Het Korps Commandotroepen (KCT) is onlangs een pilot gestart met als doel de initiële opleiding voor aspirant-commando’s, die direct uit de burgermaatschappij komen, verder opnieuw in te richten. Competentiegerichtheid en modulairiteit zijn daarbij de trend. De nieuwe opleidingssystematiek bestaat, naast de verplichte kennismakingsdagen KCT, nu eerst uit een “Algemene Militaire Opleiding’ (AMO) van 17 weken. Na het behalen van het AMO-certificaat stromen ze door naar de ‘Voor Opleiding’ (VO) van 8 weken. Op deze manier wil het Korps de overgebleven burgerkandidaten een zo groot mogelijke kans van slagen bieden om uiteindelijk de ‘Elementaire Commando Opleiding’ (ECO) van 8 weken succesvol af te ronden.
De opleiding tot commando speciale operaties (cospecops) behoort ongetwijfeld tot de zwaarste van de krijgsmacht. Van de deelnemers wordt in een razend tempo fysiek en mentaal het uiterste gevergd. Daarbovenop wordt er altijd iets extra gevraagd. Het KCT is er als Special Forces (SF) eenheid daarom vrij uniek in dat het kandidaten toelaat die direct uit de burgermaatschappij (in het jargon ‘spijkerbroeken’ genaamd) komen. Vergelijkbare SF eenheden bij het Korps Mariniers en die van andere landen laten alleen maar actief dienende militairen toe met een behoorlijke ervaring. Bij het KCT zou men ook het liefst uitsluitend uit het bestaande militaire ( het liefst infanterie) bestand gaan rekruteren. Maar daaronder bevindt zich spijtig genoeg onvoldoende potentieel dat zich aanbiedt.
De geschiedenis leert daarentegen ook dat niet veel spijkerbroeken het einde van de opleiding halen. Het was niet uitzonderlijk als van de vijftig burgerkandidaten die aan de opleiding begonnen, er hooguit maar een stuk of vier de eindstreep haalden. De redenen van uitval lagen niet alleen op het fysieke vlak of dat ze geblesseerd raakten. Ook de zware mentale druk is niet iets wat veel mensen aankunnen. Niettemin werd in deze grote groep uitvallers wel ontzettend veel energie gestoken. Iets wat achteraf nauwelijks enig rendement opleverde. Naast het feit dat dit enorme kosten met zich meebrengt, brengt het ook de vulling van de commandotroepencompagniën in gevaar.
Het grote aantal uitvallers onder burgerkandidaten bracht de noodzaak om de opleiding tegen het licht te houden en opnieuw in te richten. Teams binnen het KCT die dit als geen ander beseffen zijn de instructeurs van de VO en ECO, onder leiding van Kapitein Rini IJzelenberg en het team van bureau Voorlichting, Werving, Selectie & Communicatie (VWS&C), onder leiding van Kapitein Sven de Bruijn. Beide kapiteins vinden dat de met veel moeite geworven mannen uit de burgermaatschappij en de krijgsmacht maximale kansen moeten krijgen om bij gebleken geschiktheid de eindstreep, de groene baret, te kunnen halen. Ze hebben daarom de kans met beide handen aangegrepen om hun ideeën, die al veel langer bij hen (en anderen) leefden, ten uitvoer te brengen. Niet door de eisen te veranderen maar aan de voorkant, bij de sollicitatie en aan de basis van de initiële opleiding.
“Zo werd allereerst in 2006 de Kennismakingsdagen Korps Commandotroepen (KD-KCT) in het leven geroepen,” vertelt kapitein De Bruijn. “Het is de verplichte eerste horde voor zowel kandidaten uit de burgermaatschappij als actief dienende militairen. Deze driedaagse kennismaking is nu namelijk verplicht voor iedereen die wil solliciteren naar een baan als cospecops, ongeacht of hij burger of actief dienend militair is. Ze hebben een tweeledig doel. Allereerst kan het Korps kijken of een kandidaat voldoet aan de eisen die het stelt aan haar personeel. Daarentegen kan de kandidaat een kijkje in de keuken krijgen van Nederlands meest/best getrainde eenheid en het militaire leven bij het Korps.”
De KD-KCT worden vrijwel elke drie weken gehouden, van woensdag tot en met vrijdag. Militairen en spijkerbroeken doen de KD samen en ook dat heeft een reden. Zo kunnen de militairen de spijkerbroeken helpen bij een aantal taken die tijdens het Spartaanse verblijf op het Tentenkamp Noord (Van der Meerkamp) moeten worden gedaan en voor militairen gesneden koek zijn. Ook kunnen de militairen hun ervaringen in het leger delen met de spijkerbroeken. Toch zit er verschil in de programma’s van beide groepen.
Wat voor alle kandidaten geldt en wat ook als eerste wordt getest, zijn de fysieke eisen die aan een aspirant-commando wordt gesteld. En deze eisen zijn spijkerhard tot op de meter af. Als je daaraan niet voldoet, ga je meteen woensdagmiddag al weer naar huis. En wat zijn deze eisen dan? Een Coopertest waarbij in twaalf minuten hardlopen minimaal 2800 meter moet worden gehaald, zeven meter touwklimmen, dertig keer opdrukken in twee minuten, veertig sit-ups in twee minuten en zes keer optrekken (chin-ups) in de bovengreep waarbij de kin boven de rekstok moet komen zonder tijdslimiet.
“Om de mentale gesteldheid van de kandidaten te beoordelen is een heel team van psychologen aanwezig tijdens alle dagen van de KD,” zegt De Bruijn. “Met een aantekenboekje in de hand observeren ze iedereen met een kritische blik als ze flink aan de tand worden gevoeld door commando sportinstructeurs. Waar bij niet alleen de fysieke aspecten maar ook de mentale druk behoorlijk wordt opgevoerd.
Alle kandidaten krijgen daarnaast uitgebreide presentaties over het KCT. De kandidaten worden daarbij aangemoedigd om vragen te stellen. Als ze weer naar huis gaan moeten ze geen vragen meer hebben over de opleiding en het leven van een cospecops. Alleen dan kunnen ze een goede overweging maken voor zichzelf of dit de baan is die ze willen.”
Nadat ze de KD-KCT met een positief advies hebben afgesloten gaan de burgers het reguliere keuringstraject in. Voorheen begonnen ze naderhand tegelijkertijd met de militaire groep direct in de VO te Roosendaal aan de initiële commando-opleiding. Daar is nu verandering in gebracht. In ieder geval zullen er twee lichtingen spijkerbroeken nu eerst opkomen op de Generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot. Daar worden ze ondergebracht bij een van de twee instructiecompagnieën van school Zuid van het Opleidingscentrum Initiële Opleidingen (OCIO). De eerste lichting van ruim vijftig man is reeds op 8 maart 2010 opgekomen en vormt het derde peloton van de Bravo-instructiecompagnie, onder leiding van eerste-luitenant Chris.
“Behalve bij de opleiding tot medic SF heeft het KCT normaal gesproken de totale regie in handen over het complete initiële opleidingsproces,” zegt kapitein IJzelenberg. “Niettemin het grote aantal uitvallers, vooral onder de burgerkandidaten, is mij altijd een doorn in het oog geweest. Vaak verdomd goeie kerels, die vanwege het hoge opleidingstempo of bijvoorbeeld een steeds erger wordende blessure moesten opgeven. Doodzonde, vaak betekende dit tegelijkertijd het einde van een jarenlange gekoesterde jongensdroom en een even lange intensieve voorbereiding.” Uiteindelijk verlieten velen daarvan zelfs gedesillusioneerd defensie in zijn geheel. Door burgers nu een AMO te laten volgen, in een min of meer milder opleidingsklimaat, wil ik ze eerst uitgebreid laten kennismaken met hoe het is om te werken binnen onze militaire organisatie. De aanvangsfase van de commando-opleiding geven we hiermee nu dus ook min of meer uit handen. Toch houden we een stevige vinger in de pap door vier instructeurs van het KCT, waarvan er twee daadwerkelijk commando zijn, bij de instructiecompagnie in Oirschot te plaatsen. Zij zijn daar mijn ogen, oren en bewakers van de KCT eisen. Ook gaat er regelmatig een afvaardiging van ons eigen Opleidings- en Trainings Compagnie – Speciale Operaties (OTC-SO) bij ze op bezoek. Ons eigen kader instrueert en volgt de jongens dus vanaf het begin. Zo hebben we toch een heel goed inzicht in hoe zij presteren voordat ik ze onder mijn hoede krijg.
Gedurende deze specifieke AMO krijgen de aspirant-commando’s alle basisvaardigheden aangeleerd die ze als militair moeten kennen en kunnen voor in de VO, waar de opleidingssneltrein in Roosendaal bij het KCT pas serieus op stoom gaat komen. Denk bijvoorbeeld aan exercitie, het militair straf- en tuchtrecht, het internationaal (humanitair) oorlogsrecht, CBRN (Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire middelen), ZHKH (Zelf Hulp Kameraden Hulp), zelfverdediging, velddienst en de drills voor de enkele man. “In principe gelijk aan ieder andere ‘reguliere’ AMO bij de KL,” vertelt luitenant Chris. “Het grote verschil zit hem hierin: de sportlessen zijn intensiever en er wordt onder andere meer aandacht besteed aan kompas/kaartlezen, verbindingsmiddelen en aan puntje zelfstandigheid. Alles is wat dat betreft meer opdrachtgericht. Bij opkomst was van begin af aan duidelijk dat het aanvangsniveau van de leerlingen bestemd voor het KCT veel hoger is dan wat over het algemeen voor een ‘reguliere’ AMO opkomt. Zowel qua leeftijd, met een gemiddelde van 24 jaar, als ook op het fysieke en mentale vlak gezien. Wij plukken in ieder geval overduidelijk de zoete vruchten van de KD-KCT. Constant is de drive waarvoor ze hier zijn merkbaar: namelijk cospecops worden. Niettemin zijn er ook in de AMO natuurlijk om diverse redenen uitvallers. Bij sommigen speelt de privésituatie een rol. Zo lijdt volgens sommigen hun relatie onder de opleiding. Weer anderen komen met een sociaal verhaal. Niet zelden zijn dit echter doekjes voor het bloeden. Met andere woorden: de meesten hebben moeite toe te geven dat de opleiding, of het vooruitzicht van de VO en ECO, voor hen toch te zwaar is.”
Gedurende de zogenoemde introductieperiode in de eerste twee weken van de AMO moest soldaat Cris wennen aan de vorming van burger naar militair. “Voornamelijk het uit handen geven van de controle over zeg maar je dagelijkse leven op de maandag,” vertelt Chris. “Om het dan vervolgens vrijdagmiddag weer terug te krijgen. Daarnaast was het aanvankelijk op sportgebied eerst terugschakelen naar de eerste versnelling. Dat viel vies tegen aangezien de meeste van ons op een veel hoger fysiek niveau zaten bij opkomst.” Lees hier het verslag dat Chris bijhoudt over de eerste vijf weken AMO.
Niet alleen voor burgers is het wennen. Ook soldaat Roy moet als zijwaartse instromer een knop omzetten. “Na tien jaar bij de Marine, waarvan ik ruim vijf jaar gevaren heb en vier jaar ondersteunend ben geweest bij het Korps Mariniers, moest ik vooral weer wennen aan het schoolse,” vertelt Roy. “Ook het zogenaamde internaatsysteem was ik als uitwonende met een gezinnetje niet meer gewend. Het positieve hieraan is dat het groepsproces zich hier al van af de eerste dag ontwikkelt. Je bouwt in de groep echt een hechte onderlinge band op.”
Iemand die ook moest wennen en als geen ander het verschil in de door het KCT voorgestelde opleidingssystematiek kan beoordelen, is soldaat Patrick. Hij is als spijkerbroek in augustus 2009 direct in de VO gestart. Echter door een vervelende knieblessure moest hij in week vijf van de ECO uitvallen. Op advies van het kader is hij nu in de AMO gestart. “Achteraf ben ik blij dat ik dat advies opgevolgd heb,” vertelt Patrick. “Het contrast tussen het direct beginnen als burger in de VO of nu in de AMO is namelijk ontzettend groot. In de AMO gaat de gewenning van burger naar militair in een geleidelijk tempo. In de VO was daar eigenlijk geen tijd voor. Daar begint het vormen direct in een veel hoger tempo. Ook is in de AMO de manier van lesgeven schoolser en laagdrempelig. Je mag fouten maken. Ook de instructeurs zijn veel jovialer en vriendelijker in omgang. In de VO wordt daarentegen veel meer zelfstandigheid van je geëist. Er wordt van je verwacht dat je als een wandelende spons rondloopt om de in hoog tempo aangeboden lesstof tot je te nemen. Ook de instructeurs gaan veel zakelijker met je om. Dit komt vooral doordat de leercurve behoorlijk hoog is en hierdoor de meetmomenten elkaar wel heel erg snel opvolgen. Ook wordt in de AMO je conditie en fysieke belastbaarheid met meer beleid uitgebouwd. Door de meeste wordt dit niveau en tempo weliswaar in het begin van de opleiding als te laag beschouwd. Iedereen levert fysiek gezien namelijk in. Maar ook hier geldt dat je al tijdens de AMO wordt klaargestoomd om de eindeisen te halen. Want burgerfit is niet hetzelfde als militair fit zijn. Op sportschoenen twintig kilometer hardlopen is totaal iets anders als een mars van diezelfde afstand op militaire kisten. Waarbij het overigens regelmatig voorkomt dat je daarbij ook je wapen, munitie, communicatiemiddelen, voeding, drinken, slaapuitrusting, etc. op je lichaam met je meesjouwt. In de AMO wordt je dan ook telkens stiekem sterker gemaakt. Dit moet de kans op blessures verder in de opleiding in grote mate verkleinen. Een blessure kan je opleiding namelijk vertragen en in sommige gevallen zelfs verhinderen dat je hem ooit kunt afmaken.” Iets dat Patrick uit eigen ervaring maar al te goed weet.
Maar niet alleen het fysieke niveau van de leerlingen is bij aanvang van een hoog gehalte. “Ook op het cognitieve vlak merk je dat ze een groot vermogen hebben om de lesstof snel onder de knie te krijgen,” zegt sergeant 1 Xander, een van de twee groene baret dragende instructeurs. “Hierdoor is het mogelijk om meer aandacht te geven aan het verdiepen van de materie. Daarnaast participeren zij actief in evaluaties. Ze leveren hierdoor een actieve bijdrage in de bespreking van het lesproces en het resultaat. Ze vragen ook op eigen initiatief feedback aan groepsleden en instructeurs. Ze verwoorden vervolgens uitstekend wat goed en fout is gegaan en stellen indien nodig samen met de instructeurs verbeterpunten op. En zijn wij creatief geweest in onze lesstof dan wordt dat ook zeer door ze gewaardeerd. Niettemin, valkuil bij onze laagdrempelige manier van lesgeven in de AMO is wel dat men daardoor mentaal iets mist. Te weinig geprikkeld wordt, naar hun zeggen. Dit trachten we te compenseren door ze tijdens de sportlessen en de praktijk oefendagen gedurende een bivak te velde op een directieve manier te vormen. Dan moeten ze tijden halen en gaat de druk op de ketel. Soms lijkt het dat we daarbij onredelijk overkomen. Maar dat wordt achteraf altijd aan ze uitgelegd. Uiteindelijke doel is om ze in een zo vroeg mogelijk stadium fysiek en mentaal weerbaarder te maken. Zo kunnen we ze in de basis al in de richting zetten van het KCT. Daarnaast zijn er verschillende meetmomenten in de AMO met keiharde eisen. Hierbij worden zowel persoonseigenschappen als ook het kennen (weten) en kunnen (uitvoeren) van militaire vaardigheden bekeken. Een deel van de eigenschappen die we vragen kun je aanleren, een ander deel moet je van jezelf hebben. Ethisch bewust zijn, creatief zijn, kameraadschappelijk zijn, zelfstandig zijn, trots zijn, stressbestendig zijn, incasseringsvermogen bezitten, doorzettingsvermogen bezitten, gedisciplineerd zijn, prestatiegericht zijn, actief zijn en gevechtsbereid zijn. Dat zijn enkele belangrijke persoonseigenschappen waar ik met een kritisch oog naar kijk.”
Met deze nieuwe opleidingsstrategie gaat de toekomstige cospecops van een basis militaire vorming (AMO), waarin hij laagdrempelig opgeleidt wordt, vervolgens naar een niveau (VO) waarin het tempo drastisch omhoog gaat en hij steviger wordt aangepakt. Het kader krijgt dan steeds meer een begeleidende rol. In de laatste fase (ECO) verandert dat in een coachende rol als de cursist zelf inzicht en initiatief moet tonen. Met wat kleine aanpassingen blijft de traditionele ECO intussen wel overeind. Voor de rest verandert er namelijk niets. Want tegenwoordig worden nog immer bijzonder hoge eisen gesteld aan eenieder die de groene baret ontvangt. Natuurlijk waren er in de loop van tijd, net zoals nu, kleine veranderingen en aanpassingen. Eén ding is echter hetzelfde gebleven. De eisen die in 1942 aan de aspirant commando gesteld werden op fysiek en mentaal gebied en de eisen die aan de commando van nu gesteld worden zijn exact hetzelfde. Tegelijkertijd beoogt het Korps met de nieuwe opleidingsgang goed personeel binnen de krijgsmacht te houden. Voor wie de VO of de ECO toch te zwaar is, krijgen namelijk de mogelijkheid om elders binnen de krijgsmacht aan de slag te gaan. Ze zijn immers in het bezit van een AMO-certificaat.
Al met al moet de toekomst uitwijzen of het nieuwe opleidingssysteem werkt. Door de zwaarte van de selectie en trainingsprocedure is dat heel moeilijk objectief te meten. Het aantal kandidaten dat uiteindelijk de eindstreep haalt en werkelijk de groene baret mag dragen is afhankelijk van heel veel factoren. Het instructiekader laat zich evenwel daarbij niet leiden door de macht van getallen. Voor hen telt alleen maar het afleveren van kwaliteit. Als dat gepaard gaat met kwantiteit is dat mooi meegenomen, maar is geen doel op zich. Het zijn namelijk de mensen die de organisatie vormen en die laten zich gelukkig niet vangen in een rekenmodel. Eén ding staat al wel vast: het KCT gaat tot december voorlopig op deze ingeslagen weg door.
Leave a Reply