvoerpunt vast te stellen. Maar een daadwerkelijke TIC met klein kaliber wapens? Nee. Je maakt het mee en voor je het weet is het weer afgelopen. Tegen de tijd dat de hele procedure was afgehandeld en we terugkwamen op Poentjak waren we tweeënhalf, drie uur verder. Of het incident indruk op me heeft gemaakt? Dat weet ik eerlijk gezegd niet. Ik heb wel even stoom af moeten blazen toen we terug kwamen. We hebben een debriefing gehad en er met de groep ook uitgebreid over gesproken. Ik betwijfel of het me nog gaat achtervolgen. Ik heb lang genoeg over na kunnen denken. We zijn nu alweer een paar weken verder en ik ben overgegaan tot de orde van de dag.
In Bosnië trad je als groepscommandant nog wel eens in contact met de lokale bevolking. Tijdens deze missie ben ik alleen bezig met de force protection. Ik kan me nu daadwerkelijk concentreren op datgene waar ik goed ben: het aansturen van mensen op Niveau 1 en 2. Het praten en in contact treden met de lokale bevolking is een taak voor de pelotonscommandanten en de Provincial Reconstruction Teams. Of het terecht is dat dit wel eens de missie van de pelotonscommandanten genoemd wordt? Ik weet het niet. Feit is wel dat een pelotonscommandant hier met de smallest unit of action (sua) meerdere voertuigen onder zijn hoede heeft in plaats van de gebruikelijke vier.
Maar je moet het wel in het juiste perspectief zien. Een pelotonscommandant zonder peloton is niks, maar een peloton zonder pc is nog steeds een peloton. Hij moet er blindelings op vertrouwen dat zijn groepscommandanten Niveau 1 en 2 op orde hebben en ervoor zorgen dat hijzelf Niveau 3 klemvast heeft. Binnen het peloton doen we het afvoerproces ook samen in verband met de aanwezige kennis en ervaring in het peloton. De pelotonscommandant moet je helpen; hij hoeft niet alles alleen te doen.
Dit is inmiddels mijn vierde uitzending. Deze missie laat zich met geen enkele andere vergelijken en ik hem ook vanaf het begin als m’n eerste benaderd. We hebben te maken met een andere werkwijze, andere rules of engagement. Als ze me zouden vragen of ik vrijwillig nog eens naar Afghanistan zou willen dan zou ik ‘nee’ zeggen. Maar word ik aangewezen, dan sta ik voor mijn taak. De Alpha-compagnie alleen al heeft 19 tics meegemaakt. We komen met een hoop ervaring terug in elk geval. Uiteindelijk ziet iedereen in dat je moet praten over wat je hier meemaakt. We kunnen er allemaal wel heel stoer over gaan doen maar dat heeft geen enkele zin. De meeste collega’s – een enkeling daargelaten – gaan er goed mee om.”
Leave a Reply