Deh Rawod, Afghanistan – Louter vechten en enkel opbouw, dat zijn twee uitersten. Ofschoon Nederlandse militairen in Uruzgan primair voor de wederopbouw zijn, draagt de werkelijkheid kenmerken van allebei. Indien ze onder schot worden gehouden zijn ze prima in staat om een forse lel uit te delen aan iedereen die dat proces van opbouw om zeep wil helpen. Leo van Westerhoven sprak in Uruzgan met de scheidende commandant Battle Group, luitenant-kolonel Piet van der Sar over het door Nederland toegepaste ‘counter insurgency’ concept.
Onderhuids wordt er binnen de NAVO een discussie gevoerd over de te volgen strategie in Zuid-Afghanistan. Nederland blijft daarbij, letterlijk, niet buiten schot. Daarbij wordt namelijk de suggestie gewekt dat Nederland te soft in haar aanpak is. Canadese officieren hebben openlijk de vrees uitgesproken dat er onder Nederlands commando weinig meer terecht zal komen van het ‘aangrijpen’ van de Taliban. Er moet namelijk ook gevochten worden, zegt zelfs de scheidende NAVO opperbevelhebber in Europa, de Amerikaanse viersterren generaal James L. Jones. Luitenant-kolonel Piet van der Sar, commandant Battle Group (BG) van 1 (NLD/AUS) Task Force Uruzgan (TFU), is het daar pertinent niet mee eens. “Er zijn zeker ‘nuanceverschillen’ in de uitvoering van de strategie van de coalitiepartners in Zuid-Afghanistan,” zegt hij. “De Canadezen leveren al ruim een jaar, door hun offensieve strategie, in de provincie Kandahar voortdurend slag met Talibanstrijders. Ook de Britten hebben zich dit voorjaar in kleine groepen over de hele provincie Helmand verspreid en zware gevechten geleverd. Beide hebben daarbij al zware verliezen geleden. Wij hebben als gevolg van gevechtshandelingen nog geen militair verloren. Dat heeft ons bij de bondgenoten de bijnaam ‘Lucky Dutch’ opgeleverd. Ik zou niet alleen van ‘Lucky’- willen spreken, maar ook vooral van ‘professional’ Dutch. Iets anders beweren doet absoluut geen recht aan de inzet en aanpak van de Nederlandse militairen tijdens een TIC (Troops in Contact). Wij hanteren in Uruzgan de zogenoemde inktvlekstrategie: langzaam de controle stap voor stap uitbreiden. We concentreren ons hierbij primair op de steden Tarin Kowt en Deh Rawod, daar zetelt het gezag dat wij moeten ondersteunen. Het zou pure energieverspilling zijn om overal achter kleine groepen Taliban aan te jagen. Niettemin zijn we volgens mij extreem actief in Uruzgan. In amper vier maanden tijd zijn er ruim 400 patrouilles de poort uitgegaan. Deze zijn vaak te voet dorpen ingegaan die al pro centrale regering zijn. Maar nog vaker de dorpen die sympathiek staan tegenover Talibanstrijders of andere (on)geregelde plaatselijke milities van krijgsheren en/of gewapende strijdgroepen. Dit neemt de nodige risico’s met zich mee, want je weet niet hoe je onthaald gaat worden. Maar we kunnen niet anders als we willen ondersteunen dat provinciale en nationale overheid hier een stevige basis verkrijgen.
Hierbij heeft veelvuldig een TIC plaatsgevonden. Op Camp Hadrian in Deh Rawod zit een peloton dat in 22 dagen tijd maar liefst vijf, matig tot zeer zware, vuurgevechten heeft geleverd. Onder hen zijn ook de gewonden gevallen. Ook zijn er 12 aanslagen met IED’s (Improvised Explosive Devices), oftewel geïmproviseerde explosieven, geweest. Ik ben toen op een gegeven moment gestopt met het houden van bataljonsappél, omdat het gros van de BG ontplooid was. Er zijn periodes geweest dat er slechts genoeg mensen op de base aanwezig waren voor de wacht en de 24/7 QRF (Quick Reaction Force) te bemannen. We zijn qua risico’s absoluut niets uit de weg gegaan. Als het moet, kunnen de Nederlandse militairen net zo goed vechten als ieder ander.
Misschien is hierdoor in Nederland het beeld ontstaan dat wij te weinig doen aan opbouwwerkzaamheden en dat er te veel wordt gevochten. Toch is dat een vertekend beeld. We zijn nog maar amper van start met deze missie en als ‘first in’ heb je veel werk te verrichten. Het zou naïef zijn om te denken terstond met opbouwen te kunnen beginnen. Eerst hebben we per gebied in kaart gebracht welke dorpen en streken vriendelijk en rustig zijn, en welke onder controle van de Taliban zijn. Ook werd bekeken welk aanvullend militair materiaal nodig was. De steun die ik daarbij vanuit de staven in Nederland heb gekregen is voortreffelijk geweest. Iedere onderbouwde aanvraag voor materieel zoals extra bewapening op de voertuigen, de Aladin onbemande vliegtuigjes, het nieuwe Bushmaster gepantserde wielvoertuig, capaciteit om IED’s te ontregelen, aanvullende persoonlijke uitrusting of extra verbindingsmaterieel is zonder morren geaccordeerd en gerealiseerd. Toch hebben voornoemde inspanningen ons wel de maanden augustus en september gekost. Hierdoor heeft het ons voor ogen staande operatieconcept van ‘counter insurgency’ forse vertraging opgelopen.”
Het doel van dit concept is dat de operatie zich richt op de bevolking en niet op de vijand. Dus dat de operatie zich in een bepaald gebied concentreert op veiligheid, stabiliteit en het verbeteren van de leefomstandigheden van de lokale bevolking , inclusief het versterken van het legitieme Afghaanse gezag en niet op het jagen en uitschakelen van Taliban en andere vijandelijke groeperingen. Zodanig dat wederopbouw ook kan plaatsvinden. Het idee erachter is dat na een zekere periode, de verantwoording voor de veiligheid toevertrouwd kan worden aan eenheden van het Afghaanse Nationale Leger (ANA) en de Afghaanse Nationale Politie (ANP). Vervolgens zal in hetzelfde operatieconcept steeds verder van beide Nederlandse bases, in een groter gebied, de veiligheid en opbouw gerealiseerd worden om zo door een soort inktvlekwerking uiteindelijk de gehele provincie te bereiken. “Hierbij spelen, naast concrete opbouwprojecten, eerbied voor de lokale gewoonten en omgangsvormen een fundamentele rol,” zegt Van der Sar. “Bijvoorbeeld ‘lessons learned’ uit Vietnam en voormalig Nederlands-Indië laten zien dat we alleen dan succesvol kunnen zijn als je de plaatselijke bevolking als zwaartepunt van je operatie kiest – in plaats van al je pijlen te richtten op de vijand. Wie dat laatste wél doet, gaat het onherroepelijk afleggen. De lokale bevolking moet als het ware losgemaakt worden van de Taliban,. Dit is effectiever dan via louter gevechtsacties de Taliban proberen aan te grijpen.
Deze zogenoemde ‘counter insurgency’ (COIN) operaties doen we in gebieden waar de Taliban de grootste spelbreker is, daar ook zij hun zwaartepunt hebben liggen en deze niet zonder slag of stoot zullen opgeven. De Taliban valt niet alleen ons en het Afghaanse Nationale Leger (ANA) en de Afghaanse Nationale Politie (ANP) aan, maar ook dorpelingen en civiele objecten, zoals onderwijzers en scholen. De Taliban probeert door op een wrede manier angst te zaaien de dorpjes, waar wij de bevolking voor ons proberen te winnen, in een ijzeren greep te houden. Neem bijvoorbeeld het dertienjarig jongetje in een dorp vlakbij Deh Rawod. Hij is ’s nachts op gruwelijke wijze gemarteld, ten overstaan van de dorpelingen, voor ze hem doden en ophingen aan een boom. Omdat hij voor de Nederlanders werkte, werd gezegd. Zo lang de Taliban in de regio dit soort gruweldaden kunnen verrichten zal er niemand met de Nederlanders durven samen te werken. Die angst voor de Taliban moeten wij met onze permanente aanwezigheid zien weg te nemen. Bij COIN operaties is acceptatie en hulp van de lokale bevolking onmisbaar. Het bieden van een perceptie van veiligheid speelt daarbij een belangrijke rol. Echter, eerst zien, dan pas geloven zegt de lokale bevolking en kijkt daarmee de kat uit de boom. Dus moet je ervoor zorgen dat als je in een gebied komt, dat je daar kunt blijven.
Zo zijn we eerst begonnen om, zowel overdag als ’s nachts, het liefst door middel van voetpatrouilles in de leefgemeenschappen fysiek aanwezig te zijn. Nu is op Kakrakah Hill, nabij Deh Rawod, een multifunctionele quala (MFQ) – een ommuurd Afghaans huis – gebouwd. Daarin bevindt zich permanent een Nederlands peloton om contact te leggen én te houden met de bevolking en dat over hun veiligheid waakt. Dit concept gaan we ook toepassen in Poentjak, zo’n12 km noordoost van Kamp Holland in Tarin Kowt. Bovendien beschermt een netwerk van posten van de Afghan Security Force (ASF), ondersteund door ons, met succes de dorpelingen tegen vijandelijkheden van de Taliban.
Ook heeft ieder Nederlands peloton een eigen gebied van verantwoording toegewezen gekregen. Om daar bekend te raken met de bevolking en informatie te verzamelen over de situatie, de Taliban en diens activiteiten en ook vooral de noden en behoeften van de bevolking. Kanttekening hierbij is dat we niet elk probleem kunnen oplossen en dat moeten we ook niet willen. Bij problemen vragen we de bevolking wat ze zelf kunnen doen en hoe wij ze daarbij kunnen assisteren. Ze moeten het uiteindelijk zelf kunnen en doen. Door de tribale structuur en opbouw van de bevolking is dit echter uiterst complex. Behalve met Taliban bestaat er ook tussen de stammen onderling frictie. Wat wij proberen is dan een brug te slaan tussen de stammen door overleg en middels projecten die gunstig zijn voor iedereen. Hiervoor zijn diverse opbouwprojecten gestart. Deze bestaan zowel uit projecten met een langere termijn van realisatie als projecten die op korte termijn al een bruikbaar resultaat geven. Voor het laatste kan dat een waterput, een elektrische generator (waar ze overigens zelf de brandstof voor moeten bekostigen) of directe medische zorg zijn. Resultaten op de korte termijn versnellen het besef dat samenwerking met ISAF concrete voordelen biedt. Daarnaast zal de opbouw van zowel het ANA als de ANP, voor wat betreft de lange termijn, van groot belang zijn voor de stabiliteit van het land. We moeten echter inzien dat het onmogelijk is van de ene dag op de andere goedgetrainde, effectieve militairen en politiemensen voort te brengen. Daarvoor is tijd, training en meer uitrusting nodig voordat die op hun eigen benen kunnen staan en zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de veiligheid van hun land.” De opbouw strekt verder dan het bouwen van schooltjes, banen te scheppen, irrigatiekanalen te graven en het leggen van bruggen alleen.
Voordeel van het COIN concept is dat de lokale bevolking een belangrijke bron van informatie kan worden. Zo kan zij bijvoorbeeld helpen om mogelijke elementen en/of activiteiten verbonden met de radicale Taliban aan te wijzen. “Doorslaggevend is dat je met deze informatie ook daadwerkelijk iets doet zonder de bron vrij te geven,” zegt Van der Sar. “Tegelijkertijd willen we bereiken dat we na zo’n offensieve actie nog steeds welkom zijn in dat gebied. Precies dat is gebeurt ten tijde van operatie ‘Indian Twist’. We hadden hierbij besloten om op de vroege zondagmorgen van 12 november, op basis van lokaal verkregen informatie, een zogenoemde ‘soft knock’ operatie uit te voeren op een tweetal locaties, waaronder het gehucht Sorkh Murghab, even ten noordoosten van Tarin Kowt. Hierbij is, nadat het gebied ruim van te voren hermetisch is afgegrendeld, een inbraak gedaan in de quala’s die vermoedelijk als wapenopslagplaats werden gebruikt. Na doorzoeking van onze eigen EOD teams, op weerzinwekkende plaatsen zoals latrines, bleek dit inderdaad het geval. Het betrof klein kaliber wapens met daarbij behorende munitie, handgranaten, afvuurinstallaties voor ‘rocket propelled grenades’ en elektronica waarmee geïmproviseerde bommen kunnen worden gemaakt. Dit allemaal in een hoeveelheid die de noodzaak van het verdedigen van eigen huis en haard ruimschoots overtroffen. Ook werd hierbij materiaal aangetroffen voor de productie van bommen om zelfmoordaanslagen te plegen.Totaal zijn vijf verdachte personen gearresteerd, waarvan drie ervan werden verdacht Taliban-commandanten te zijn. Na eerst 96 uur bij ons in verzekerde bewaring te zijn gesteld, in de detentiefaciliteit op Kamp Holland in Tarin Kowt, zijn ze overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten. Deze hebben ze vervolgens na eigen onderzoek en lokale rechtgeving weer in vrijheid gesteld. Gedurende deze periode van detentie heb ik mij er van laten overtuigen dat op de juiste wijze met de gevangenen is omgaan. Ook ben ik persoonlijk betrokken geweest bij de terugkeer van deze detainees.
Wederom is bij deze operatie respect het sleutelwoord geweest. Respect speelt, zoals eerder gezegd, een essentiële rol in de Afghaanse maatschappij. De eerste stap, tijdens deze operatie, het binnengaan van de quala’s werd gedaan door Afghaanse militairen. Tijdens de huiszoeking hebben zij bijvoorbeeld erop toegezien dat de bewoners zich eerst fatsoenlijk konden aankleden en dat eerst de vrouwen apart buitenshuis werden gebracht. Een dergelijke benadering draagt bij aan de goede relatie en welwillendheid van de bevolking tegenover ons als onderdeel van ISAF. Ondanks dat de uitkomst van operatie Indian Twist voor mij persoonlijk – daar ik een veel grotere vondst van zware explosieven had verwacht – teleurstellend was, ben ik uiterst tevreden met de spin-off ervan. Bij de operatie is- behoudens een waarschuwingsschot om een gigantische Afghaanse vechthond van het lijf te houden – geen schot gelost. Daarnaast kwam een delegatie – van de eerst niet toegankelijke bevolking van dat dorp – naar mij toe om in dialoog te treden. Dit duurde zeker 1,5 uur en zal zeker nog een vervolg krijgen. Een schoolvoorbeeld van een operatie zonder nevenschade. Kortom een groot succes. Langzaam aan moet het COIN concept leiden tot een situatie waarbij Nederlandse militairen slechts ter ondersteuning zijn voor de ANA in plaats van andersom. Ik ben ervan overtuigd dat deze tactiek werkt. We zijn in ieder geval op de goede weg. De Taliban zullen inmiddels wel door hebben gekregen dat we prima ons mannetje staan.”
De eerste rotatie van de Task Force Eenheden in Uruzgan heeft reeds plaatsgevonden. Luitenant-kolonel Piet van der Sar heeft het commando over de BG overgedragen aan luitenant-kolonel Tim Luiten. Hiermee verandert gelijk de hele samenstelling van de BG. Deze zal hoofdzakelijk bestaan uit eenheden van 17 Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers ‘Prinses Irene’ uit Oirschot, aangevuld met luchtmobiele infanteristen van de Bravo-compagnie van 12 Infanteriebataljon (AASLT) Regiment van Heutsz. Ofschoon er minieme nuanceverschillen zullen zijn in het optreden te velde, zegt Luiten voort te willen borduren op het succes van zijn voorganger. Dit succes schrijft Van der Sar voornamelijk toe aan de pelotonscommandanten en hun pelotons. Die zijn het geweest die de contacten met de bevolking, politie en leger hebben en met bruikbare informatie terugkomen uit het gebied. Hij roemde daarbij de samenwerking tussen de pantser- en luchtmobiele infanterie. Hij is er dan ook van overtuigd dat zijn rode baretten net zo makkelijk zullen integreren in deze BG als de Bravo-compagnie van 44 Pantserinfanteriebataljon in zijn eenheid deed.
Leave a Reply