Binnen een week nadat de para’s in hun barakken in Bandoeng waren teruggekeerd moesten ze weer vol aan de bak. Op 29 december vertrokken in de vroege ochtend in een stuk of zestien Dakota’s naar Zuid-Oost Sumatra om de Para-gevechtsgroep boven de olievelden bij Djambi in vijandelijk gebied af te laten springen. Daar zijn ze ’s middags om 13.30 uur gedropt.
“Die tijd van de dag was uitzonderlijk”, zegt Jacobs. “Toen wij daar namelijk de eerste keer aankwamen had de TNI de olieleidingen onder druk gezet, gaten in de leidingen geboord en de olie in brand gestoken. Wij konden toen door de zwarte rook die daarboven hing niet springen. Daarop zijn we teruggevlogen naar Palembang. De tweede poging die middag slaagde wel, doch het verrassingselement was gedeeltelijk verloren gegaan. We sprongen in een open plek in de rimboe.”
Het vliegveld Paalmerah en de olievelden bij Kenali Asem werden vervolgens door de ‘Topi Merahs’ van de 1ste Paracompagnie snel in bezit genomen. Een deel van de olie-installaties was door de TNI vernield of in brand gestoken. De groene baretten van de 2de Paracompagnie hadden daarentegen grote moeite om de ten oosten van Djambi gelegen olievelden bij Tempino en Badjoebang in handen te krijgen. Het verzet van de TNI was hier heel fel. Nadat de toegangswegen naar Djambi waren afgegrendeld, zetten beide Paracompagnieën in de vroege ochtend van 30 december de aanval op het zwaargehavende Djambi in. Binnen twee uur was het in Nederlandse handen. We zijn naderhand naar de haven gegaan en hebben ons volgeladen met sigaretten uit de havenwinkeltjes. En omdat we vonden dat we nogal bezweet waren en stonken als beren, hebben we ook de gekochte eau de cologne met flessen tegelijk over ons heen gegoten. Na een dag of vier keerden we terug naar Bandoeng. Inmiddels waren de mariniers over de Djambirivier met snelboten gearriveerd en die namen de bewaking van het terrein van ons over.”
Alhoewel de para’s al twee zware opdrachten hadden uitgevoerd, moesten zij binnen korte tijd weer aan de slag. Voordat het Nederlandse offensief op 5 januari 1949 zou worden stopgezet, moest de Para-gevechtsgroep die dag nog snel de olievelden bij Rengat en Airmolek veroveren. Beide Para-compagnieën sprongen rond 11.00 uur uit hun Dakota’s. Operatie ‘Modder’ was begonnen. De natte moesson was inmiddels aangebroken en ze sprongen midden in een moeras. Heel veel materiaal als wapens, munitie en voorraden zijn in het moeras terecht gekomen en verloren gegaan. De verovering verliep echter zonder problemen.
“Versterkt door twee infanteriecompagnieën bleven wij nog twee weken voor zuivering en patrouillegang in het gebied”, zegt Jacobs. “De verspreid opererende TNI-eenheden en lokale verzetsgroepen gaven ons daarbij een voorproefje van de spoedig oplaaiende guerrilla. Ik lag op een bepaald moment samen met de luitenant Antoniëtti in de omgeving van Rengat achter een sawa dijkje. De weerstand tijdens een zuiveringsactie was hevig en we lagen diep in de modder achter het lage dijkje. De luitenant vond de weerstand kennelijk zo groot dat hij zei: “Jacobs, ik denk dat er een kans bestaat dat wij Nijmegen niet meer zullen zien”. Daar zou u zomaar gelijk in kunnen krijgen luitenant, was mijn antwoord.”
De aanvallen op republikeins gebied in Java liepen iets stroever dan de vorige keer, maar de Nederlandse soldaten bereikten wel alle gestelde doelen. Daarentegen verloor Nederland in het gebouw van de Verenigde Naties in New York de diplomatieke slag totaal. De Veiligheidsraad kwam direct terug van reces en sommeerde Nederland de strijd te staken en de Indonesische leiders vrij te laten. Dat deed Nederland, schoorvoetend.
“Uit die periode kan ik me nog goed herinneren dat we in Soerabaja uit konden gaan”, vertelt Jacobs. “Zo belandden we daar op een gegeven moment in de kantine van de Mariniers. Dat liep vervolgens een heel klein beetje uit de klauwen. De onderlinge verstandhouding was al niet zo heel goed, maar die werd er nu alleen maar slechter op. Wij vonden dat we daar best iets mochten drinken. De Mariniers dachten daar desalniettemin anders over. Binnen no-time waren we verwikkeld in een stevige knokpartij met ze waarbij er zelfs iemand van de mariniers op het briljante idee kwam om zijn geweer erbij te pakken en een paar schoten te lossen. Er zijn toen wat Ambonezen naar de kazerne teruggereden en hebben de mitrailleur op de jeep gezet, ik geloof dat er zelfs een mortiergranaat aan te pas is gekomen.”
Om enkele republikeinse radiostations en het militair hoofdkwartier van generaal Soedirman, commandant van de TNI, in bezit te nemen voerde op 10 maart 1949 de Para-gevechtsgroep haar vierde en tevens laatste luchtlandingsactie uit op het vliegveld van Gading. Voorafgaande aan de actie waren zowel het KST als de para’s veelvuldig in actie. Het republikeinse leger had zich immers overal teruggetrokken en ging definitief over tot een meedogenloze guerrillaoorlog. De druk om dit gebied te zuiveren nam daarom steeds meer toe. Er werd besloten om met een verrassende luchtlandingsactie het gehele gebied rondom Gading te zuiveren. Onder aanvoering van kapitein Eekhout beten ook hier de para’s weer de spits af. In het holst van de nacht van 9 op 10 maart vertrok een armada aan Dakota’s en jachtvliegtuigen een voor een richting Midden-Java, naar het verzamelpunt.
“De start van de vliegtuigen was altijd weer een spannend moment”, zegt Jacobs. “Het was duidelijk het moment dat de actie weer ging beginnen. De uitdrukking op de gezichten was bij iedereen weer anders. Daarentegen dommelde de meeste para’s door het monotone geruis van de twee motoren in een lichte slaap. De deur naar de cockpit was in een dergelijke situatie altijd open zodat er een verbinding was tussen de piloot en de dispatcher, de man die verantwoordelijk is voor het juiste moment en het snel uitspringen van de parachutisten. Ook de deur van waaruit zou worden gesprongen was open. Sterker nog, die is altijd voor een springactie verwijderd. Dan tegen zes uur in de morgen brak de zon door. In de tropen gaat de overgang van donker naar licht en vica versa in amper een kwartiertje. Het hele ritueel van aanhaken tot het bevel ‘Stand in the door’ werd weer doorlopen alvorens het groene lampje en belletje het startsein gaf om te springen.”
Beneden zag het er op veel plaatsen niet zo best uit voor de para’s. Op vele stukken van het vliegveld had men ‘bamboe-roentjing’ geplaatst. “Dit waren vlijmscherp gepunte bamboestokken welke rechtop in de grond waren gestoken om paralandingen te voorkomen”, vervolgt Jacobs zijn verhaal. “Tevergeefs, want op de vier man na die erdoor gewond raakte wisten we ze te omzeilen. Weerstand van betekenis was er niet. Binnen het half uur hadden we het gehele vliegveld in handen. Direct werden er patrouilles uitgezonden om te ontdekken waar het radiostation zich bevond. Deze bleek er niet meer te zijn. Wel moest de start- en landingsbaan gerepareerd worden. In de breedterichting ervan waren greppels gegraven om te verhinderen dat er vliegtuigen konden landen. Ook was het op twee plaatsen ondermijnd door vliegtuigbommen. Deze werden snel onklaar gemaakt. Eerst werd snel een deel van de baan gerepareerd zodat er kleine Austin verkenningsvliegtuigen konden landen om de gewonden op te halen. Al om 10.00 uur landde de eerste Austin. Drie uur later lagen de gewonden al op de operatietafel in het ziekenhuis in Jakarta. De Dakota’s konden om 17.00 uur al weer landen. Zij brachten de commando’s van het KST, munitie, voedsel etc.
Inmiddels waren wij van de 1ste Paracompagnie, onder aanvoering van luitenant Antoniëtti, op weg naar Plajen. In de vroege morgen bereikten we deze plaats en begon de zuivering, waarbij 13 vijanden werden gedood. Om 11.00 uur bereikten we de kampong Karangmodjo, waar het bivak werd opgeslagen. De dag erop gingen we op weg naar het gebied waar volgens de inlichtingen de republikeinse noodregering zou moeten zitten. Die informatie was echter onjuist. Geen spoor van vijandelijke activiteit. De 2de Paracompagnie rukte onder commando van luitenant De Mey op naar Wonosari en bezette de plaats zonder enig probleem. “Wonosari bezet, niets te melden”, schreef De Mey in zijn rapport.”
Wel was er een ander gevaar. Er heerste onder de bevolking pest, framboesia en schurft. Kapitein Eekhout besloot daarom niet verder het gebied binnen te dringen. Hij vond dit een te groot risico voor de gezondheid van zijn mensen. De enige die het druk had was korpsarts Verhagen en zijn mensen. Waar mogelijk werd ook hulp geboden aan de bevolking. De plaatsen Plajen en Wonosari werden veroverd, maar zowel de radiostations als het hoofdkwartier waren inmiddels verplaatst. Op 21 februari en op 3 maart bleek de streek al eens gebombardeerd te zijn door de Luchtmacht. Een circa 1000 man tellende troepenmacht van het TNI had zich hierdoor op de 3e al teruggetrokken in het Duizendgebergte, dat zich ten zuiden van Wonosari en Gading bevindt. De gehele Para-gevechtsgroep werd op 22 maart weer teruggetrokken naar Bandoeng. Men had belangrijker werk te doen voor deze groep. De totale verliezen in eigen gelederen waren de eerste 4 gewonden. Aan vijandelijke kant verloren 40 mensen het leven.
Op 15 juli 1949 werd uit het KST en de Para-gevechtsgroep het Regiment Speciale Troepen (RST) geboren. In juli en augustus 1949 kwam het RST rond Bandoeng en Soerakarta (Solo) nog veelvuldig in actie. Het waren de laatste gevechtsacties. De situatie werd onhoudbaar. Nederland moest zich neerleggen bij de realiteit: de onafhankelijkheid van Indonesië was niet langer tegen te houden. Op 27 december 1949 werd de soevereiniteit over de archipel overgedragen aan de Verenigde Staten van Indonesië. Twee dagen later tekende koningin Juliana de soevereiniteitsoverdracht in het paleis op de Dam. Daarmee kwam een einde aan driehonderd jaar Nederlandse heerschappij in het Indonesisch eilandenrijk. In feite was hiermee tegelijkertijd de rol van Nederland als vooraanstaande koloniale mogendheid, met tientallen miljoenen onderdanen en een onuitputtelijke rijkdom aan grondstoffen, op de helft van de twintigste eeuw uitgespeeld. Het ‘militaire optreden’ in de archipel kostte bijna zesduizend Nederlandse soldaten het leven. Naar schatting 100.000 Indonesische strijders kwamen om. Over het aantal burgerdoden lopen de schattingen uiteen van 25.000 tot 100.000. Het zijn de koele cijfers van een bittere oorlog.
Op 23 februari 1950 heeft Jacobs in het Paleis op de Dam in Amsterdam uit handen van Prins Bernhard het Bronzen Kruis mogen ontvangen. Luitenant Antoniëtti heeft hem voor deze dapperheidsonderscheiding voorgedragen naar aanleiding van zijn optreden tijdens een zuiveringsactie in Malang op 26 november 1947. “Op die dag wilde onze brenschutter met zijn helper een brug van zo’n 10 a 12 meter oversteken”, zegt Jacobs. “Halverwege werden ze met mitrailleurs zwaar onder vuur genomen. De brenschutter werd daarbij getroffen. Ik was de medic en Antoniëtti schreeuwde dat ik naar voren moest om de man te helpen. Op het moment dat ik de brug bereikte werd deze voor mijn ogen opgeblazen. Hij was gelukkig echter slecht ondermijnd, want hij bleef op twee pijlers hangen. Ik rende over de restanten van de brug en zag overal om mij heen de kogels inslaan. De mitrailleur was nog steeds behoorlijk aktief. Net over de brug sprong ik het talud af en heb de getroffen brenschutter naar me toe getrokken om hem te kunnen verbinden. Inmiddels was de rest van de troep mij gevolgd en hebben de mitrailleur kunnen uitschakelen. De gewonde was commando Theo Brakels, mijn slapie. Je kunt je voorstellen dat ik nog nooit zo hard heb gerend als toen en niet alleen om de kogels te ontwijken. Nadat ik hem plasma en een halve liter van mijn eigen bloed heb gegeven hebben we Theo op een geïmproviseerde brancard gelegd. Hij kon redelijk veilig worden afgevoerd. Helaas is Theo onderweg aan zijn verwondingen bezweken. Eerder had ik al een Ambonese soldaat in mijn armen zien sterven onder bijna gelijke omstandigheden. De TNI gebruikte het type kogel dat voor een kleine inschot wond zorgde, maar die in zijn weg door het lichaam een enorme ravage aanrichtte en een erg grote uitgangswond had. Theo was in zijn lies geraakt, die Ambonees in zijn longstreek. Je kunt je misschien voorstellen hoe ontzettend kwaad ik mij maakte en hoe enorm emotioneel dat geweest is.”
Theo Jacobs is op 26 april 1950 in Bandoeng getrouwd. Hij vertrok samen met zijn vrouw op 23 mei 1950 met de H.M.S. Surriento naar Nederland. Ze kwamen daar op 15 juni 1950 aan. “De slotparade in Breda was allang geweest”, vertelt Jacobs. “Omdat ik als een van de laatste was vertrokken, heb ik daar dus geen deel van kunnen uitmaken. Het onthaal en de aandacht die wij kregen bij onze terugkomst in Nederland staat echter in schril contrast bij dat van de militairen die nu terugkomen van een missie. Wij werden in bussen geladen en direct afgeleverd op Kamp Chaam, bij Gilze-Rijen. En dat was het. Op 1 februari 1951 heb ik de dienst verlaten.”
Gedurende de hele onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië is het optreden van het Nederlandse leger onderwerp van discussie geweest. Maar ook daarna. Dat gebeurde vooral in de linkse pers, die tamelijk kritisch was over de oorlog in den vreemde. Met name als het de krijgsverrichtingen van het DST, KST en RST betrof werd dit veelal in negatieve zin breed uitgemeten. Zo is er over het geweld in Indonesië een hevig tekort ontstaan aan kennis, en een overvloed aan opinie. Velen hadden daar een mening over en velen hadden daar een negatief beeld over gevormd.
“Dat ging soms erg ver”, vertelt Jacobs. “Later, ik had toen inmiddels de dienst verlaten, kreeg ik tijdens de opleiding voor machinebankwerker een metaalsplinter in mijn oog. De behandelend arts, een reserve majoor, keek een week nadat het gebeurt was tijdens een controlebezoek in mijn dossier en zei: “dus jij zat bij die troep van Westerling”. Ik antwoordde dat ik niet bij het DST maar bij het RST heb gediend en dat ik daar niet was om over mijn militaire diensttijd te praten. Tijdens de controle van mijn oog deed de arts zeer laagdunkend over onze acties en vond het maar schandalig dat we dergelijke onmenselijke dingen hebben gedaan. Ik vertelde hem nogmaals dat Westerling geen deel uitmaakte van mijn onderdeel en dat hij geen oordeel kon vormen op basis van de negatieve berichten in de pers. Nadat de arts klaar was met de controle kreeg ik de mededeling dat ik direct weer aan het werk kon. Mijn oog was nog ontstoken en de genezing was nog bij lange na niet voltooid. In mijn ogen was dit een duidelijk signaal hoe men over ons dacht. Overigens wil ik zeker niet iedereen over een kam scheren. Ondanks de moeilijke situatie, denk ik met overwegend positieve gevoelens terug: Ik was jong en avontuurlijk aangelegd. En er is geen land mooier dan Indonesië. De natuur is schitterend. Het contact met de mensen die we beschermden, was goed.”
7 Comments
Wesley
23 januari 2012 at 01:09Interessant verhaal over deze voor mij tamelijk onbekende periode in de Nederlandse geschiedenis.
gerda
7 februari 2012 at 13:34Wat een geweldig verhaal, Ik heb de heer Jacobs aan Beernt voorgrsteld en zie wat er van is gekomen, welliswaar ben ik pas na deze oorlog geboren (november 1950) maar ik heb heel veel respekt voor onze Nederlandse militairen die daar hebben gevochten.
Bill
5 mei 2012 at 13:07Mooi stuk en zeer goed verzorgd.
Ook deel 1 en 2 waren zeer goed te lezen en voorzien van veel beeldmateriaal.
Bovenal lijkt het me een eerlijk verslag zonder opsmuk.
Bedankt hiervoor
Wing for Combat Jumps - Speciale Troepen KNIL aktiewing - EriksCollectables
24 januari 2019 at 18:19[…] https://www.dutchdefencepress.com/vechten-in-een-oorlog-die-zo-niet-mocht-worden-genoemd-%E2%80%93-d… […]
Linda
2 februari 2019 at 10:19Ik zie mijn oom Kaj terug op de foto’s (hij is o.a. de springer uit het vliegtuig) en weet dat mijn vader Hans er ook bij was. Mooi om te lezen en de beelden te zien. Ze spraken niet veel over deze tijd, maar wat ze vertelden komt door dit verhaal tot leven.
Vechten in een oorlog die zo niet mocht worden genoemd - deel 2 - Dutch Defence Press
6 mei 2020 at 11:27[…] Vechten in een oorlog die zo niet mocht worden genoemd – deel 3 […]
Siebe Postma
12 januari 2023 at 16:21Op 3 november 2022 is het boek: “Topi Merah – De Paracommando’s van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger 1946 – 1950” uitgekomen. Voor iedereen die in bovengenoemde eenheid en periode geïnteresseerd is. Het boek is te verkrijgen via de uitgever Flying Pencil. (www.flyingpencil.nl)