Telkens als ik in Afghanistan was ben ik hem jammer genoeg misgelopen. Met hem bedoel ik Joeri Boom. Als afgestudeerd historicus is Joeri onderzoeksjournalist en redacteur van het weekblad De Groene Amsterdammer. Hij is één van de weinig échte oorlogsverslaggevers die Nederland rijk is met ruime frontervaring. Hij is begenadigd met een bewonderenswaardige heldere en rauwe schrijfstijl, dat al vele mooie reportages heeft opgeleverd. In 1998 werd hij daarvoor bekroond met het ‘Gouden Pennetje’, de nationale prijs voor ‘beste journalist’ onder de dertig. In 2008 werden zijn ongezouten Uruzgan reportages genomineerd voor de prestigieuze journalistieke prijs ‘De Tegel’, de hoogste waardering voor de beste journalistiek van het afgelopen jaar. Ik greep de kans om een gastcollege van hem bij te wonen en te ontmoeten op de ‘Fontys Hogeschool Journalistiek’ in Tilburg dan ook met beide handen aan.
Joeri geeft deze gastcolleges ondermeer om jonge aanstormende journalisten warm te maken voor het vak van ‘oorlogsverslaggever’. Onafhankelijke en genuanceerde oorlogsjournalistiek is volgens hem van levensbelang voor een land als Nederland, dat voor zijn welvaart afhankelijk is van stabiliteit in de wereld. “Er is nu dringend behoefte aan een nieuwe generatie, zeg maar een elite van onverschrokken, onafhankelijk opererende oorlogsverslaggeversâ€, verteld Joeri.
“Tevens zou er een specifieke opleiding voor moeten komen. Opdat journalisten die toekomst zien in oorlogsverslaggeving een plek hebben om kennis te vergaren. Ik zou hen onder andere willen leren hoe de zogenoemde PR machine werkt en hoe ze om moeten gaan met de gehaaide druk van voorlichters. Ze laten zien dat het niet moeilijk is om onafhankelijk te werken. Maar ik wil ze ook mee nemen naar de ‘gevechtsbaan’ van het ISK ‘de Harskamp’, om hen te laten ondervinden hoe het voelt als je beschoten wordt. Als je kogels hoort fluiten, weet je pas echt hoe je daar op reageert. Heb je de neiging om op te staan? Dan ben je ongeschikt, kies maar een andere tak van sport.”
De studenten journalistiek luisteren aandachtig als Joeri ze begint uit te leggen hoe ingewikkeld het is om de krankzinnige werkelijkheid van een oorlog te vatten en wat er schuilgaat achter journalistiek bedrijven in complexe brandhaarden en conflictgebieden. Zeker als er Nederlandse militairen bij betrokken zijn. Gepassioneerd begint hij dan ook voornamelijk te vertellen over zijn reizen naar Afghanistan. Over hoe hij meeging op risicovolle patrouilles en onder vuur kwam te liggen. Hij legt ze uit dat ‘journalistiek onderzoek’ doen in het strakke ‘keurslijf’ van Defensie bij het embedded type verslaggeving een uitdaging op zich is. Hij verteld ze over wat er allemaal verborgen ligt achter het zinnetje: “Dit artikel is gecontroleerd door Defensie, er is niets in gewijzigd.” Hoe hij worstelde met de eenzijdigheid van embedded verslaggeving en (zelf)censuur. Hij verteld ze over zijn fascinatie voor het krijgsbedrijf en hoe hij in de ban raakte van het soldatenleven.
“De verregaande identificatie met onze jongens en meiden in die snikhete woestijn is een dilemma op zich”, zegt Joeri. “Als je tussen die militairen zit, doet dat iets met je. Zeker in het begin is het allemaal enorm opwindend en overdonderend. Zie dan maar eens objectief en afstandelijk te blijven.”
Die mannen en vrouwen waar Joeri mee op pad gaat, worden zijn kameraden. Hij beschrijft ze dan ook met gevoel. Ijzervreters worden mensen. Maar is het erg dat hij sympathiseert met deze mensen? “Nee, het verstevigt mijn mening dat een militair die buiten zijn boekje gaat weliswaar aangepakt moet worden, maar een soldaat gaat op pad met een politiek mandaat en opdracht”, zegt Joeri. “Je moet militairen of een militaire operatie niet op het niveau van de enkele soldaat beoordelen, maar op het niveau van de verantwoordelijken hoger in de keten van besluitvorming. Je kan er ook pas beter over schrijven als je met ze mee gaat.”
Van 2004 tot 2010 reist Joeri maar liefst elf keer naar Afghanistan. Nog zelfs voordat de Nederlandse ‘International Security Assistance Force’ (ISAF)-missie in de woelige zuidelijke Afghaanse provincie Uruzgan begon, hield Joeri al een vinger aan de pols van deze onherbergzame provincie vanuit de naburige provincie Kandahar. Zes maal daarvan ging hij op eigen houtje en vijf maal embedded. Geen enkele Nederlandse journalist bracht zoveel tijd met de Nederlandse militairen in Uruzgan door als hij. In het embedded Journalism concept neemt Defensie van begin tot eind de reis, verblijf, voeding, transport en beveiliging ter plekke voor haar rekening. Het idee is om op deze manier ‘van binnenuit’ verslag te kunnen doen. Daar staat desalniettemin wel tegenover dat men zich moet houden aan een ‘gedragscode’ die door Defensie is opgesteld. Zo ben je verplicht om je teksten ter plekke eerst aan een PIO (Public Information Officer) of te wel persvoorlichter voor te leggen, voordat het gepubliceerd mag worden. “De PIO kijkt hierdoor als het ware bijna continue over je schouder mee”, verteld Joeri. “Het belangrijkste dilemma daarbij is het al dan niet accepteren van dat wat bij controle door defensievoorlichters sneuvelt.
Vaak hoeven ze daarvoor niet eens wat te doen. Je gaat er bij voorbaat al rekening mee houden tijdens het schrijven. Bang om misschien de volgende keer niet mee te mogen op een embedded persreis naar Afghanistan of uitgesloten te worden van net die ene missie die mooie beelden of verhalen oplevert. Gegevens die voor de ‘OpSec’ dan wel ‘PerSec’ (operationele- en personele veiligheid) van belang zijn, daar gaat resoluut een rode streep door. Maar dat zijn vanzelfsprekende voorschriften waar ieder journalist zich uit zijn eigen al aan houdt. Maar als dan ook informatie geschrapt wordt die je uit een open bron op bijvoorbeeld internet hebt verkregen, gaat mij dat veel te ver. Daarom heb ik ook wel eens geweigerd om dingen te schrappen en juist wel dat naar de redactie stuurde wat ik nodig achtte en verantwoord vond. Iets wat me niet in dank werd afgenomen door de PIO. Arresteer me maar, zei ik dan. Er werd zelfs gedreigd me terug te sturen naar Nederland. Uiteindelijk gebeurde er niks. Het voorleggen van mijn werk aan een PIO noemt Defensie overigens ‘scannen’, maar het is regelrechte censuur. Zoek het maar op in de ‘dikke Van Dale’. De definitie van censuur is dat je een autoriteit (in dit geval een PIO) inzicht geeft in je teksten met de bevoegdheid daaruit dingen te schrappen of te verbieden. Die censuur is trouwens maar een deel van het probleem dat embedded journalistiek met zich meebrengt. Veel schadelijker is de voortdurende beïnvloeding. Dat gaat soms heel subtiel. Geeft bijvoorbeeld zo’n voorlichter je een zogenaamd ‘geheim’ stukje. “Maar niet doorvertellen, hè¨, anders verlies ik mijn baan.” Bovendien ben je volledig afhankelijk van de medewerking van de voorlichters. Zij bepalen met welke patrouilles je meegaat en wie je überhaupt te spreken krijgt. De Amerikanen zijn wat dat betreft minder argwanend tegenover journalisten en vragen er niet om stukken van te voren te laten lezen.”
“Door embedded verslaggeving zoals Defensie het toepast, worden twee principiële pijlers van de Nederlandse journalistiek over boord gegooid. Het is in de eerste plaats niet onafhankelijk en er is geen mogelijkheid tot wederhoor. Het kan een goed beeld bieden van de Nederlandse manier van oorlogvoering en het Defensiebeleid in Uruzgan, maar op z’n best wordt slechts een kant van de medaille belicht. Op je eigen houtje naar ‘buiten de poort gaan’ met een eigen tolk kun je wel vergeten. Wat de Afghanen zelf van de Nederlandse missie vinden, kom je zo dan ook natuurlijk niet te weten. De zogenoemde ‘locals’ die je op patrouille tegenkomt praten natuurlijk niet vrijuit met je als er een groot aantal tot de tanden bewapende Nederlanders en een Afghaanse tolk in camouflagepak bij staan.”
“Ook een ander persoonlijk dilemma kwam in 2007 in Chora steeds dichter bij. Zo zou ik tijdens een gevechtsoperatie zonder een geweer een blok aan het been van de militaire eenheid kunnen zijn waar ik mee meekon. Hoe zeer ik ook duidelijk maakte mijn eigen boontjes wel te kunnen doppen als het erop aankwam. Ik moest eerst, als ik toch mee wou, les krijgen in het gebruik van de wapens die de militairen bij zich hadden. Zo kon ik mezelf verdedigen, mocht dat voor zelfverweer noodzakelijk zijn. Niettemin pas als het zover was dat ik mezelf moest verdedigen, zou ik ook echt een wapen in handen krijgen. Want een op voorhand aangeboden wapen wees ik krachtig van de hand. Het is achteraf een werkbare afspraak gebleken.”
Maar naast dat Defensie in zijn ogen informatie manipuleerde hield het ook belangrijke informatie achter de hand. Zo halen de zware patrouilles op de ‘West Bank’ vrijwel nooit het nieuws. Er gebeurden daar dingen die hij wilde vertellen, maar die hij van Defensie niet mocht vertellen. “Zoals bijvoorbeeld over het uitluisteren door ISAF van de onderlinge radiocommunicatie bij de tegenstander, ICOM-chat genaamd”, zegt Joeri. “Het is een algemeen publiek geheim dat ISAF dit doet. Het wordt meerdere malen vermeld in open bronnen. Nota bene in sommige bronnen die van Defensie zelf zijn. De tegenstander weet dit ook. Zodra ze weten dat ISAF eenheden in de buurt zijn gebruiken ze de ICOM vaak om ze tijdens patrouilles gek proberen te maken met psychologische oorlogvoering. “Enemy are you listening?”, werd er op een gegeven moment gevraagd over de radio toen ik een keer mee was. “Als jullie terugkeren ligt de hinderlaag klaar”, werd er aan toegevoegd. Vijf keer is er dan niks aan de hand, maar de zesde keer liggen ze er wel. Ik wilde daar graag over schrijven, maar dat mocht niet. Een gegeven waar ik me in hoge mate aan ging ergeren. Mijn eigen ervaringen blijken steeds vaker haaks te staan op de openheid en transparantie die Defensie met het embedded beleid zegt na te streven. Uit mijn verslagen doemt telkens een ander beeld op dan uit de persberichten van Defensie, die voornamelijk over de wederopbouw gaan. Terwijl ik de zware tijden beschrijf die gevechtseenheden en bevolking er doormaakten. Zelfs de militairen waren in hun weblog kritischer over de Uruzgan-missie. Ze deden daarin hun beklag. Vooral erover dat naar buiten toe wordt gedaan alsof het om een opbouwmissie gaat, terwijl zij steeds moeten vechten. Ook de opbouwers zelf begonnen te klagen. Zoiets moet dan toch te denken geven.”
Dus zat er voor hem maar één ding op: ook onafhankelijk het land in gaan. Zo is hij in 2008 en 2010 met een fotograaf op eigen houtje naar Uruzgan gegaan. Toen werd hem pas echt helder hoe onvolledig zijn beeld van de missie tot dan was geweest. Ook een periode waarin Joeri een aantal voor Nederland minder rooskleurige gebeurtenissen in Uruzgan aan de kaak stelde. Zoals zijn onthulling van een 200.000 dollardeal, bestaande uit Nederlands belastinggeld, met een van oorlogsmisdaden verdachte krijgsheer. In 2008 werden hierover Kamervragen gesteld. Vervolgens moest de minister van Defensie ook in september 2010 Kamervragen beantwoorden over een inval door Nederlandse troepen in het ziekenhuis van Tarin Kowt nadat Joeri had onthuld dat die volgens Afghaanse bronnen en de chef van de VN-missie in Uruzgan een schending van het oorlogsrecht behelsde. Volgens Joeri vielen de militairen in april 2009 daar het Centraal Provinciaal Ziekenhuis binnen. “Ze waren daar op zoek naar gewonde Talibanstrijders, die ze verantwoordelijk hielden voor een aanval op de Nederlandse basis Kamp Holland, waarbij zes dagen eerder Azdin Chadli het leven liet en vijf gewonden vielen. De Nederlandse soldaten zouden het ziekenhuis hebben omsingeld, wachtposten op het dak hebben gezet, en het hospitaal hebben doorzocht. De Vierde Conventie van Genève verbiedt het gewapend binnentreden van een ziekenhuis”, verteld Joeri.
Naast Joeri en zijn fotograferende collega Jeroen Oerlemans hebben uiteindelijk slechts zes Nederlandse journalisten en een cameraman zich ontrokken aan de invloed van de defensievoorlichters. Ruwweg zo’n 600 Nederlandse journalisten zijn daarentegen wél embedded naar Afghanistan/Uruzgan gereisd. Ook ik heb dat meerdere malen gedaan. “De meeste media waren trouwens niet echt in Afghanistan geïnteresseerd, maar in het wel en wel van onze jongens en meisjes”, zegt Joeri. “Overigens een perfect valide onderwerp. Daarvoor voldoet deze manier van werken uitstekend. Desalniettemin kreeg het publiek door die ongelijke verhouding een beeld van de oorlog voorgeschoteld dat weinig met de werkelijkheid te maken had. De stelling: ‘Alles aan oorlog is misleiding’, van de Chinese generaal Sun Tzu, die rond 500 voor Christus leefde, is hierop van perfect toepassing. ‘Oorlog’ is overigens een term dat Politiek Nederland én Defensie altijd heeft ontkend. Een oorlog zouden Nederlanders immers nooit steunen, maar woorden als ‘humanitaire missie’ of ‘opbouwmissie’ klinken daarentegen veel beter in de oren van BV Nederland. Sinds Srebrenica lijkt Nederland een immens trauma te hebben als het om militaire inbreng in het buitenland gaat. Het kabinet presenteerde de ISAF-missie in Uruzgan dan ook als een beschavingsoffensief dat de Taliban de wind uit de zeilen moest nemen en de burgerbevolking voor zich zou winnen. Er moest vooral gecommuniceerd worden dat onze jongens daar als ‘gewapende bouwvakkers’ zaten voor wederopbouw. Defensie voorlichters deden dan ook krampachtig alle mogelijke moeite om de bewindslieden in Den Haag uit de wind te houden en de missie zo positief mogelijk weer te geven in een zoetsappig verhaaltje. En of de Nederlandse media, als zogenoemd ‘delivery vehicle’, die boodschap maar even wilden doorgeven.”
De Nederlandse militairen in Uruzgan wisten niettemin wel beter. Zij voerde daar hun zwaarste strijd sinds de Korea-oorlog. “Zeg maar driekwart van Task Force Uruzgan (TFU) zat daar om in dichtbegroeide valleien een venijnige contraguerrilla uit te vechten”, zegt Joeri. “Tegen een tegenstander die in de loop der eeuwen tegen zoveel buitenstaanders heeft gevochten dat ze de guerrillastrijd tot in de puntjes beheersen. De Nederlandse militairen vochten daar overigens niet tegen een homogene vijand met een gezicht. Het standaardbeeld van de Taliban, die met hun granaatwerpers het land terug het ‘oude testament’ in willen knallen, gaat niet geheel op. Naast de Taliban stonden onze militairen tegenover een gelegenheidsgezelschap van fanatieke dorpsmoellahs, drugscriminelen en ontevreden dorpsoudsten en hun achterban, die zich uitgesloten en vernederd voelen. De Taliban kan zich in veel gevallen onzichtbaar ophouden tussen de plaatselijke bevolking. Die is namelijk doodsbang om hen te verraden, omdat de wraak in de meeste gevallen gruwelijk is. Daarnaast overheerst pragmatisme onder de bevolking. Ze schatten de kansen van beide partijen in, maar vooral ook wie het meeste te bieden heeft. Krijgen ze van de een niet wat ze willen, dan gaan ze naar een ander. Daarnaast gebruiken dubieuze (krijgs)heren en militieleiders de aanwezigheid van ISAF om af te rekenen met hun vijanden en concurrenten. Door ze aan te merken als Taliban konden ze rekenen op de uitschakeling van deze mensen. Alles bij elkaar opgeteld een gecompliceerde brij van gemengde impulsen, sociale theorieën, angsten en wreedheid en zakelijke belangen, allemaal onder de schaduw van de onbetwistbare herinnering aan twee instortende wolkenkrabbers. Dat maakt het land volgens mij tot een oorlogsgebied. Door de stammencultuur ook nog eens tot een heel complex oorlogsgebied.”
Maar Joeri verteld zijn luisteraars ook over wat de mogelijkheden zijn van een journalist als hij onafhankelijk gaat reizen. “Een goed netwerk is daarbij cruciaal voor een journalist; in oorlogsgebieden is dat niet anders”, verteld Joeri. “Een netwerk opbouwen hoort gewoon bij je journalistieke handwerk. Dat kan ook in Afghanistan. Je moet niettemin wel je huiswerk doen en veel lezen. Als je dat doet wát je hoe je een goede tolk en fixer moet uitkiezen. De journalisten die ik ken die onafhankelijk naar Afghanistan reizen hebben dat gedaan. Ze hebben stapels boeken gelezen en kennen de ingewikkelde stammenverhoudingen in Uruzgan. Ik organiseerde mijn reis eerst via een stammenleider en daarna via de gouverneur van Uruzgan. Ik kon telkens mijn eigen tolk en chauffeur regelen om binnen Uruzgan te reizen.” In de VARA-gids publiceerde Joeri een artikel over ‘hoe ga ik onafhankelijk naar Uruzgan’. Zodat elke journalist voortaan wist hoe het moet.
“Het is een hiaat in de Nederlandse verslaggeving dat we niet diep in de beleving en de motieven van bijvoorbeeld de Taliban konden duiken”, zegt Joeri. “Mijn voornoemde kritiek op het embedded beleid van Defensie is daarnaast dan ook in de eerste plaats kritiek op de Nederlandse media. Die hadden meer inspanningen kunnen verrichten om op eigen houtje verslag te doen. Ik wil mezelf daarbij op dat vlak absoluut niet vrijpleiten. Ik deed er in eerste instantie ook aan mee, maar onder protest. Mijn aanvankelijke onervarenheid met het embedded beleid van Defensie en de levensgevaarlijke situatie in het land, met name in Uruzgan, speelden daarbij een rol. Net als het beperkte buitenlandredactiebudget van mijn opdrachtgever De Groene Amsterdammer, een gevolg van de bezuinigingen bij de media in het algemeen. Op redacties wordt gewoon een rekensommetje gemaakt. Als je een verslaggever met Defensie meestuurt kost het je nagenoeg niets.”
Joeri schreef ondermeer de frustratie die hieruit voortkwam van zich af in een stevig en vlot geschreven boek: “Als een nacht met duizend sterren”. Een 352 pagina tellend boek met bestsellerallures. Amper een week nadat het in september 2010 uitkwam, verscheen er al een tweede druk. Zijn worstelingen met de in zijn ogen opgelegde beperkingen door Defensie en de eenzijdigheid van embedded verslaggeving komen hierin uitvoerig aan bod. Met pakkende voorbeelden legt hij de valkuilen bloot waar je eventueel als verslaggever in kunt vallen. Hij geeft daarbij een aantal sterke voorbeelden van de spin die Defensie aan bepaalde incidenten probeerde te geven. In zijn boek spiegelt hij de dagelijkse werkelijkheid van ‘onze jongens en meiden’ aan het Haagse voorlichtingsbeleid. In een aanstekelijke stijl toont hij de dilemma’s van de militairen, de noden van de Afghanen en de beperkingen die hij als journalist ervaart. Het boek leest dan ook als een sneltrein. Het is spannend en het vertelt een verhaal dat overkomt, van de Nederlandse (vecht)missie op ruim 6000 kilometer van huis. Het toont aan dat achter de ‘simpele’ reportages in de Vaderlandse media over het algemeen een wereld schuilgaat die onzichtbaar blijft voor kijker en lezer. Daarom is ‘Als een nacht met duizend sterren’ is een absolute eye opener voor iedereen die verder kijkt dan de uitvoering van militaire operaties.
Een gesprek met journalist Joeri Boom over zijn boek ‘Als een nacht met duizend sterren’ over de Nederlandse missiein Afghanistan: http://player.omroep.nl/?aflID=11494038
Op de afgelopen editie van Cannes stelde de Deen Janus Metz zijn documentaire, ‘Armadillo’, voor over een contingent Deense soldaten in Afghanistan. Joeri Boom ging ernaar kijken:
1 Comment
Haidy
2 februari 2011 at 08:59Wat een goed stuk en wederom een goede leestip ! Klasse.