Het Lockheed-Martin team is als winnaar uit de bus gekomen in de Joint Strike Fighter (JSF) competitie. De concurrentie onder leiding van Boeing ziet de grootste militaire order ooit, potentieel meer dan 400 miljard gulden, aan haar neus voorbij gaan. Met het toekennen van het ontwikkelings- en demonstratiecontract komt een einde aan de eerste fase in de ontwikkeling van de JSF. Die bestond uit het testen van een aantal technologieën met behulp van testvliegtuigen. Het Concept Demonstratie programma duurde in totaal vier jaar en kostte 2,5 miljard gulden. De echte vliegproeven werden binnen een jaar afgewerkt. Het doel was aan te tonen dat met een basisversie verschillende uitvoeringen van een betaalbaar multi-role gevechtsvliegtuig mogelijk zijn. Daarnaast is voor de eerste keer aangetoond dat ook stealth, het vrijwel onzichtbaar zijn op radar, en bovendien supersonisch vliegen niet onbetaalbaar hoeven te zijn. Na het uiterst kostbare F-22 air-superiority Fighter project was dat ook wel nodig.
Naast de Amerikaanse strijdkrachten voeren ook de luchtmacht en marine van Groot-Brittannië de JSF in. Verwacht wordt dat het eerste productietoestel in 2008 in dienst kan worden genomen. In feite is het toekennen van het ontwikkelings- en demonstratiecontract slechts het begin. In de komende 48 maanden zal het Lockheed-Martin team, met Northrop-Grumman en British Aerospace als belangrijkste partners, het concept om gaan zetten in een heus ontwerp. Hiervoor is in totaal 45 miljard gulden gereserveerd. Daar komt nog eens bijna 10 miljard gulden bij voor de ontwikkeling van de motoren voor de verschillende versies door Pratt&Whitney en het concurrerende team van General Electric en Rolls Royce. In totaal zullen er dan 22 testtoestellen worden gebouwd die vanaf 2005 zullen worden getest.
De JSF is niet zomaar een nieuw gevechtstoestel maar meer een familie van toestellen met elk eigen karakteristieken. De voorwaarde was en is een percentage van 70 tot 90 procent overeenkomst in onderdelen tussen de varianten. Hierdoor worden de kosten voor de bouw, onderhoud en training aanzienlijk verminderd. Voor het eerst in de geschiedenis zullen de Amerikaanse luchtmacht, marine en mariniers gezamenlijk een toestel ontwikkelen en in gebruik nemen. De huidige stand van de techniek maakt dat ook mogelijk. In het verleden ontwikkelden ze elk hun eigen toestellen naar eigen specificaties. In een enkel geval leidde dat tot gebruik door een ander krijgsmachtdeel.
De motoren van beide fabrikanten zullen volkomen uitwisselbaar zijn en door elkaar gebruikt moeten kunnen worden. De F35 zal in drie varianten worden gebouwd. Zo wordt de F-35A voor de U. S. Air Force de variant voor de conventionele start en landing. Bedoelt als vervanger van de F-16 en A-10 komt de A-versie het dichtst in de buurt van de vliegtuigen zoals die nu in gebruik zijn. De USAF wil er 1763 van kopen. De F-35B voor de U. S. Navy zal worden ingezet vanaf de grote vliegdekschepen en de oude F/A-18 versies vervangen. Deze variant wordt versterkt, krijgt een zwaarder landingsgestel, grotere vleugels en stuurvlakken om de specifieke problemen en krachten van vliegdekoperaties te kunnen weerstaan. Hier wordt gedacht aan 480 toestellen. De laatste variant, de F-35C, wordt de korte start en landingsversie (STOVL) voor het U. S. Marine Corps (609 stuks) en de Britse Royal Air Force en Royal Navy (samen 200). Dit is de technisch meest vooruitstrevende variant. Bij het USMC zal de JSF de F/A-18’s en de Harriers vervangen. Bij de Britten zullen ook de Harriers (Sea Harrier en GR.7) het veld ruimen voor de JSF. Na de Harrier met zijn draaibare uitlaten is er nooit meer een ander succesvol toestel met dezelfde eigenschappen geweest. Bij deze JSF-variant wordt een unieke, door een as aangedreven ‘lift-fan’ gebruikt die de nodige verticale stuwdruk geeft. Evenals de andere varianten is ook de C-versie in staat om langdurig supersonisch te vliegen, uniek voor een STOVL toestel.
Naar het huidige prijspeil kost de A-versie ongeveer 95 miljoen gulden per stuk. De B en C-versies komen op ongeveer 120 miljoen gulden per stuk. Deze prijzen kunnen nog naar beneden als meer landen de F-35 kiezen als vervanging voor hun gevechtsvliegtuigen. Groot-Brittannië is al sinds 1995 volledig meewerkend partner in het JSF project en heeft al de nodige gelden geïnvesteerd. Denemarken, Noorwegen, Nederland, Canada en Italië zijn als coöperatief partner aan het project verbonden. Geen van deze landen heeft nog een definitieve keuze gemaakt. Singapore, Israël en Turkije hebben zich aangemeld als potentiële klant.
Onlangs is ook de Nederlandse luchtvaartindustrie in het JSF project gestapt. Dat gaat pas echt vruchten afwerpen als Nederland kiest voor de F-35 als opvolger van de F-16. Bij defensie gaat de voorkeur uit naar het Amerikaanse vliegtuig. De politiek is nog niet overtuigd en kan moeilijk een keuze maken. Dat wordt bemoeilijkt omdat de twee concurrenten Europese producten zijn. De Franse Rafale en de multinationale Eurofighter zijn het teststadium al reeds gepasseerd. In het nieuwe Nederlandse beleid, het beste product voor de beste prijs, wordt er door de politiek ook op economisch vlak gekeken. Aan welk van de drie producten kan door de Nederlandse industrie het best verdiend worden. Ook dat telt mee in het criterium ‘beste prijs’. Tegen de tijd dat u dit leest is de beslissing waarschijnlijk al gevallen. Het is dan ook bekend of de waagschaal is doorgeslagen naar de politieke of militaire kant.
Leave a Reply