De Nederlandse missie in Uruzgan is officieel ten einde. In 2006 was Dutch Defence Press erbij toen Nederland zich als lead nation ontplooide in deze Afghaanse provincie. Meerdere bezoeken volgde. Zo waren we ook weer eind 2010 van de partij. Nu om met eigen ogen de Redeployment Task Force aan het werk te zien aan een enorme logistieke titanenklus die zijn gelijke in de Nederlandse krijgsgeschiedenis niet kent.
Met het strijken van de vlag van de Task Force Uruzgan (TFU) op 1 augustus 2010 droeg Nederland symbolisch de verantwoordelijkheid voor Uruzgan over aan het Combined Team Uruzgan (CTU), de nieuwe ISAF-eenheid waaraan de Verenigde Staten en Australië de voornaamste bijdragen leveren. Daarmee leek voor de buitenwereld de historische Nederlandse militaire missiedeelname van ruim vier jaren afgelopen. De vaderlandse pers verloor in ieder geval zijn belangstelling en wist zelfs in oktober 2010 te melden dat koningin Beatrix de ‘laatste’ herinneringsmedailles voor de missie had uitgereikt. Niets was echter minder waar.
De Redeployment Task Force (RDTF) die al maanden voor de commando-overdracht met zijn werk was begonnen, kon pas op 5 februari 2011 de laatste militair uit Camp Holland laten vertrekken. De RDTF, vooral samengesteld uit eenheden van het Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL), stond onder leiding van brigadegeneraal Jan Broeks en telde op zijn hoogtepunt ongeveer 800 militairen. De RDTF bestond naast een staf uit een ‘inamecompagnie’, een ‘logistieke Compagnie’ en een transportgroep. Deze ‘verhuisploeg’ moest het overgrote deel van het in ruim vier jaar tijd verzamelde materieel weer naar Nederland zien te krijgen. ‘Beheerd en beheerst behandelen’, was het motto en niet snelheid, maar zorgvuldigheid was leidend. De hoeveelheid materieel die over de weg, via de lucht en per schip terug moest, was enorm: het voorraadbeheersysteem bevatte ongeveer 17.000 verschillende materieelsoorten.
Medio oktober 2010 is de RDTF nog volop bezig. Brigadegeneraal Broeks leidt de operatie vanuit de Multinational Base Tarin Kowt (MNB-TK) waar het voormalig verblijf van de Nederlandse special forces van SFTG ‘Viper’ en TF-55 tijdelijk is omgedoopt tot Camp Phoenix.
De herrijzende feniks is sinds de samenvoeging van 101 Gevechtsteunbrigade en 1 Logistieke Brigade in 2009 immers het herkenningsteken van het OOCL. De voorhoede van de RDTF bestaande uit het Material Inventory Diagnostic Quartermaster Team (MIDQT) en een Genie taakteam, is dan inmiddels teruggekeerd naar Nederland. Het MIDQT heeft vanaf april 2010 al het materieel beoordeeld, geteld, geregistreerd en er een vervoersprioriteit aan gegeven. Dat is een must voor de militaire planners omdat ze ruim op tijd vrachtvliegtuigen, vrachtwagens en schepen moesten reserveren. De genisten waren verantwoordelijk voor het bouwen en inrichten van de ‘innamestraten’ waar al het materieel van de TFU werd geregistreerd en ingenomen.
“Een belangrijk aspect in het voortraject is diagnostics geweest, of te wel het inspecteren van materieel op slijtage”, vertelt Broeks. “Onder meer op basis daarvan kun je uitrekenen wat het kost om een uitrustingsstuk in Nederland te reviseren en of het dan nog kostentechnisch de moeite waard is om het naar Nederland te verschepen. Veel voertuigen en spullen zijn immers na vier jaar intensief gebruik in de Afghaanse woestijn zo versleten dat de restwaarde en verwachte levensduur niet meer in verhouding staan tot de hoge transportkosten. Als een voertuig niet mee teruggaat omdat de staat van het voertuig dusdanig slecht is dat reviseren geen zin meer heeft, zal dit voertuig wellicht moeten worden vervangen.
Volledig van onderdelen gestripte karkassen van verschillende voertuigen staan om die reden te wachten op hun einde. Overigens zijn dit keuzes die door Den Haag gemaakt zijn. Sommige zaken kunnen worden verkocht aan de nieuwe bewoners van Kamp Holland. Ik ben hierover voortdurend in gesprek met de Amerikaanse en Australische commandanten. Het gaat dan voornamelijk om de ruim 700 gepantserde slaap- en werkvertrekken die speciaal voor de missie zijn gekocht, en om de infrastructuur. Eigenlijk staat heel Kamp Holland te koop. Onze aflossers komen er nu pas achter wat Nederland in de afgelopen jaren aan dienstverlening allemaal heeft geleverd. Het geld dat wordt verdiend met de verkoop van spullen kan weer in mindering worden gebracht op de gebudgetteerde vervoerskosten.”
Het personeel van de ‘innamecompagnie’ was razend druk met het innemen van allerlei soorten materieel: van laptoptassen tot Bushmasters en van printers tot Pantserhouwitzers. “Soms nemen we goederen in met mobiele teams, maar meestal komen eenheden naar onze innamestraten”, verteld Broeks. “Daar gaat alles bijna letterlijk over de balie. Allemaal keurig voorzien van de MIDQT-sticker, dus geregistreerd. Hoewel er ook stukken worden ingeleverd die niet op de lijsten voorkomen, moeten deze toch ingenomen worden. Alles verdwijnt uiteindelijk, voorzien van een zogeheten RFID-tag (Radio Frequency Identification) en de juiste documenten, in de gereedstaande containers voor vervoer over de weg, of in afsluitbare boxpallets voor transport per vliegtuig. Wij stoppen materieelsoort bij materiaalsoort. Werkelijk elke vierkante centimeter van de containers wordt benut. Maar ze mogen zeker niet overbeladen worden. Om ze juist te beladen mag het zwaartepunt niet meer dan 60 centimeter uit het midden liggen. De kosten van het transport zouden anders te hoog worden. Een verkeerd beladen container betekent onherroepelijk uitladen. Kortom, een stevige berekening is nodig om de containers zo optimaal en zo veilig mogelijk beladen te krijgen. Aan de hand van de RFID-tags kan men controleren of de inhoud van de pallets overeenkomt met de vrachtbrieven. Daarnaast kan via deze chips worden nagegaan waar ter wereld de lading zich bevindt.“
Het soort materieel bepaalt de vervoermodaliteit. “Gevoelig materiaal waarvan we zeker niet willen dat deze in handen van de Taliban vallen, noemen we essentieel materieel”, vervolgt Broeks. “Denk hierbij aan geclassificeerde systemen zoals wapens, munitie, radarsystemen, verbindingsapparatuur, voertuigen, optische waarnemingsmiddelen en cryptomateriaal.
Dit materiaal gaat door de lucht, als het past. Anders vervoeren we het over de weg in een konvooi naar Kandahar Air Field (KAF) in de naburige provincie Kandahar. Op KAF kunnen grotere vliegtuigen landen om bijvoorbeeld Bushmasters naar Nederland te vervoeren. Zo hebben we de beveiliging volledig in eigen hand. Op de weg tussen Kandahar en Karachi, zo bleek aan het begin van de missie, kan veel verdwijnen.
Het vervoer van de niet-essentiële stroom goederen wordt uitbesteed aan externe logistieke dienstverleners. Die huurt Nederland in via een Pakistaanse contractor, met wie al vier jaar naar tevredenheid zaken wordt gedaan. De vervoerders pikken met zogenoemde jingletrucks de spullen op in TK en Kandahar en transporteren deze vervolgens over land naar de Pakistaanse havenstad Karachi. Van daaruit gaan ze over zee terug naar Nederland. De Pakistaanse logistieke dienstverleners zorgen voor hun eigen beveiliging.”
Schrijven over de redeployment, kan niet zonder een konvooirit mee te maken. De spannende rit ging over de enige geasfalteerde weg van TK naar KAF over een afstand van ongeveer 180 km. Eenheden van de Amerikaanse 2nd Stryker Cavalry Regiment, onderdeel van de CTU, verzorgden de beveiliging op de grond. Nederlandse genisten behoorden tot het Road Clearance Package dat naar geïmproviseerde explosieven zocht.
Nederlandse Apache gevechtshelikopters en F-16 jachtvliegtuigen hielden in de lucht een oogje in het zeil.
Na de start werd al snel duidelijk dat de infrastructuur in Afghanistan minder goed is geregeld dan in Nederland. De gesteldheid van het wegdek is soms redelijk, soms minder dan redelijk maar vaker gewoon slecht. Dat dit een aanslag is op de voertuigen blijkt wel als er binnen een paar uur de eerste van zeven lekke banden wordt gereden en we stil komen te staan. Ook het afbreken van een wielas van een van de diepladers zorgde voor de nodige vertraging.
De Pantserhouwitzer die daar op stond, moest een eindje op eigen kracht verder en werd nadien op een buitenpost van de Amerikanen geparkeerd. Het stuk werd door een volgend konvooi weer opgehaald. Een gevreesde heuvel in het traject dwars door het onherbergzame Afghaanse landschap werd met de nodige krachtsinspanningen van de machines genomen. Zodra de ronkende, zwaarbeladen voertuigen een voor een de top bereikten, werd dit gezien als een overwinning. Dat het wegdek nog slechter kon, werd later duidelijk. In het traject zit een stuk van ongeveer 38 kilometer aan kapot gereden asfalt. Het resultaat is een tergend lage snelheid van ongeveer 5 kilometer per uur.
Terwijl de zon in ramp tempo achter de bergen dook, vervolgde het konvooi haar weg. Het avondlicht wierp een prachtige gloed op alles wat reed en stilstond. Na een lange dag hard werken, kwam het konvooi ’s avonds aan op de volledig verduisterde Amerikaanse vooruitgeschoven post Frontenac. Het is te gevaarlijk om in het donker over het onverharde gedeelte te rijden. Het heeft niettemin nog wat voeten in de aarde om de juiste weg te vinden op een kamp waar geen licht brandt, dus ook geen voertuigverlichting. Sommige chauffeurs zetten uiteindelijk een veldbedje op en turen naar de sterren, anderen snurken in de cabine.
De volgende dag, om 12:30 uur gaat het redelijk soepel verder. De ‘red box’ een traject dat als gevaarlijk staat aangemerkt, en het doorkruisen van Kandahar Stad waren wel spannend, maar leverden geen kleerscheuren op. Rond 16.00 uur arriveerde het konvooi veilig op KAF en reed door naar de verzamelplaats. De Apaches bogen af.
Nadat vele duizenden containers en honderden voertuigen met militaire en civiele transportmiddelen over de weg en door de lucht zijn afgevoerd, zit de taak van de RDTF in Uruzgan er inmiddels op. Het meeste materiaal is intussen via de Eemshaven en Vliegbasis Eindhoven Nederland weer binnengekomen. Vandaar ging vrijwel alles richting een speciaal hiervoor ingerichte logistieke overslagpunt in Coevorden. Dit militaire complex in Drenthe is een belangrijk station in de logistieke keten van Uruzgan naar de operationele eenheden in Nederland. In dit zogeheten degroupagepunt wordt alles uitgepakt en gecontroleerd, waarna het wordt doorgestuurd naar de eenheden of naar de onderhoudsinstanties van Defensie. Het belangrijkste is alles zo snel als mogelijk weer inzetbaar te krijgen voor de operationele eenheden. Zij hebben immers het materieel en de uitrustingsstukken nodig om zich weer volop klaar te stomen voor aankomende missies of inzet bij rampen en calamiteiten in Nederland zelf. ‘Coevorden’ komt in een volgende verhaal ruimer aan de orde.
“De gemeenschappelijk inspanning van de hele keten staat garant voor de juiste en beheerste afronding van de missie in Uruzgan en schept gelijk weer de kaders voor de toekomst”, verteld Broeks. “Nederland wordt niet voor niets internationaal geprezen over zijn inbreng aan de ISAF-operatie in Afghanistan. De Dutch Approach is een begrip. Dat succes zou niet mogelijk zijn geweest zonder het fantastische werk van onze loggi’s.”
Voor uw informatie en beeldvorming het volgende: Gedurende het verblijf op MNB-TK is er ook getracht met Amerikaanse en Australische commandanten te praten over de voortgang dan wel ontwikkelingen in de provincie, na de overdracht van de taken van TFU aan de CTU. Helaas hadden beide voornoemde partijen geen tijd én interesse om hierover te praten. Met schijnbaar een reden blijkt na enig research. Het is immers aantoonbaar dat de Amerikaanse en Australische militairen van de CTU meer en meer kiezen voor een hardere aanpak. De zogeheten Dutch Approach, waarbij wordt gestreefd naar tribaal evenwicht, waarbij gevechten zo veel mogelijk worden vermeden, wordt daarbij grotendeels losgelaten. De Nederlanders, zeggen de opvolgers van de TFU, hebben een klaagcultuur achtergelaten in Uruzgan. Dat blijkt uit een inventarisatie van persberichten van het CTU en van artikelen uit met name Amerikaanse- en Australische kranten. Bovendien blijkt uit diplomatieke berichten van de Amerikaanse ambassade in Canberra, kortgeleden geopenbaard via WikiLeaks, dat Australië en Nederland niet op een lijn zaten over de militaire tactiek in Uruzgan. De Australiërs wilden meer nadruk op het bestrijden van opstandelingen, en hebben nu met de Amerikanen een partner gekregen die dat nog liever wil.
Daarnaast moet de triomfantelijke terugkeer van oud-gouverneur Jan Mohammed Kahn (JMK) op 13 december 2010 een pijnlijk moment zijn geweest voor de laatst overgebleven Nederlandse adviseurs in TK. Het is namelijk dezelfde oude krijgsheer die door Nederland werd weggestuurd in 2006, omdat hij bloed aan zijn handen zou hebben – en die ruim vier jaar lang de Nederlandse missie vanuit de Afghaanse hoofdstad tegengewerkte.
Diplomaten maken zich dan ook misschien wel terecht zorgen of Omer Shirzad, de nieuwe gouverneur van Uruzgan (de vijfde in acht jaar), voldoende weerwerk kan bieden tegen JMK en zijn schatrijke neefje Matiullah die een militie van tweeduizend man onderhoudt. Met dit machtige tweetal moet een of andere deal zijn gesloten. Nederland weigerde zaken met hen te doen, omdat zij rivaliserende stammen zouden hebben aangevallen – met hulp van Amerikaanse Special Forces. De Amerikanen werd wijsgemaakt dat zij Talibanstrijders bombardeerden. Nu werken de Amerikanen en Australiërs weer intensief samen met de JMK-clan. Zo kreeg Matiullah wapens en materieel van Australië. Enkele van zijn mannen ontvingen een militaire training in Australië, tegen het nadrukkelijke advies van Nederlandse diplomaten in. Recent werd de JMK-clan beschuldigd van betrokkenheid bij de moord op een plaatselijke leider in het Chora district, Malim Sediq. De beschuldiging kwam van diens oud-districtschef Mohammed Daoud. Beide mannen waren jarenlang bondgenoot van de Nederlanders. Ook Daoud vreest voor zijn leven. Hij werd afgezet als leider van Chora, meteen na het vertrek van de Nederlanders.
Leave a Reply