“Soms ligt de top niet in het bereiken van de top zelfâ€
De vier weken durende module Optreden Bergachtig Terrein (OBT)-5 ‘Rots & IJs’ van het Korps Commandotroepen is dit jaar niet in het Franse Chamonix uitgevoerd. In plaats van het vertrouwde 4800 meter hoge Mont Blanc massief, vormde ditmaal de bijna 1400 meter hogere ijskoude flanken van Mount McKinley in Alaska het decor. Een berg van superlatieven die op de valreep vier bergspecialisten en zeven HBF’rs (Heeresbergführers) van het elitekorps een heldenstatus zou bezorgen.
Met een top van 6194 meter domineert Mount McKinley het Denali National Park and Preserve, één van de grootste wildernissen van Amerika. Deze witte reus heeft een verticaal verloop dat vrijwel nergens anders ter wereld te zien is. Ook omdat de klim begint op 2000 meter is het hoogteverschil zelfs groter dan bij menig Himalayareus. Daar komt nog eens bij dat het bergmassief vlak onder de poolcirkel gelegen is, waar de atmosferische druk stukken dunner is dan aan de evenaar. Het komt er in feite op neer dat de beklimming ervan overeen komt met dat van een 7000er in de Himalaya.
Ondanks dat de berg officieel de naam Mount McKinley draagt, wordt ter plekke stug de naam ‘Denali’ gebruikt. De naam die de oorspronkelijke bewoners hem gaven en ‘de Hoge’ betekent. Het is niet alleen de hoogste berg van Noord-Amerika, dus één van de zogenoemde ‘Seven Summits’, het is ook de koudste berg op deze planeet. Het weer op de berg geldt als het grilligste en boosaardigste van de wereld. De temperaturen zijn vergelijkbaar met die van Antartica. Doordat hij hoog boven het centrale plateau van Alaska uittorent, vormt het een buffer voor de stormen die vanaf de Golf van Alaska en de Beringzee landinwaarts trekken.
Terwijl de meeste Nederlanders dagdromen over een zonvakantie, vertrekken op vrijdag 6 mei drie man van de instructiegroep OBT naar het ijskoude Anchorage in Alaska. Daar worden ze opgevangen door majoor John, die in Amerika het merendeel van de voorbereidingen voor deze specifieke bergtraining heeft gedaan. John is als liaisonofficier van het Korps Commandotroepen (KCT) in Amerika geplaatst op Fort Bragg en heeft onder meer contact gelegd met het 212th Rescue Squadron (Air National Guard) van de Amerikaanse luchtmacht in Alaska. Deze reddingseenheid bestaat voornamelijk uit pararescuemen, een select gezelschap die beter bekend staan als Parajumpers, in het kort PJs genaamd. Allen zijn bedreven HAHO/HALO parachutisten en kikvorsmannen. Ze zijn daarnaast specialisten in het nabij gevecht, het hanteren van allerlei wapens en experts in het overleven. Maar bovenal zijn ze als combat-medics in staat om de meest uiteenlopende traumaverwondingen te behandelen. Ontelbare malen zijn ze al ingezet om hun levensreddende taak te volbrengen. Dikwijls diep in vijandelijk gebied en onder vuur. Deze PJs vallen onder het Air Force Special Operations Command.
“Tijdens de uitvoering van onze OBT-5 module hebben wij nauw met het 212th samengewerktâ€, vertelt commandant instructiegroep OBT adjudant Norbert. “Zo is deze elite-eenheid facilitair met betrekking tot logies in Anchorage. Daarnaast voegde drie PJs zich bij ons team voor de training op de Denali. Hun motto: “that others may live†is legendarisch en is op de valreep van onze training van onschatbare waarde gebleken.†Geen enkele andere Amerikaanse reddingseenheid komt jaarlijks zo vaak in actie als het 212th. Behalve militair worden de PJs in Alaska tussendoor ook constant ingezet voor civiele reddingsmissies.
Het voordetachement regelde onder meer het aanmelden bij de Park-Rangers van de National Park Service (NPS) en het inkopen van proviand en ontbrekende uitrusting. Hiervoor moesten ze eerst een autorit van twee uur maken richting Talkeetna. Een klein dorpje dat midden in de toendra ligt en uit maar twee straten en een vliegveld bestaat. Iedereen die de hoogste berg van Noord-Amerika wil beklimmen vertrekt hier vandaan. Verder is daar kennis gemaakt met de mensen achter de Alaska Moutaineering School (AMS) van Colby Coombs, een zeer professioneel middelpunt van het bergwerk. Zondagavond werd het Duitse teamlid van het Kommando Spezialkräfte (KSK) verwelkomd. De dag erop arriveerden uit Nederland de resterende acht expeditieleden van de instructiegroep en de in OBT gespecialiseerde ploeg van 104 Commandotroepencompagnie.
Gezamenlijk zullen ze de komende weken optrekken om de top van de Denali te bereiken. “De top halen is daarentegen niet het primaire doel van OBT-5â€, zegt Norbert. “Wij willen als instructiegroep in de eerste plaats met een zo hoog mogelijk rendement onze doelstellingen behalen. Dat vertaald zich naar het volgende: het opdoen van Alpine-ervaringen in het hooggebergte; het voor een langere periode zelfstandig kunnen overleven onder extreem zware omstandigheden; het ervaren wat de mogelijke gevolgen zijn van het optreden in het hooggebergte, zoals bijvoorbeeld hoogteziekte en de basisvaardigheden OBT-5 en bergreddingstechnieken zelfstandig uit kunnen voeren. Het opdoen van expeditie-ervaring en het leidinggeven onder barre omstandigheden op extreem grote hoogte en met extreem lage temperaturen is daarnaast een extra doel voor de HBFers. Als we daarbij ook boven op de top kunnen staan, is dat een bonus.
De Denali is geen extreem hoge berg. Hij is klimtechnisch ook niet de moeilijkste. Maar gezien de grote afstand, het grote hoogteverschil tussen de start en de top, de zware uitrusting en de barre weersomstandigheden behoort deze tocht wel tot de fysiek zwaarste beklimmingen ter wereld. De kans op hoogteziekte mag je daarbij niet onderschatten. Hoogteziekte kent verschillende uitingsvormen en gradaties en kan in de meest ernstige vorm snel optreden. Het is voor ons belangrijk om de symptomen van de verschillende vormen van hoogteziekte snel bij elkaar te herkennen. Want vroeg of laat krijgt de hoogte vat op je. Het klimmen met zware lasten zorgt er tevens voor dat de voortgang steeds trager verloopt. De energietank gaat vlugger leeg dan dat hij ooit kan aangevuld worden. Ook is bekend is dat het mentale functioneren op extreem grote hoogtes minder wordt. Alles kost gemiddeld twee keer zoveel tijd. Het nemen van (verstandige) beslissingen tijdens het klimmen kan hierdoor beïnvloed worden. Veiligheid en gezond verstand gaan bij ons dan ook voor alles. Soms ligt de top niet in het bereiken van de top zelf.â€
Alvorens donderdag naar Talkeetna te vertrekken wordt in Anchorage eerst twee dagen besteed aan een uitgebreide check op de uitrusting van alle deelnemers. Elke vergetelheid kan je eenmaal op de berg immers duur te staan komen. Daarna het eten voor drie weken inpakken, dat bestaat uit een mix van versproducten en gevriesdroogde snel bereidbare maaltijden. Maar ook de communicatiemiddelen, EHBO materiaal, klimuitrusting, warme kleding, tent, slaapzak en zes liter brandstof per persoon voor de brander moet mee. Dit past nooit in de 120 liter rugzak. Daarom zal iedereen ook een pulk (een plastic slee) gedurende het grootste deel van de beklimming achter zich aan slepen. Zowel de rugzak als de slee wegen dan ieder zo’n 35 kg.
Eenmaal in Talkeetna aangekomen krijgt iedereen bij Talkeetna Ranger Station, nadat men het nodige papierwerk heeft ingevuld, verplicht een uitgebreide briefing. Hierna word ingecheckt bij Talkeetna Air Taxi. Nadat de uitrusting is gelabeld en gewogen wordt het met de teamleden over drie vliegtuigjes verdeelt.
De vlucht is adembenemend mooi. Eerst zien ze kilometers bos en toendra, doorsneden door woest stromende rivieren en meertjes die ontstaan zijn door smeltwater dat door de permafrost niet in de bodem kan wegsijpelen. Een gebied dat alleen goed toegankelijk is voor grizzlyberen, wolven en kariboes, de oorspronkelijke bewoners van dit oerlandschap die er nog in groten getale voorkomen. Langzaam maken de bossen plaats voor kale heuvels bedekt met sneeuwvelden en tenslotte vliegen ze over spectaculaire diepe kloven, gigantisch grote gletsjers en tussen steile flanken.
Eenmaal geland bevindt het team zich in het basiskamp op de Kahiltna gletsjer, aan de voet van de Denali. Naast een Park Ranger bevindt zich daar ook een dame. Zij regelt het luchtverkeer en registreert de expedities. Dit doet ze een heel klimseizoen lang, dat loopt van begin mei tot medio juli. Dit basiskamp ligt op 2200 meter hoogte. Nu ze de bewoonde wereld achter zich hebben gelaten, en er geen blik sherpa’s kan worden opengetrokken, zijn ze vanaf nu volledig ‘selfsupporting’. Daarbij hebben de teamleden zich ook te houden aan de strenge milieuregels die op de Denali gelden. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is het verplicht om alle afval mee terug te nemen. Ook krijgen ze zogenoemde Clean Mountain Cans uitgereikt. Dit is een soort Heineken thuistap van zeven liter waar je de ‘grote boodschap’ in kunt doen.
Als alternatief mogen ze nu nog hun uitwerpselen in een afbreekbare plastic zak verpakken en in een afgelegen gletsjerspleet gooien. Dus niet gewoon begraven zoals vroeger. Dit alles om de kans op het verspreiden van ziekten te voorkomen. Voor het bereiden van eten en drinken kan immers alleen sneeuw gebruikt worden. Vanaf 2013 wordt het zelfs verplicht om ook alle menselijke uitwerpselen weer van de berg naar beneden te brengen.
Spoedig worden de ski’s ondergebonden en gaan ze op pad, onderling verbonden met een touw. Spoedig lopen ze in deze touwgroepen voorzichtig tussen vele (on)zichtbare gletsjerspleten door. Voor ze ligt een kilometers lange etappe over de enorme Kahiltna gletsjer, waarbij ze eerst 200 meter afdalen tot 2000 meter hoogte. Dan draaien ze naar het oosten en trekken ze een steile zijvallei in om daarna geleidelijk te stijgen tot aan de voet van Ski Hill op 2375 meter. Na 4 uur hard doorstampen komen ze daar aan. Deze vlakke plek op de gletsjer met weinig gletsjerspleten en buiten het bereik van lawines is een geschikte plaats om de tentjes voor de eerste keer op te zetten. De volgende dag wordt in eenzelfde tijd verplaatst naar kamp 2, dat op 2950 meter hoogte ligt. Op zaterdag wordt in slechts 2,5 uur tijd verder verplaatst naar kamp 3 bij Motorcycle Hill, dat op een hoogte van 3350 meter ligt. Ze stijgen relatief snel, ondanks het gewicht dat ze omhoog moeten torsen.
Om aan de hoogte te wennen en om bij te komen van de slopende eerste etappes houdt het team op zondag een rustdag. De eerste dagen zijn niet alleen zwaar vanwege de ijshellingen van tot wel 40 graden omhoog die ze moeten zien te overbruggen. Maar ook omdat er voor gekozen is om in deze fase alle uitrusting in één slag mee te nemen, via de zogenoemde ‘single carry’ manier. Bij de ‘double carry’ manier breng je telkens eerst een gedeelte van het materieel omhoog, die je dan ingraaft in een zogenaamde cache. Vervolgens daal je weer af. De volgende dag draag je de rest van je materiaal omhoog. Je doet dan elk stuk in twee keer.
Op de maandag heeft het voltallige team in zes uur tijd een pendel gemaakt naar een plateau dat op 4120 meter hoogte in de buurt ligt van Windy Corner. Daar is een gedeelte van het materiaal ingegraven. Vervolgens zijn ze teruggekeerd naar kamp 3, om er de nacht weer door te brengen.
De dag (dinsdag) voor de grote oversteek langs Windy Corner begint vroeg. Ze hebben weer een zware dag voor de boeg. Het idee is immers om met de rest van het materiaal in één ruk door te stoten naar kamp 4 dat 1000 meter hoger ligt en ook wel ‘Medical Camp’ wordt genoemd. Ze moeten omzichtig te werk gaan op de steile ijshellingen. Een foutje en ze donderen een afgrond van honderden meters in. Op het plateau aangekomen, graven ze de cache uit en verdelen ze het gewicht. Samen zetten ze de tocht verder richting Windy Corner, één van de mens onvriendelijkste plekjes op aarde. Een moordende helling met topzware bepakking, slee en de harde wind die dag maken dit een ware helletocht.
Uitgeput komen ze in kamp 4 aan. Ze zijn 7,5 uur onderweg geweest, maar het is nog niet gedaan. Eerst moet er nog een kampplaats gebouwd worden. Om bescherming te zoeken tegen de barre weersomstandigheden betekent een kamp ‘bouwen’ telkens eerst een groot gat graven en sneeuwblokken zagen. Het laatste is om een muur om de tentjes heen te bouwen die in het gat geplaatst wordt als bescherming tegen de wind. Een hels karwei waar ze gezamenlijk telkens toch al gauw enkele uurtjes zoet mee zijn. Ondertussen is het ook urenlang sneeuw smelten voor drinkwater en te koken.
In het vierde kamp bevinden zich gedurende het klimseizoen permanent een aantal Rangers en professionele medische klimspecialisten van het ‘High Mountain Search and Rescue Patrol’. Ze geven onder meer weersinformatie, voeren reddingsacties uit om klimmers in nood de helpende hand toe te reiken en verlenen medische hulp. Er is ook een arts aanwezig, gespecialiseerd in hoogteziekte en bevriezingsverschijnselen. De passage van 3350 meter naar 4350 meter langs Windy Corner is tot dan veruit de moeilijkste dag in alle opzichten. Achteraf blijkt dat Norbert op die dag ‘Frost-bite’ in het gezicht oploopt. Een teleurstelling, daar hij zelf in eerste instantie denkt dat het om een zonverbranding gaat. De zon schijnt die dagen immers vanaf 5 uur in de ochtend tot 10 uur in de avond volop. Niet voor niets dat de teamleden hun nek en neus bedekken en zich met factor 35 insmeren. Het komt dan ook goed uit dat de woensdag een rustdag is.
Op de donderdag loopt de barometer terug en verslechterd het weer aanzienlijk. Desondanks hebben twee HBFers de Headwall beklommen. Met 55 graden de steilste ijshelling van de hele beklimming. Op 4950m komt de ijswand uit op de graat van de West Buttress.
Daar eenmaal aangekomen is het genieten geblazen. Het zicht is er adembenemend. De omgeving is zonder meer betoverend en overweldigend. Helemaal anders dan in de voor hun zo vertrouwde Alpen. Veel groter, meer sneeuw en ijs. Vervolgens dalen ze weer af naar kamp 4.
Sneeuwstormen en white-outs zorgen ervoor dat ze op vrijdag niet verder kunnen klimmen. Temperaturen tot -25°C, hevige sneeuwval en windsnelheden boven de 160 km/uur wordt verwacht. Het is dan wachten en nog eens wachten en hopen dat de storm gaat liggen om tijdens een zogenoemde ‘weather-window’ verder te klimmen naar High Camp. Dit laatste kamp ligt op 5245 meter hoogte. Van hieruit onderneem je de toppoging.
De Denali, de nabijgelegen Mount Foraker en Mount Hunter worden de dagen erop bedekt door gigantische lenswolken die ontstaan tijdens de ergste blizzards die dit gebied kunnen treffen. De mannen en hun materieel krijgen het in de storm uiterst zwaar te voorduren. In een etmaal valt er een meter sneeuw. Noodgedwongen houdt dit in dat de mannen om de haverklap hun tweepersoonstentjes uit moeten om die weer sneeuwvrij te scheppen. Telkens wacht ze hierbij het onaangename werk om uit een warme slaapzak in koude kleren te kruipen, waarbij ze onvermijdelijk tegen het natte of bevroren tentzeil komen. Om vervolgens zich buiten in de sneeuwstorm te wagen. Daar moeten ze ervoor zorgen dat al het materiaal verankerd is en dat ze het allemaal kunnen terugvinden als het ondergesneeuwd geraakt. Er weer in kruipen vergt ze misschien nog meer werk. Eerst moeten ze zich volledig afborstelen om geen sneeuw of ijs mee in de tent te nemen. Vervolgens alles weer uitrekken en hun natte kleren tussen het grondmatje en slaapzak, of zelfs in de slaapzak stoppen om te drogen. Omdat de tweepersoonstentjes te klein zijn om ook in te koken gebeurt dit in een aparte tipi-tent. Het extreem slechte weer hield tot en met zondag aan.
Met het verbeterde weer van maandag zijn vier Nederlandse teamleden vroeg in de ochtend ‘single-carry’ vertrokken naar High Camp. Met uitzondering van Norbert heeft de rest op 5100 meter een aantal voorraden ingegraven alvorens terug te keren naar kamp 4. Een 45 graden steile ijsflank, het moeilijkste stuk van de beklimming, voert ze in hun klimtocht naar een sneeuw en rotsgraat. In ongeveer 5,5 uur bereiken de vier de hoogste kampplaats. Op het kleine plateau is het bitterkoud en de harde wind maakt het moeilijk om de tentjes op te zetten. De sneeuw is daar net beton. Maar wederom worden ze na alle noeste arbeid getrakteerd op een schitterend uitzicht over de Alaska Range. Een wolkentapijt bedekt de valleien, wat alles een bovenaardse magische dimensie geeft.
’s Avonds nemen ze in High Camp de route door die ze willen nemen voor een toppoging. Het eerste stuk is een steile sneeuwhelling naar de Denali Pass op 5600 meter. Dit is veruit het gevaarlijkste stuk van de hele expeditie, berucht om de vele ongevallen die hier gebeuren. Vooral tijdens de afdaling zal later blijken. Maar ook de beklimming ervan is gevaarlijk. Even later zullen ze de altijd winderige Denali Pass moeten oversteken en naar het zuiden draaien. Daar gaat het steil omhoog langs eindeloze ijshellingen naar de Archdeacons Towers en het fameuze Football Field, een groot plateau op 5950 meter. Aan de andere kant van dit plateau rijst een nog teleurstellend hoge helling, de Kahiltna Horn, steil op naar de topgraat op 6100 meter. Voor ze ligt dan de laatste hindernis: een prachtige, messcherpe sneeuwgraat van zo’n 400 meter lengte dat leidt naar de top op 6194 meter.
Helaas liet de slechte weerscondities de dag erop geen toppoging toe. Wel zijn die dag de anderen, met de ingegraven goederen, na 6,5 uur klimmen aangekomen op High Camp. Norbert bleef alleen achter in kamp 4. De woensdag blijft het weer ook slecht. Er wordt wijselijk besloten nog een nacht te wachten.
Dan slaat het noodlot op de berg genadeloos toe. ’s Avonds rond 22:30 uur worden de teamleden gealarmeerd door een Ranger van de parkservice. Zij was eerder die avond naar buiten gegaan om te kijken waar een team bleef die wel een toppoging heeft ondernomen. Zij zag ze onder aan de Denali Pass liggen. Drie van hen lagen stil. De vierde zwaaide en schreeuwde. Achteraf blijkt dat ze alle vier, als touwgroep, bezig met de afdaling waren toen één van hen uitgleed en ze enkele honderden meters naar beneden vielen. Ze liggen 900 meter vanaf High Camp en 50 meter lager. Het is dan -20°C en het waait 50 km/h. De gevoelstemperatuur komt dan veel lager uit.
De operators en PJs bedenken zich echter geen moment en gaan direct naar de onheilsplek. Daar constateren ze dat de Amerikaanse vrouwelijke berggids en een klimmer van Chinese afkomst niet meer in leven zijn. Aangelijnd in touwgroepen worden de overige twee Amerikaanse slachtoffers zo snel mogelijk verplaatst naar High Camp. Er is daar wel medische uitrusting, maar de medische kennis en ervaring wordt geleverd door de PJs en de medics van het KCT. Samen met de overige teamleden bewijzen ze van levensbelang te zijn voor de twee slachtoffers. Na de eerste onderzoeken lijkt één van hen, ondanks zijn verwondingen, stabiel te zijn. Zijn vitale waarden en reacties worden constant door een medic beoordeelt. Hij blijft buiten levensgevaar. In het ziekenhuis wordt later bij hem nog een nekfractuur geconstateerd. Met de ander gaat het veel minder goed. Hij is buiten bewustzijn en heeft door de val hoogstwaarschijnlijk zwaar hersenletsel opgelopen. Vanwege zijn acute ademhalingsproblemen besluiten de medics en PJs een ‘coniotomie’ te doen. Een PJ voert deze chirurgische noodoperatie uit. Hij snijdt daarbij het strottenhoofd in om met geïmproviseerd materiaal (een slangetje) alsnog zuurstof in zijn longen te krijgen.
Mede door het onbaatzuchtig en daadkrachtig handelen van al de teamleden ter plekke overleven beide gewonden dit ongeval en zijn ze nu herstellende van het ongeval. Ze maken het naar omstandigheden goed. Als gevolg van de extreme weersomstandigheden deze nacht hebben sommige teamleden lichte onderkoelingsverschijnselen opgelopen. Het duurde daarnaast nog tot 06.00 in de ochtend voor de slachtoffers per helikopter naar een ziekenhuis afgevoerd konden worden.
Al snel wordt donderdagochtend het besluit genomen om af te dalen. De mogelijkheid voor het halen van de top was immers onmogelijk geworden. Primair door de slechte weersvooruitzichten. In dat opzicht heeft de natuur ze met al haar kracht ruimschoots verslagen. Anderzijds heeft de uitputtende reddingsactie ook zijn weerslag gehad op de fysieke en mentale gesteldheid van de teamleden.
“Het was het enige juiste om te doenâ€, vertelt Norbert. “Van heel dichtbij hebben ze meegemaakt hoe gevaarlijk de Denali is. In de periode dat we op de berg verbleven zijn er alleen al zeven van de negen doden gevallen die er in 2011 te betreuren zijn. Dat is het op één na hoogste aantal ooit.â€
Via kamp 4 wordt naar kamp 3 afgedaald, waar overnacht wordt. Vervolgens dalen ze vrijdagsmorgens vroeg, op ski’s met de slee achter zich aan, in één move de lange Kahiltna gletsjer af naar het basiskamp. In twee vluchten vliegen ze diezelfde middag nog terug naar Talkeetna. Daar wacht hen niet alleen een BBQ bij de AMS van Coombs. Ook worden ze daar geëerd voor hun levensreddend handelen op de berg. Als blijk van waardering voor hun heroïsch optreden krijgen alle erbij betrokken teamleden uit handen van Chief Mountainering Ranger John Leonard de Denali Pro pin uitgereikt. Dat is een onderscheiding voor klimmers die op onderscheidende wijze professioneel hulp geboden hebben op de Denali. Zelf vinden ze het overigens geen heldendaad. “Als zoiets gebeurt, ga je gewoon handelenâ€, vertelt een operator. “Je doet dat gewoon.â€
Ook al deden ze maar gewoon hun werk, wat al de betrokkenen zeggen, heeft Norbert ze vanwege hun daadkrachtige en levensreddend optreden nadien voorgedragen voor het rode Erekoord. Op het ochtendappel van vrijdag 19 augustus 2011 in Roosendaal hebben negen van de tien operators deze onderscheiding ontvangen als waardering en blijvende positieve herinnering voor wat zij in de nacht van 25 op 26 mei op de berg gedaan hebben. Een van de operators kon niet aanwezig zijn bij de ceremonie. Hij zal het erekoord op een later tijdstip ontvangen.
Ondanks dat niemand fysiek op de top van de Denali heeft gestaan is de beklimming er van fantastisch geweest. Een groot avontuur met voor iedereen ontzettend veel leermomenten. “Dit jaar hebben 1203 klimmers geprobeerd de top te bereikenâ€, vertelt Norbert. “Slechts 641 daarvan hebben daar daadwerkelijk op gestaan. Desalniettemin, het ruimschoots behalen van de doelstellingen is voor ons uiteindelijk vele malen belangrijker dan op de top te staan. Doordat we daarbij de lat letterlijk en figuurlijk zo hoog hebben gelegd zou dit nauwelijks mogelijk zijn geweest op de Mont Blanc. En dat tegen een zeer geringe meerprijs. Nu is er per persoon zo’n 3200 euro uitgegeven, all-inclusive. Je moet daarbij echter niet vergeten dat OBT-5 in Alaska in plaats is van de vier weken in de Franse Alpen. Een heel groot gedeelte van dit budget zouden we ook in Chamonix kwijt zijn. Maar vooral de enorme ervaring die de mannen nu in Alaska hebben opgedaan is onbetaalbaar. Met een gerust hart en in volst vertrouwen zou ik deze jonge kerels zonder aarzeling wereldwijd in durven zetten. Ik ben er heilig van overtuigd dat ze te allen tijde de juiste beslissing zullen nemen en de commandant juist informeren en adviseren.â€
© foto’s: merendeel instructiegroep OBT KCT
Om enigszins een beeld te krijgen van hoe klimmen op de Denali er aan toe gaat, bekijk dan de onderstaande HD video van Wouter van Dijk en Jeroen Vels. Zij beklommen vorig jaar ‘De Hoge’ via de West Buttress. Dezelfde de route die ook de operators van het KCT hebben gevolgd:
Nog een mooie HD video-impressie van de beklimming van de denali via de West Butress:
6 Comments
Haidy
23 augustus 2011 at 08:01Wat een goed stuk !! En heerlijk om te lezen..de foto’s zijn mooi !!!!*thumbs up*
Kees
23 augustus 2011 at 15:45Inderdaad, een heel mooi stuk!
Masja
24 augustus 2011 at 15:59Prachtig stuk!! En hele mooie foto’s…
rik
24 augustus 2011 at 16:29wat een heerlijk stuk, en lof aan de jongens van het kct!
Klaas
26 augustus 2011 at 12:36petje af voor de helden!
thomas
7 oktober 2017 at 19:51that others may live, het ongeschreven motto van zo’n beetje iedere special forces eenheid.
wat een helden!!!