In de februari 2013-editie van het onafhankelijk Nederlandstalig defensiemagazine ARMEX staat een verhaal met als titel: Defensie 2.0, Hart of hard voor je personeel? Het is geschreven door kolonel b.d. Frans Matser en het geeft de harde werkelijkheid weer van het huidige personeelsbeleid bij Defensie. Weliswaar met een kwinkslag legt hij op pijnlijke wijze de verhoudingen bloot tussen politiek – het Ministerie van Defensie in het bijzonder – als werkgever enerzijds en de werknemers – militairen in het bijzonder- anderzijds. Maar ook over wat dit op termijn kan betekenen voor verhoudingen tussen die militairen.
De bijdrage van Frans Matser verwoord iets wat veel mensen raakt en in feite de Nederlandse samenleving aangaat. Hij vertelt immers: “Er waait hier sinds enige jaren een gure wind op personeelsgebied. Want wat er bij Defensie gebeurt is een onderdeel van de algemene tendens op personeelsgebied in Nederland. Zaken waar de gemiddelde werknemer in Nederland niet erg warm voor loopt.â€
Spijtig genoeg zijn er vele ingezetene van Nederland die niet in de gelegenheid zijn om de bijdrage van Frans Matser in ARMEX te kunnen lezen. Lees het alstublieft daarom HIER. Het is absoluut uw moeite en tijd meer dan waard.
Misschien is dit ook wel de reden dat mij op de Sociale Media een bericht onder ogen is gekomen waarin wordt betwijfeld of ARMEX wel de juiste drager is voor dit soort belangrijke boodschappen. Ofwel is de reikwijdte ervan in de breedte als ook in de diepte wel groot genoeg? Wordt de verwachte impact van de boodschap hiermee wel voldoende benut? Er wordt gezegd dat als je wilt dat dit soort informatie serieus wordt weggezet in de samenleving, je moet mikken op grotere nieuwsbladen zoals NRC, Volkskrant, AD of de Telegraaf. Deze ‘grotere’ dagbladen zoeken daarentegen over het algemeen kopij met een lengte van ongeveer 300 woorden, in plaats van de 2500 woorden die alleen dit voornoemde verhaal al telt.
Maar voor ik daar op verder borduur wil ik allereerst de auteur van het artikel bij u onder de aandacht brengen. Het schrijven is iets dat Frans Matser al van jongs af aan fascineert. Zo twijfelt hij na de middelbare school tussen de journalistiek en het leger. Hij kiest uiteindelijk voor het laatste. Na zijn opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda wordt hij in augustus 1980 als jonge luitenant bij het Wapen der Artillerie geplaatst op de legerplaats Seedorf in de toenmalige Bondsrepubliek Duitsland. “Ook ik was destijds daar gelegerd als artillerist en heb enkele lichtingen met hem mogen samenwerken. In die beginperiode heb ik bij de Bravo ‘Beren’ gevechtsbatterij van 41 Afdeling Veldartillerie voor het eerst onder hem gediend. Hij was destijds BTO, ofwel batterijofficier. Daarna was hij van oktober 1985 tot en met juni 1987 bij de Charly ‘Chimaera’ gevechtsbatterij mijn batterijcommandant. Nadat ik vervolgens begin 1989 met mijn gezin naar Nederland terugkeerde ben ik hem voor lange tijd uit het oog verloren. Pas in 2003 liep ik hem, ondertussen werkzaam als freelance defensie fotojournalist, op Dutchbase Bugonjo in Bosnië bij toeval weer tegen het lijf. Hij verbleef toentertijd voor vier maanden in Bosnië om daar, na afloop van de oorlog, namens de NAVO op geheel eigen wijze met de voormalige strijdende partijen te onderhandelen over ontwapening, de integratie van de Servische, Kroatische en Bosnische legers en over de demilitarisering van verschillende legereenheden. Zijn laatste missie was ‘Operatie Ocean Shield’. Vanuit het NATO hoofdkwartier in het Portugese Lissabon was hij van 2009 tot 2011 nauw betrokken bij deze antipiraterij operatie voor de kust van Somalië. Na 36 dienstjaren is hij begin 2012 met pensioen gegaan.
Naast zijn militaire carriëre blijft schrijven een van zijn grootste hobby’s. Zo publiceerde hij in de afgelopen jaren een flink aantal korte verhalen in voornamelijk de ‘Militaire Spectator’. In zijn columns geeft hij tegengas op tal van zaken en legt hij ze onder een vergrootglas. Zijn scherp observatievermogen, vooruitziende blik, verrassende invalshoeken, ironie en een flinke dosis gezonde humor zijn daarbij zijn belangrijkste wapens. Hij hamert hiermee steevast de welbekende spijker met een chirurgische precisie keihard op zijn kop. De aangeroerde thema’s zijn telkens actueel: uitzendingen naar Bosnië, Irak of Afghanistan en de eeuwige bezuinigingen en het defensiebeleid. Daarnaast kijkt hij ook nostalgisch terug op de Koude Oorlog, de verdwenen bevelhebbers en de opgeheven eenheden in Duitsland. De onvermijdelijke – vaak hilarische – militaire bureaucratie loopt daarbij als een rode draad doorheen.
Hij bundelt uiteindelijk 25 van zijn korte verhalen over het wel en wee van de Nederlandse krijgsmacht onder de titel: ‘de Bezuinigingsgeneraal’. Voor iedereen die de afgelopen halve eeuw in het leger heeft gediend als burger, beroeps- of dienstplichtig militair zijn de verhalen zeer herkenbaar. De opbrengst van het boek, dat op 8 april 2011 door uitgeverij Free Musketeers op de markt is gebracht, schenkt hij in zijn geheel aan een goed doel.
Voor wat betreft de rol van het onafhankelijk defensiemagazine ARMEX in dit verhaal moet ik als redactiemedewerker van dit magazine eerst uitleggen wie het uitgeeft. Dat is namelijk de Koninklijke Nederlandse Vereniging “Ons Legerâ€, in het kort KNVOL, dat grotendeels oud-militairen in zijn ledenbestand heeft. Ondanks dat de naam suggereert dat ze zich in eerste instantie richt op de Koninklijke Landmacht (KL), steunt de vereniging onvoorwaardelijk het streven naar het steeds intensiever samenwerken van de krijgsmachtdelen. Ze vindt immers dat alle defensiemedewerkers van hoog tot laag, burgers en militairen belangrijk werk doen voor de (internationale) samenleving. Zonder daarbij overigens de tradities van ieder afzonderlijk uit het oog te verliezen. Dat desalniettemin het landoptreden in ARMEX centraal staat komt vooral uit het feit dat de afgelopen vijftig jaar heeft laten zien dat alle conflicten op het land zijn uitgevochten. De noodzaak van een effectieve en snel inzetbare KL als belangrijk onderdeel van onze Krijgsmacht is hiermee dan ook wel aangetoond.
De rol en taken van de Krijgsmacht zijn in onze Nederlandse samenleving als ook in ‘onze’ internationale samenleving gedurende diezelfde tijdspanne nogal aan verandering onderhevig geweest. De Krijgsmacht van nu is een organisatie die zich niet alleen richt op vrede en veiligheid binnen de landsgrenzen maar ook ver daar buiten. Ze is weliswaar naast dat het direct inzetbaar zijn bij rampen, bijspringen bij allerlei technisch (politie)onderzoek en andere calamiteiten in ons eigen land ook op verschillende plaatsen in de wereld actief (geweest). Dit gebeurt in zowel Europese Unie, NAVO als Verenigde Naties verband. Professionaliteit, efficiency, flexibiliteit, grote inzet en aandacht voor andere culturen zijn de kenmerken die onze militairen daarbij ten toon spreiden. Kortom, als BV Nederland kunnen we en zouden we bijzonder trots moeten zijn op onze Krijgsmacht.
De KNVOL wil vooral door een open, offensief en naar buiten gericht communicatiebeleid dat gevoel van trots uitdragen en de maatschappij zien te overtuigen van het nut en belang van Defensie. Het staat om die reden zelfs al ruim 100 jaar op de bres voor een goede, slagvaardige en kwalitatief hoogwaardige Krijgsmacht. De vereniging werd immers op 30 maart 1912 door een groot aantal officieren vooral opgericht uit zorg over de verwaarlozing van diezelfde Nederlandse Krijgsmacht. Een initiatief die heden ten dage – gezien de draconische bezuinigingsmaatregelen van de afgelopen decennia op Defensie – wellicht actueler is dan ooit.
De KNVOL wil dit vooral doen door de maatschappelijke discussie over de rol en taken van de Nederlandse Krijgsmacht te stimuleren. Want tussen de groep Nederlanders die niets van een Krijgsmacht wil weten en wil doorbezuinigen tot op het bot en de groep die principieel voor een sterke Krijgsmacht is, beweegt zich het overgrote deel van de bevolking zich hier tussenin. Dat zijn de mensen die op zich in Defensie geïnteresseerd zijn maar niet altijd optimaal zijn geïnformeerd. Noem het de ‘silent majority’, ofwel de mensen die bereid zijn te luisteren naar een goed verhaal.
Juist hiervoor organiseert de vereniging tal van activiteiten zoals onder meer lezingen en bezoeken aan kazernes van de KL, luchtmacht- en marinebases. Ook heeft de vereniging een bijzondere leerstoel in de ‘Geschiedenis van de Veiligheidsproblematiek’ aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarnaast kent het jaarlijks de ‘Prins Mauritsmedaille’ toe. Deze onderscheiding wordt uitgereikt aan personen of organisaties, zowel binnen als buiten de krijgsmacht, die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Krijgsmacht.
Maar behalve het organiseren van onder meer deze activiteiten geeft de vereniging dus ook zes maal per jaar het defensiemagazine ARMEX uit. Gevuld met achtergrondinformatie over alle ontwikkelingen bij Defensie is het als het ware het visitekaartje van de vereniging. Behalve dat het de laatste militaire technologische en conceptuele ontwikkelingen in de etalage zet besteedt het ook aandacht aan de geschiedenis en tradities van onze Krijgsmacht. Daarnaast is het opiniërend, goed geïnformeerd, kritisch en om de verhalen visueel te ondersteunen rijkelijk geïllustreerd met foto’s.
Naast dat ARMEX aan alle leden wordt toegezonden, ontvangen ook alle sleutelfiguren in de Vaderlandse politiek, die in de breedste zin van het woord ook maar een vinger in de pap te brokkelen heeft voor wat betreft Defensie, telkens een exemplaar. De benodigde Euro’s voor Defensie moeten immers toch echt daar vandaan komen. De ARMEX komt ook op de leestafel te liggen van alle bibliotheken van universiteiten, van militaire opleidingsinstituten en de diverse secties communicatie van de Krijgsmacht. Daarnaast staan ook de redacties van alle grote dagbladen op de verzendlijst. Dus ondanks dat het actieve ledenaantal van de vereniging slechts enkele duizenden bedraagt is het bereik door het aantal zogenoemde meelezers een grote veelvoud daarvan. Als je daarnaast ziet dat velen de verhalen die er toe doen weer doorlinken via hun sociale netwerken blijkt er een gigantisch sneeuwbaleffect te kunnen ontstaan. Net zoals je ziet met het verhaal van Frans Matser. In de eerste 24 uur dat het op zijn blog staat is het al door ruim zesduizend personen gelezen.
Maatschappelijke relevantie en draagvlak is van levensbelang voor Defensie. Maar dan moet diezelfde samenleving er wel open en transparant over geïnformeerd worden. Wellicht dat hier een mooie uitdaging voor het nieuwe mediacentrum van Defensie in het verschiet ligt. Daar zwaait sinds kort luitenant-kolonel Detlev Simons de scepter. Detlev is een man die met dit bijltje weet te hakken en zijn sporen op dit gebied al ruimschoots heeft verdiend. Maar vele wegen leiden naar Rome en het defensiemagazine ARMEX van de KNVOL is er absoluut een van.
Onderstaande video is ook een goed voorbeeld van maatschappijbreed informeren en overtuigen. In deze video bespreken Commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp en Joep Wijnands, directeur van Directie Veiligheidsbeleid (DVB) bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de positie van Nederland in de internationale gemeenschap. Ofwel kan Nederland met de huidige bezuinigingen nog wel effectieve missies uitvoeren? Of kunnen we nog wel voldoen aan de verplichtingen van de VN en de NAVO? En wat is het belang van dergelijke missies voor Nederland? Na ongeveer een uur beantwoorden ze de uit het publiek gestelde vragen.
Â
Leave a Reply