Onder de vlag van de Verenigde Naties is wachtmeester 1 Peter van de Koninklijke Marechaussee onlangs zes maanden uitgezonden geweest naar het grootste land in Afrika, Soedan. Samen met zijn buddy brigadier Susanne van het Korps Landelijke Politiediensten maakte hij daar deel uit van de ‘Police Component’ (UNPOL) van ‘United Nations Mission In Sudan’ (UNMIS). Dit verhaal schetst een beeld van het land, de missie en de ervaringen van Peter en Susanne.
Van oudsher neemt Nederland deel aan missies van de Verenigde Naties (VN). In de jaren ’70, ’80 en ’90 leverde Nederland grote aantallen ‘blauwhelmen’ en behoorde het zelfs tot de belangrijkste troepenleverende landen. Nederland verlegde echter na het einde van de Koude Oorlog haar buitenlandse defensie-inspanningen meer naar operaties in andere regionale of internationale organisaties zoals NAVO, EU of ‘coalition of the willing’. Hierdoor, en de grootschalige bijdrage aan ISAF in Afghanistan, zijn VN-missies bij het publiek zo een beetje uit beeld verdwenen. Toch worden al weer enkele jaren zo’n 30 Nederlandse militairen van alle krijgsmachtdelen en politieagenten van de KLPD naar Soedan uitgezonden. In de wandelgangen van defensie wordt deze vredesmissie een ‘kleine missie’ genoemd. Maar, zo zei generaal Peter van Uhm laatst vol trots tijdens een herinneringsmedaille-uitreiking voor dit soort missies: “Deze kleine missies zijn weliswaar in personeelsaantallen klein, maar de resultaten zijn toch groots te noemen.”
Voor Peter en Susanne begint met de missiegerichte opleiding (MGO), op de School voor Vrede en Veiligheid in Amersfoort, de individuele uitzendcarrousel te draaien. Naast de MGO zijn er veel persoonlijke zaken te regelen. Denk bijvoorbeeld aan kleding en uitrusting, medische keuringen en vaccinaties op orde brengen. Ook een cursus in het bedienen van de lieren, die op VN ‘4-wheel drives’ zijn gemonteerd valt hieronder. Daarnaast – omdat de MGO op een uitzending naar Afghanistan afgestemd was – hebben beide veel tijd besteed aan het verzamelen van alle informatie die ze maar konden vinden en krijgen over het inzetgebied en wat de missie inhoudt.
“Ik ontdekte dat Soedan sinds de onafhankelijkheid ervan in 1956 tot eind 2004 – met een onderbreking van 1972 tot 1983 – letterlijk verscheurd is door een bloedige burgeroorlog,” vertelt Peter. “Een onderlinge strijd die naast allerlei lokale stammenconflicten, vooral ging over de verdeling van de natuurlijke bodemschatten zoals olie, macht, de rol van de religie in de staat en het zelfbeschikkingsrecht. Hierbij verloren ruwweg 2 miljoen mensen hun leven en werden ongeveer hetzelfde aantal mensen van huis en haard verdreven.”
Soedan is sindsdien verdeeld in een islamitisch noorden, grotendeels beheerst door de Soedanese overheid (GoS) en een voornamelijk christelijk/animistisch zuiden dat voor een groot deel in handen is van de ‘Sudan People’s Liberation Army’ (SPLA). Begin 2005 maakte een vredesakkoord tussen Noord- en Zuid-Soedan een einde aan de gevechten. Dit CPA (Comprehensive Peace Agreement) regelt zaken die van belang zijn voor de vrede in het gebied. Sindsdien zijn er diverse VN organisaties in Soedan actief, waaronder UNMIS. Grofweg 41 nationaliteiten zijn in deze missie vertegenwoordigd en evenzoveel verschillende uniformen geven het dan ook een kleurrijk geheel. Zij volgen daar de gedragingen van de diverse elkaar bestrijdende groeperingen. Hiervoor worden bezoeken afgelegd aan eenheden waarbij onder andere wordt gekeken naar sterkte, bewapening, vorming van Joint Integrated Units (JIU) en locaties. Verder worden er klachten onderzocht die door de Sudanese Armed Forces (SAF) of SPLA over en weer worden ingediend. Het betreft vaak beschuldigingen naar elkaar over schendingen van het CPA.
Peter: “Binnen UNMIS bestaat UNPOL uit circa 700 politiefunctionarissen van diverse nationaliteiten. Wij houden ons bezig met de capaciteitsuitbreiding en kwaliteitsverbetering van de lokale politie. De meeste politie agenten daar komen zo uit het leger vandaan en hebben eigenlijk alleen van uniform gewisseld. Ze hebben vaak geen enkele opleiding gehad op politie gebied. Daar hopen we iets aan te doen zodat die eerlijk en onpartijdig werkt in het kader van hun wetgeving, de mensenrechten en op basis van internationaal geaccepteerde wet- en regelgeving. De behandeling van vrouwen en kinderen door politie en justitie is ook een belangrijke kwestie. Soedan heeft, evenals andere voormalige conflictgebieden in Afrika, ook te kampen met kindsoldaten die niet meer welkom zijn bij hun familie. Landloperij wordt daar echter niet getolereerd. Eenmaal in de gevangenis lopen deze kinderen gevaar te worden mishandeld of misbruikt. Dus controleren wij ook of mensenrechten worden geschonden of ander ontoelaatbaar gedrag van de politie plaatsvindt. Wij werken vooral in het zuiden en voeren alles bovendien ongewapend uit.”
Voor Peter en Susanne begon het avontuur op het ‘donkere contingent’ toen ze op 18 augustus 2009 samen met zeven andere Marechaussees en drie politieagenten landde op Khartoem International Airport. Susanne: “Het was rond 18:30 uur en dus nog volop leven op straat. Meteen werd duidelijk dat het verkeer nogal chaotisch is. Karren met ezels, busjes & auto’s met of zonder verlichting, gepimpte tuktuk’s alles rijdt en bovenal sjeest langs elkaar heen. Mannen in djellaba’s en vrouwen met hoofddoeken domineren het straatbeeld. Opvallend lange negroïde mensen en licht getinte Arabieren sloffen langs elkaar. Marktkraampjes met fruit en groente, karretjes met sigaretten en telefoonkaarten staan langs de weg op het niet geasfalteerde gedeelte en “Allah Akbar” galmt door de warme zanderige straten.”
De eerste twee weken verbleven ze in het Holland Huis in Khartoem, speciaal afgehuurd voor de Nederlanders. Daar gingen ze iedere dag naar het VN hoofdkwartier om de verplichte introductiecursus te volgen alvorens ze naar hun teamsite werden gestuurd. De hoofdingang van 08 (zero Eight), zoals het hoofdkwartier genoemd wordt, ligt op een steenworp afstand van het Holland Huis.
“Gedurende de introductiecursus wordt je klaargestoomd in een mengeling van nationaliteiten voor je taak,” zegt Susanne. “De instructeurs, die deze lessen verzorgen, komen van over de hele wereld. Mede door de Engelse uitspraak, de verschillende culturen en achtergronden, was het niet altijd vanzelfsprekend dat iedereen elkaar goed begrijpt. Een diversiteit aan onderwerpen kwam voorbij met als meest lachwekkend moment een Indiër die een presentatie gaf die niet te verstaan was. Het leek alsof hij voor de radio verslag deed van een paardenrace.”
In de tussentijd kreeg het gezegde ‘van het kastje naar de muur’ voor Peter een eigen lading: “Er heerst daar namelijk een eeuwig voortdurende behoefte aan CV’s, identificatienummers, formulieren, verklaringen, bevestigingen en herbevestigingen, protocollen, checklisten en paklijsten. Daarnaast ontaardt gebrek aan daadkracht en beslissingsbevoegdheid vaak in onafzienbare ‘paarse krokodil’ situaties. Het enige dat dan nog helpt is geduld, volharding en gevoel voor ICC (Inter-Culturele-Communicatie). Dit zijn dus zaken waar je jezelf in deze VN organisatie op moet instellen, anders kan ik me heel goed voorstellen dat er frustraties kunnen ontstaan die niet bevorderlijk zijn voor de omgang met een aantal procedures en personen/nationaliteiten alhier.”
Uiteindelijk vertrokken ze in buddyparen, inclusief zo’n 150 kg bagage per persoon, naar de teamsites. Die hoeveelheid bagage heeft vooral te maken met het feit dat niemand weet waar hij/zij terecht komt en daarmee ook niet weet wat de omstandigheden zullen zijn. Er moet bijvoorbeeld voor eigen onderdak en eten gezorgd worden. Iedereen sleept dus het nodige mee aan eten en keukengerei en andere persoonlijke gemakken. De bestemming van Peter en Susanne was Kadugli, ten noorden van de zogenaamde ‘1-1-56’ bestandslijn, dus in islamitisch gebied.”
Kadugli – op zo’n 1,5 uur vliegen van Khartoem – is de hoofdstad van de provincie South Kordofan en ligt in het gebied van de Nuba-mountains. De bevolking leeft er voornamelijk van de landbouw en wat vee. Dorpjes bestaan voornamelijk uit Toekels, traditionele ronde huisjes, gebouwd uit leem, zand en mest afgemaakt met een rieten puntdak. De dorpjes liggen erg afgelegen, er zijn te weinig of niet werkende waterputten en nauwelijks medische posten en scholen. Ook zijn er nog steeds delen van de streek onbegaanbaar als het gevolg van mijnen. Kadugli beschikt naast een airstrip overigens wel over één van de spaarzame geasfalteerde wegen die Soedan rijk is. De VN compound waarop ze verblijven, met een omtrek van 5 km, bestaat hoofdzakelijk uit witte containers met daarop grote zwarte UN letters. De UNPOL teamleden komen naast Nederland onder andere uit de Oekraïne, Egypte, Rusland, Bangladesh, Amerika, Canada, India, Ghana, de Filippijnen, Pakistan en Sri Lanka. Een aardig gemengd gezelschap dus.
Het werk op de teamsite is grofweg te verdelen in patrouilles en werken op de base. Aangezien Peter van trainer al snel werd ‘bevorderd’ tot Operation Officer, zat hij voornamelijk op de base. “In die functie was ik verantwoordelijk voor de personele invulling en de verdeling van de taken op het dienstrooster. Ook was ik het aanspreekpunt en verzamelaar van allerlei informatie die ik rapporteerde aan het sector hoofdkwartier. Een uitdaging op zich. Aangezien het leek of de meesten waarmee wij werkten nog nooit een computer hadden gezien. Laat staan dat ze de dagrapporten, als ze die al geschreven kregen, op de juiste manier opsloegen. Voor mij betekende het in ieder geval een hoop gepuzzel en gezoek. Het eerste wat ik invoerde was het werken volgens werkopdrachten, exact zoals we in Nederland gewend zijn. Dit om de boel wat meer structuur te geven en de mensen aan te sporen om het werk te doen waar we voor betaald werden. Er waren enkele collega’s bij die het harde werken niet hebben uitgevonden en dat waarschijnlijk ook nooit zullen gaan doen. Door hen werd mijn werkwijze dus niet met gejuich ontvangen. Ik heb daar echter wel geleerd dat maar één ding effectief is: direct zijn, zeggen wat je denkt en daar vervolgens ook naar handelen. Dat wordt beter geaccepteerd dan om de pot heen draaien. Nadat ik deze wijze les verschillende keren in de praktijk heb gebracht, ging het goed, een uitzondering daargelaten.”
Na de ochtendbriefing, waarin alle bijzonderheden de revue passeren, gaan de teams aan de slag. Het kan zijn dat een ‘Community policing’ team bijvoorbeeld lessen gaat verzorgen voor de lokale politie in ‘Crime investigation’ terwijl een ander als DDR (Disarmament Demobilization and Reintegration) team op pad gaat. Tijdens patrouilles kan het ook de bedoeling zijn om de veiligheidssituatie en alle incidenten van de afgelopen tijd in het gebied in kaart te brengen. Dit is puur om te controleren of alles hier volgens de ‘normale’ internationale regelgeving gaat. Het probleem is hier echter dat ze met diverse soorten wetgeving te maken hebben. Ze hebben daarnaast ook met de ‘Tribal Law’ te maken. Een ongeschreven wet van diverse stammen. Dus eigenlijk niet te controleren valt. Het wonen in erbarmelijke omstandigheden en het dagelijkse gevecht om eten en water is hier de normaalste gang van zaken. Ook is er al door de jaren heen een onderlinge stammenstrijd en beschuldigen ze elkaar constant van alle incidenten, die er dagelijks plaatsvinden. “Daardoor komt in onze rapporten het stelen van koeien, kinderontvoering, moorden en povere humanitaire voorzieningen steeds weer terug,” zegt Peter. “Verder nemen we ook de humanitaire voorzieningen, zoals water, voedsel, medische voorzieningen en scholing mee in de gesprekken en rapporteren dat met als doel dat andere organisatiedelen van de VN daar actie op kunnen nemen. Deze patrouilles kunnen overigens één of meer dagen duren.”
Susanne heeft met haar GCVPP (Gender Child Vulnarable Protection Persons) team veel persoonlijke projecten kunnen uitvoeren: “Mijn team bestond naast nog twee vrouwelijke politieagenten (uit India en Ghana) uit onze tolk Elfaki. Een van mijn taken was het monitoren van kinderen en vrouwen in de gevangenis. Iets dat al bijna een jaar niet meer was gebeurd omdat er geen toestemming voor was. Hoogtijd dus. Bij de eerste keer dat ik de poorten van de gevangenis binnenstapte trof ik een schrijnende situatie aan dat door merg en been ging. De vier vrouwen die er vastzaten hadden allen een kind bij zich, waarvan de jongste slechts 5 maanden was. Er stonden geen bedden en klamboes in de woon/slaap vertrekken waar ze verbleven. Er lagen een paar matten op de grond waar de vrouwen met hun kinderen op konden slapen. Het spaarzame eten dat ze krijgen kunnen ze koken op een paar stenen. Er is geen kraan met water, er is geen douche en de wc is een smerig gat in de grond. Een verloren emmer met sterk vervuild water staat er in de zon. Waarschijnlijk moesten ze hier mee wassen, eten en koken. Afschuwelijk om te bedenken dat hier vrouwen verblijven en kinderen zo klein en kwetsbaar als ze zijn, hier opgroeien.
Het kindergedeelte van de gevangenis oogt iets beter dan het vrouwengedeelte. Er staan 3 stapelbedden, stoelen, bureaus en er hangen waaiers aan het plafond. Overal zitten stickers van UNICEF op, zij zorgen dus voor het meubilair. Vier jongens in de leeftijd van 15, 16 en 17 jaar zaten er vast. In de werkplaats leren mannen en de jongens houtbewerken. Bedden, tafels en eenvoudige kasten worden er gemaakt die vervolgens op de markt wordt verkocht. Van de winst wordt nieuw hout gekocht en spullen aangeschaft voor de gevangenis. Waarom er dan geen bedden voor de vrouwen gemaakt worden? Het land is (ver)hard en is het hardst voor de vrouwen. De vrouwen zie je de hele dag sjouwen en werken, de mannen hangen verveeld onder een boom.
Op het vliegveld van Kadugli heb ik later de Nederlandse Ambassadeur ontmoet. Hem legde ik de erbarmelijke omstandigheden van de vrouwensectie in de gevangenis uit. Dat de VN wel verbeteringen wil aanbrengen, maar er geen prioriteit aan gaf. De Ambassadeur gaf aan dat hij mijn project financieel wilde ondersteunen. Ik ben gelijk hard op zoek gegaan naar een betrouwbare aannemer en met de directeur van de staatsgevangenissen een gezamenlijk bezoek gebracht aan de vrouwensectie om te zien wat er nu precies voor basis voorzieningen nodig zijn. Vrouwen zijn in Soedan minder waard dan het zand waarop je loopt, maar dat wil niet zeggen dat je als blonde Westerse vrouw in uniform er niets voor elkaar kan krijgen. Het is overal in de wereld het zelfde: het is de toon die de muziek maakt.”
En Susanne had inderdaad nog meer noten op haar zang. Zo heeft ze wat gewaagdere onderwerpen op het lesrooster voor de lokale politie gezet. De politie werd getraind in het rapporteren van verkrachtingszaken en huiselijk geweld. Daarnaast werd kinderbescherming aangeroerd en bleek tijdens de introductie van de les dat kinderen als doelgroep helemaal niet zichtbaar zijn voor de lokale politie. Wat dat betreft viel er nog genoeg te doen. Tegelijkertijd werd een aanvang gemaakt met het voorlichten van middelbare scholieren op het gebied van het AIDS/HIV probleem, de ‘Family and Child protection’ eenheid van de politie en ‘vrouwen besnijdenis’. Voor de politie tegelijkertijd een kans om zichzelf wat dichter bij de bevolking te profileren terwijl de doelgroep in grote getale recht voor hun neus zit. Susanne: “Vrouwenbesnijdenis is echter heel andere koek en vraagt om een voorzichtige aanpak met tegelijkertijd een heldere boodschap. Dat bleek nog een hele klus. Maar het mooie was dat na elke voorlichting de opluchting er was bij vele vrouwen (leerkrachten) en meisjes, die eindelijk gehoord en gezien worden en het feit dat het probleem erkend wordt. Ook op de jongensscholen werd goed gereageerd en verbaasde ik me soms over de openheid die de scholieren bleken (verbaasde is verleden tijd, dus bleken denk ik ook) te hebben. De timing omtrent deze voorlichting bleek perfect. UNICEF lanceerde naderhand de landelijke ‘Salima (onaangeraakt) campagne’ omtrent ‘vrouwen besnijdenis’, geïnitieerd door de vrouw van president Bashir. Maar er zullen nog generaties overheen gaan voordat het onderwerp vrouwenbesnijdenis echt uit de taboe sfeer is en niet meer plaats vinden.”
Daarnaast hebben Peter en Susanne het werk voortgezet wat een Nederlandse Marinier en Canadese UNMO voor een lepradorp hebben gestart. Het dorp is afgesloten van alles en iedereen. Oogsten mislukte door gebrek aan goed gereedschap en de mensen zijn ziek van de malaria. “Redenen genoeg voor ons om geld in te zamelen voor dit dorp,” zegt Peter. “Uiteindelijk zijn er 75 klamboes gebracht, 65 bouwzeilen om de toekels waterdicht te maken en 9 verschillende soorten gereedschap (50 stuks van elk) zodat er op het land gewerkt kan worden. Alles lokaal aangekocht dus het werkt nog eens twee kanten op ook. Daarnaast hadden we uiteindelijk genoeg geld ingezameld voor een tweede waterpomp in het dorp. Er was er maar 1 en als die stuk is, is er geen drinkwater meer. Een tweede waterpomp, die moest er komen en die kwam er ook. Dat is iets blijvends, iets waar deze verstoten mensen echt wat aan hebben.”
Net als bij andere uitzendingen speelt ook het sociale leven en contact met het thuisfront een belangrijke rol. Omdat ze zelf zorg moeten dragen voor hun maaltijden heeft het sociale leven voornamelijk te maken met eten. Om de huur en levensonderhoud te kunnen bekostigen ontvangen zij een dagelijkse VN-toelage van 136 US dollars. Volgens Susanne wist Peter overigens iedere dag weer op een creatieve manier een lekkere maaltijd op tafel te zetten. Daarnaast vond men elkaar bij sportwedstrijdjes en filmavondjes. Aan middelen om te communiceren met het thuisfront is geen gebrek. Naast internet heeft de VN een telefoonsysteem waarmee je naar elke vaste telefoon in de wereld kan bellen, voor slechts 3 US dollarcenten.
“Maar de post is toch de leukste manier van contact houden,” zegt Peter.. Er is niets leuker dan zo’n grote groene postzak te zien vol met kranten, brieven, kaartjes en pakjes van het thuisfront. Eindelijk heb je dan weer typisch Nederlandse producten zoals pindakaas, Nutella en andere lekkernij. Een ander groot voordeel van het werken binnen VN verband is de aantrekkelijke verlofregeling. Naast het reguliere verlof (1,5 dag per maand) werden we gecompenseerd voor het feit dat we zeven dagen per week werden ingezet. We kregen hiervoor één dag per vijf werkdagen. Hierdoor kon ik tweemaal riant op verlof naar Nederland.”
Terugkijkend op hun uitzending zegt Peter: “Primitieve omstandigheden of niet, de gedrevenheid, gemotiveerdheid en het enthousiasme bij ons was groot. Ik zie mijn werk vooral als een kans om mee te helpen aan de opbouw van dit land. Het is een kwestie van de kar trekken en duwen, als eerste de schop pakken en hem vervolgens met de juiste aanwijzingen doorgeven. Dat is mooi en dankbaar werk. Werk dat ertoe doet, dat verschil kan maken. Kortom, je wordt een beter mens.”
Susanne: “De aanwezigheid van de VN in Soedan is belangrijker dan het daadwerkelijk verzetten van werk. De mensen geven aan dat politie en/of militairen kunnen niet meer onopgemerkt en zonder reden mensen in elkaar slaan op straat. Mensen leven schijnbaar vrediger met elkaar en dat telt hier in een land dat verscheurd en verhard is. En verschil maken kan hier, als je wilt werken is er werk te over waarin je je ziel en zaligheid kan leggen. Je moet het alleen zelf organiseren, zelf zien en bovendien zelf doen. Het is de VN die je beperkt en het zijn de lokale mensen die je enthousiasmeren om net dat ene stapje meer te zetten. En het is de glimlach en de hartelijke manier van dank na je bezoek dat het meer dan waard maakt om alles uit deze missie en jezelf te halen wat erin zit. Het is frustrerend, uitdagend, mooi en grensverleggend tegelijk.”
Leave a Reply