Vrijdag 15 juli 2016. Dit is de dag die ongetwijfeld voor altijd in het geheugen gegrift zal staan van de 12 mannen van commandolichting 16-03. Het is de dag waar de klanken van ‘The Ballad of the Green Berets deze mannen van stavast naast een kippenvelmoment en een glimlach ook bij enkelen een traan over de met camouflage creme bedekte wang zichtbaar doet rollen. Het is daarnaast de dag dat ze de door velen felbegeerde ‘Groene Baret’ uitgereikt krijgen. Het is de dag dat ze een nieuwe tak vormen aan de inmiddels imposante stamboom die een roemrijke krijgsgeschiedenis als bloedlijn heeft. Het is ook nog eens de dag van het begin van een unieke familieband die ze voor de rest van hun leven zal binden. Het is daarnaast de telkens de dag die niemand onberoerd laat. Ook de aangetreden aanwezige commando’s en oud-commando’s niet. Het is immers weer zo’n dag die hen in gedachten even terugbrengt naar het moment dat zij daar zelf stonden.
De commando-opleiding bij het keurkorps van de Koninklijke Landmacht, ofwel het Korps Commandotroepen (KCT), is een van de zwaarste opleidingen binnen de Nederlandse krijgsmacht. Een opleiding die ook internationaal in zeer hoog aanzien staat. Met name de Elementaire Commando Opleiding (ECO) staat bij velen synoniem voor een acht weken durende fysieke en mentale uitputtingsslag. De ECO is desalniettemin echter slechts een van de vele hordes die een aspirant “commando speciale operaties” moet nemen, tijdens de ruim 16 maanden durende commando-opleiding, voordat hij als individu ‘up to the job’ is en instroomt bij een van vier operationele Commandotroepencompagnieën van het KCT.
Gezien het feit dat men in de afgelopen tien jaar bij het KCT drie Militaire Willems Ordes, twee Bronzen Leeuwen, acht Bronzen Kruizen, vijf Kruizen van Verdienste en twee Bronzen schilden op de palmares heeft mogen bijschrijven zou je voorzichtig kunnen stellen dat het KCT naar alle tevredenheid de meest uiteenlopende operaties heeft uitgevoerd. Met andere woorden, de kennis en vaardigheden van de individuen – die in welk verband dan ook hun taak uitvoerden – waren op peil, ofwel ‘up to the job’, en de operaties werden uitgevoerd met de juiste attitude, mindset en/of fighting spirit. Goed opgeleid en goed gevormd. Niets aan de hand dus op opleidingsgebied bij het KCT en in grote lijnen is dat ook zo.
Goed is nooit goed genoeg en een acht is nog geen tien
In dit artikel (dat nagenoeg in dezelfde vorm eerder in het vakblad Infanterie is gepubliceerd) gaat kapitein Erik, als commandant commando-opleiding, dieper in op een aantal onderwerpen die direct betrekking hebben op de opleiding tot commando speciale operaties, waarbij de nadruk zal liggen op de ECO. Belangrijke vragen als: hoe operationaliseert men tijdens de opleiding de Kernwaarden Moed, Beleid, Eer, Trouw en Trots en: hoe vormen ze (aspirant) commando’s, komen uitgebreid aan bod aan de hand van diverse voorbeelden. Aansluitend zal Erik een beeld schetsen van de diverse stadia van de opleiding tot commando speciale operaties. Vooruitlopend op de daadwerkelijke inhoud van de opleidingen schets ik kort de diverse stadia van de opleiding met de bijbehorende kenmerken ter vergroting van de beeldvorming;
– Vooropleiding (VO)
Duur: 8 weken. Kenmerken: Ideale leeromgeving, beroeps- en taakgericht, fysieke opbouw voor de ECO.
– Elementaire Commando Opleiding (ECO)
Duur: 8 weken. Kenmerken: Beroeps- en taakgericht onder zeer zware omstandigheden, mentaal vormend en toetsend, zowel collectief als individueel, traditioneel.
– Voorgezette Commando Opleiding (VCO)
Duur: 44 weken (exclusief verlof). Kenmerken: verbreden, verdiepen, specialiseren, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid.
Introspectie
“Bestendigen wat altijd al goed was en veranderen wat nog beter kan zijn de belangrijkste uitgangspunten om de opleidingsgang nader te belichten,” vertelt Erik. “Met alle recente operationele ervaringen in het achterhoofd hield het instructiepeloton commando-opleidingen KCT diverse sessies waarbij de hele opleidingsgang goed tegen het licht werd gehouden,” begint kapitein Erik zijn verhaal te vertellen. Een kritische blik naar binnen kan immers nooit kwaad in de veranderende wereld van opleidingsland. Een aantal vragen stond hierin centraal:
– Is de leerlijn van 16 maanden integraal genoeg?
– Zijn alle onderwerpen nog steeds even relevant?
– Gebruiken we alle opleidingstijd nuttig?
– Leiden we voldoende op in de geest van de taak die uiteindelijk uitgevoerd gaat worden (beroeps- en taakgericht)?
Door de vorige commandant KCT, nu commandant 43 Gemechaniseerde Brigade en brigadegeneraal Jan Swillens, zijn de Kernwaarden KCT geïntroduceerd. Deze kernwaarden vatten eigenlijk samen wat de commandogemeenschap al decennia als vanzelfsprekend beschouwt, maar nu stonden ze op papier met daaraan gekoppeld een korte krachtige uitleg. Deze kernwaarden moesten uiteraard in de opleiding terugkomen, maar hoe? De gewenste ‘endstate’ van de gehouden sessies was duidelijk. Na het eventueel aanpassen van de opleiding zou het zo moeten zijn dat alle onderwerpen die in de opleidingen voorkomen, nut hebben en dat het instructieteam altijd een goed antwoord kan geven op de vraag: “wat zijn jullie op dit moment aan het doen en wat is de achterliggende gedachte met het oog op de context waarin de taak uitgevoerd gaat worden”. Dit is noodzakelijk om aansluitend bewust gedrag te beïnvloeden – de kern van vorming.
Beroeps- en taakgericht opleiden is overigens voor het KCT niet nieuw. Ten tijde van de koude oorlog was de opleidingsgang in Roosendaal een perfect geoliede machine. De dienstplichtige kwam op, werd militair algemeen en ging daarna de ECO in. Hier werd hij geconfronteerd met de diverse elementen uit zijn waarnemings- en verkenningstaak. In de basis was hij op aarde om in vijandelijk gebied in een voorwaartse observatiepost en een achterwaartse patrouillebasis langere tijd onder de grond te verblijven en vanuit deze situatie eventueel verkenningen uit te voeren. De omstandigheden zouden zwaar zijn en de aspirant commando moest topfit zijn om in geval van exfiltratie de 180 km terug naar eigen lijn te kunnen lopen zonder gezien te worden (de ‘Afmatting’). Om deze endstate te bereiken moest hij in de ECO mentaal en fysiek gehard worden zodat hij op dat vlak in ieder geval geschikt zou zijn. Na het behalen van de Groene Baret ging hij naar de 104 waarnemings- en verkenningscompagnie om zijn functieopleiding te volgen (VCO). Zo moest hij achter de linies gedropt kunnen worden met een automatisch openend valscherm. Daarnaast leerde hij om puntverkenningen uit te voeren vanuit een (ondergrondse) patrouillebasis, moesten zijn materieelherkenning en verbindingsvaardigheden op peil zijn (vroeger zat dit soms ook nog in de ECO), met een kano kunnen infiltreren, hij moest weerstand kunnen bieden tijdens een ondervraging om vervolgens uit gevangenschap te ontsnappen. Eenmaal ontsnapt moest hij zich gedurende de 180 km exfiltratie in leven kunnen houden met geïmproviseerde middelen (oefening ‘Slimme Streupers’ voor de kenners). Aan het einde van zijn periode in de 104 was hij opgeleid en werd hij mobilisabel gesteld.
Terug naar de huidige realiteit. Inmiddels is de taakstelling veranderd. Deze is meer divers geworden en de Special Operations Forces (SOF) operator moet meer kennis en vaardigheden bezitten en andere competenties hebben dan voorheen. Van de eerder genoemde taak van waarnemer en verkenner in de koude oorlog is hij getransformeerd in een operator die diverse taken kan uitvoeren in het kader van conflictpreventie en kan optreden binnen het ‘human domain’. Reden temeer om zo snel mogelijk na opkomst van de lichting met de opleidingsgang te beginnen. De onderwerpen in het programma tot SOF operator zijn onder één van de volgende categorieën te plaatsen:
– Kennis en vaardigheden
– Mentaal vormend
– Esprit de Corps
Nu is dit met kennis en vaardigheden niet zo’n lastige exercitie. Immers, alles wat je op dit vlak doet in een opleiding moet een afgeleide zijn van de taak die je als eenheid toebedeeld hebt gekregen in het grote geheel. Zo vliegen commando’s niet als piloot in een CH-47, doen reguliere infanterie- en verkenningseenheden geen ‘hostage release’ of ander ‘recovery’ operaties en hoeft een soldaat van Logistiek Bevoorrading & Transport geen ‘close target recce’ uit te kunnen voeren. Een kwestie van kijken naar je taken en je kwalificatieprofiel om te weten waarvoor je op aarde bent. Op het gebied van mentale weerbaarheid (aanscherpen of toetsen) en vorming ligt dit wat lastiger, maar juist daarom moet ieder moment in de opleiding uitlegbaar zijn: “Wat ben je waarom aan het doen”. Bovendien is het voor de aspirant commando noodzakelijk dat hij op wat voor wijze dan ook vooraf of achteraf meekrijgt waarom hij zojuist zo verschrikkelijk veel mentale en fysieke pijn heeft moeten leiden (zie ECO en vorming).
Tot slot kunnen activiteiten vallen onder de noemer Esprit de Corps. Dat wat een commando een commando maakt en dat wat bindt aan de hand van rituelen en tradities. Dit is een niet te onderschatten ingrediënt van het recept waaruit een commando ontstaat. Een met name belangrijk onderdeel van de vormingslijn binnen het KCT dat nooit gebagatelliseerd mag worden. Uiteraard geldt bovenstaande ook voor andere (Garde)regimenten zoals de Stoottroepen, Prinses Irene, Grenadiers en Jagers, Van Heutsz, Limburgse Jagers, Johan Willem Friso, Oranje Gelderland en alle andere regimenten die ik niet tekort wil doen (zie vorming).
Kernwaarden
Met het door C-KCT lanceren van de kernwaarden Moed, Beleid, Eer, Trouw en Trots krijgt het vormen dat we door de jaren heen ook naar tevredenheid deden, een gezicht. In het beoordelen van situaties en mensen kan het fungeren als kompas en met de implementatie in de diverse opleidingsdocumenten krijgen ze gewicht.
– Moed: Datgene doen dat nodig is ondanks de gevolgen voor jezelf
– Beleid: Eerst (on)conventioneel nadenken, dan beslissend handelen en altijd bereid zijn om verantwoording af te leggen.
– Trouw: trouw aan je opdracht, trouw aan je kameraden, trouw aan je commandant en trouw aan jezelf.
– Eer: Het is je eer te na niet je opdracht te halen en niet het uiterste uit jezelf te halen, onze korpseer.
– Trots: Trots op onze eenheid, trots op onze geschiedenis, trots op onze daden.
Niet vrijblijvend
Kernwaarden gelden voor iedereen, altijd en overal en dus niet alleen in de opleiding. Een consequentie van het hebben van deze waarden is dat je erop getoetst kunt, of liever gezegd moet worden en dat je eraan gehouden kunt worden, of liever: dat je jezelf eraan houdt. Reden temeer om ze op te nemen in het begeleidings- en beoordelingssysteem van de hele doorlopende leerlijn van de commando-opleiding. Wie A zegt moet B zeggen. Je kunt niet kernwaarden introduceren die iedereen moet weten en kunnen opdreunen en er vervolgens niets mee doen als individuen niet voldoen of met ander woorden: disfunctioneren. Op deze wijze verliezen ze aan kracht en betekenis.
Vormend en toetsen
Grofweg kunnen onze kernwaarden in twee categorieën worden geplaatst. Moed, Beleid en Trouw kunnen getoetst worden. Door mensen in situaties te brengen of doordat mensen zelf in bepaalde situaties komen kunnen we een bevestiging zien van het gedrag conform de Kernwaarden. Het ligt voor de hand dat vooral de ECO zich hiervoor leent (Zie ECO). Eer en Trots zijn kernwaarden waarmee de leerling door de eenheid (lees het instructiekader) ‘besmet’ moet worden. Voordat iemand bij het KCT komt, heeft hij nog geen Korpseer en kan hij nog niet trots zijn op wat wij doen of gedaan hebben. Tradities en rituelen zijn hier een belangrijk onderdeel van. Deze kernwaarden ‘Trots en Eer’ kunnen er in extremis voor zorgen dat wanneer de kennis en vaardigheden het verschil niet meer kunnen maken en zelfs je intrinsieke motivatie grenzen blijkt te hebben, je toch voorwaarts gaat en boven jezelf uitstijgt omdat je het vertikt om te capituleren; uit Korpseer, trots en trouw aan de vent die naast je staat.
Operationaliseren maar zorgvuldigheid geboden
Voor alle kernwaarden geldt dat je ze niet geforceerd aan de man kunt brengen. De kracht zit hem in het doseren en de timing. Een overkill is nergens voor nodig, want als het goed is en we goed om ons heen kijken naar alles wat we doen, zijn er voldoende momenten waarop we de kernwaarden erbij kunnen betrekken. Dit is ook logisch want ze zijn namelijk afgeleid van het werk dat we al deden. Het zou raar zijn als we ze nooit tegenkwamen.
Vorming
Zoals ik in het begin van dit artikel al aanhaalde zijn we door de tijd heen over het algemeen tevreden over de wijze waarop onze mensen gevormd zijn en het bijzondere is eigenlijk dat daar weinig van op papier stond. Hoe is het dan toch mogelijk geweest dat onze kwaliteit en inhoud op dit vlak altijd gewaarborgd is geweest? Het lijkt er af en toe op dat het ‘hoe we ons soort maken’ als een soort vader op zoon vertellingen, zoals de indianen dat kenden, door de jaren heen bewaard zijn gebleven. Met de komst van de eerder genoemde kernwaarden krijgen zaken die we in het verleden onbewust en/of bewust bekwaam deden een gezicht en worden ze tastbaar en makkelijker toepasbaar (zie Kernwaarden). Kijkend naar vorming kunnen we vaststellen dat het werkwoord ‘vormen’ een actief werkwoord is. Ik vorm jou, wij vormen jullie, jullie worden gevormd. Gedurende de ECO wordt hier op diverse wijzen veel nadruk opgelegd waardoor een stevig fundament ontstaat. Ik zeg bewust fundament want zoals brigadegeneraal Otto van Wiggen terecht stelt, stopt de vorming zeker niet na de opleiding. Het voordeel van de ECO is dat de cursist op vele momenten geestelijk ‘kwetsbaar’ is. De meeste beschermingsschillen zijn eraf en hierdoor is de impact van wat er door de instructeur of commandant gezegd wordt, het grootst. Op dit soort momenten is het belangrijk dat een instructeur meent wat hij zegt. Dit zijn geen oneliners uit een boekje of simpelweg uit het hoofd geleerde nieuwe kernwaarden, nee dit moet echt zijn, niet gespeeld, alleen maar gemeend, recht uit het hart, alleen dan komt het binnen.
Art of Science?
Met het beoordelen van gedrag rijst de vraag hoe dit te normeren valt. Gedrag of het voldoen aan kernwaarden laat zich niet zo makkelijk vangen in een schaal van 1 tot 10. De vraag is dan ook of het opleiden van nieuwe commando’s ‘Art of Science’ is? De Science- kant is vaak van mening dat er tijdens een assessment van een paar dagen al snel duidelijk kan worden ‘wat voor vlees ze in de kuip hebben’. Meten is weten is immers het adagium. Onze ervaring leert dat het juist de omstandigheden zijn die van invloed zijn op gedrag. De diverse weersinvloeden, honger, slaap, externe druk, uitzichtloosheid, duur van de opleiding en onzekerheid zorgen net even voor een ander beeld dan wanneer er een test/gesprek plaatsvindt in een warme kamer in de wetenschap dat het morgen klaar is en de lunch over 10 minuten begint. De Science-kant is zeker niet waardeloos. Op diverse andere fronten kan het ons helpen om een bepaald fysiek verloop in kaart te brengen of om een grove bodemgeschiktheid vast te stellen. Zolang we er met elkaar op blijven toezien dat er geen verwetenschappelijking van opleidingen en keuringen ontstaan kan het ons verder helpen. De Art-kant van het opleiden is zeer waardevol maar ook hier is waakzaamheid geboden. Het hebben van zeer veel ervaring als commandant of instructeur zou kunnen leiden tot een bepaalde vooringenomenheid of een rotsvast vertrouwen in een eerste (goede of slechte) indruk die een aspirant commando maakt. Het is juist daarom dat wij binnen het KCT zeer veel aandacht besteden aan de samenstelling van de instructiepelotons in het algemeen en die van de commando-opleiding in het bijzonder. Een gezonde balans tussen ‘Art’ en ‘Science’ komt onze opleiding uiteindelijk ten goede.
Tradities en rituelen
Een niet te onderschatten element in het vormingsproces zijn onze tradities en rituelen. Dit zijn vaak hele tastbare stoffelijke zaken. Met tradities speel je niet zomaar. Door de jaren heen zijn er uit onzekerheid of vullingsoogpunt ook in Roosendaal diverse wijzigingen geopperd zoals: geen mutsdas maar een veldpet, geen ’toggle’ meer, of (met het oog op vulling) het terugbrengen van de ECO naar een 3-weekse selectie ‘omdat Deltaforce dat ook doet’. Gelukkig heeft de huidige C-KCT een duidelijke koers uitgezet waarbij juist rituelen en tradities een belangrijke rol spelen. Het wezenlijk veranderen van de rituelen uit louter praktische of rationele overwegingen kan namelijk verregaande invloed hebben op de beleving en het gevoel van diegene die het ritueel ondergaat maar ook van diegene die het ritueel anders gekend heeft.
Filosoof Ger Groot geeft hier een mooi voorbeeld van: “Stel je voor dat uit praktische overwegingen de dodenherdenking op 4 Mei niet meer op de Dam in Amsterdam wordt gehouden maar in de Amsterdam Arena? Of op een ander vlak maar in dezelfde lijn geredeneerd: Stel dat het toch praktischer zou zijn als je bij binnenkomst in de kerk alvast een hostie in je zak stopt om het tijdens de dienst op aangeven van de pastoor collectief in je mond te stoppen omdat dit tijd zou besparen?” In de ECO leggen onder andere deze tradities en rituelen de basis voor de vormingslijn en cursisten willen deze punten van herkenning ook. Het zijn allemaal stukjes van de puzzel die ze willen verzamelen. Dit geldt voor stoffelijke zaken als de mutsdas, de toggle, de overall, het loopassen en de liederen maar ook voor activiteiten als de grote speedmars, de dijkenmars, de commandantenmars met als laatste puzzelstuk de binnenkomst. Door de juiste verhouding te zoeken tussen functioneel, traditioneel en vormend opleiden wordt de cursist aan het eind van de opleiding met het opzetten van zijn groene baret definitief ‘besmet’ met virus dat ons ons maakt. Dit virus moet overigens wel gecultiveerd worden dus ook in de VCO en in de operationele commandotroepencompagnieën wordt hier aandacht aan besteed.
Het voordeel dat het KCT hierbij heeft is dat de leerling na de VCO bijna letterlijk twee deuren verder gaat werken en dat er dus altijd contact zal zijn over en mét elkaar. Leven naar kernwaarden en invulling geven aan vorming heeft alleen zin als deze bevestigd wordt en het niet gezien wordt als incidenteel en opleidingsgebonden. In het geval van het KCT betekent dit dat deze zaken na de ECO nog steeds als een paal boven water moeten staan en dat ook in de VCO en daarna de vorming gewoon doorgaat of dit nu tijdens trainingen of daadwerkelijke operaties is. Er is voor een operator niks mis mee om sowieso één keer per jaar te voelen wat het ook alweer inhoudt om commando te zijn. Hiermee wordt voorkomen dat “arrivé” gedrag ontstaat en blijft iedereen met beide benen op de grond staan. De compagniescommandanten (CC’n) en hun staf spelen hierin een belangrijke rol maar, ook het op een breed gedragen manier in leven houden van het (onder) officiersleven draagt bij aan vorming. Ik zeg bewust breed gedragen omdat er gezonde balans moet zijn tussen het ‘goede oude’ en het feit dat we te maken hebben met de generaties Y en binnenkort Z die net even iets anders in het leven staan dan de mensen van eerdere bouwjaren. Op eenheidsniveau houdt het Korps activiteiten als ‘de sportdag’, ‘het kerstdiner’ en ‘de nieuwjaarsloop’ in ere en met de komst van een eigen ‘Snedderbar’ dragen ook deze zaken bij aan vorming en een hoog moreel bij zowel Groene- als niet Groene Baret dragende.
Binnen de opleiding wordt op rang niveau ook een vormingslijn doorlopen. Deze lijn begint al in de kaderweek voorafgaande aan de VO. Kaderleden worden gedurende de gehele periode van de opleiding begeleid, gecoacht en geévalueerd waarbij de officieren op specifieke gebieden door de commandant worden aangesproken en de onderofficieren door adjudanten of sergeant-majoors. Natuurlijk krijgen ze in de ECO ook ‘aparte aandacht’ en gelet op de toekomstige functie is dit meer dan terecht. Van een kaderlid wordt in de taakuitvoering ook net even iets meer verwacht. Na de VCO komt de luitenant namelijk direct op zijn functie van ploegcommandant – dit in beginsel in tegenstelling tot de onderofficier die veelal eerst op een operator (ploeglid) functie komt voordat hij als plaatsvervanger aan de slag gaat. In de VCO volgen de officieren tijdens hun individuele specialisaties een separaat traject naast hun communicatiespecialisten opleiding. Dit varieert van een bezoek aan de Special Forces (SF) stafofficier bij CLAS of de afdeling Joint Speciale Operaties van DOPS tot het bijwonen van evenementen georganiseerd door de officiersvereniging waartoe zij zijn toegetreden op de dag van de baretuitreiking. Ook taak specifieke momenten worden ingepland. Een uitgebreide presentatie van de S2 en een uitleg over de verschillen tussen OATDOEM en andere (inter)nationale besluitvormingsprocessen komen aan bod. Dit komt de (beeld)vorming ten goede.
De Vooropleiding (VO)
Nu de 3 pijlers bekend zijn waarop de gehele opleiding gebaseerd is en de kernwaarden en bijbehorende vorming een gezicht hebben, zoom ik in op het eerste gedeelte van de doorlopende opleiding van 16 maanden. De VO duurt 8 weken en is beroeps- en taakgericht opgezet met als basis uitgaande van de taak ‘Special Reconnaissance’, ofwel SR in een ‘woodland’ omgeving. Tevens wordt de leerling fysiek verantwoord klaargestoomd voor de ECO. In een ideale leeromgeving krijgt de leerling te maken met alle afgeleide onderwerpen die met de SR ‘woodland’ taak te maken hebben zoals verplaatsingen, diverse soorten verkenningen, diverse soorten OP’s, het maken van en verblijven in een schuilbivak/patrouillebasis etc. Op het eerst gezicht hele basale relatief eenvoudige onderwerpen maar een belangrijke reden dat we hier toch 8 weken aan moeten besteden, is het belang van eenheid van opvatting en eenheid van uitvoering.
Moed, Trouw, Eer en Trots
Door een heel simpel voorval in de VO lag een verwijzing naar deze kernwaarden voor het oprapen. Halverwege de VO sliep een ploeg in een schuilbivak. Bij controle van de leerlingen bleek dat 1 persoon zijn schoenen had uitgedaan tijdens het slapen. Een zware zonde voor operators die in vijandelijk gebied tijdens hun rustmoment het kwetsbaarst zijn. De essentie tijdens de evaluatie op vrijdag is het duidelijk tastbaar worden van de gevolgen. Voorbeelden uit de realiteit speken immers meer tot de verbeelding dan fictieve situaties. “Als wij vijandcontact krijgen en iedereen is snel uit zijn slaapzak in het juiste tenue en begint direct terug te vuren, sta jij nog te lummelen omdat jij je schoenen niet aan hebt. Gevolg: de rest van de ploeg breekt af en wil weg, maar dat gaat niet want jij kan niet mee en wij laten nooit iemand achter, wat er ook gebeurt, dus jou ook niet! Met alle gevolgen van dien. Zwaar overtrokken verhaal kapitein, zie ik jullie denken.”
Moed: Datgene doen wat nodig is ondanks de gevolgen voor jezelf. “Ik kan jullie vertellen dat er diverse Bronzen Kruizen zijn toegekend aan operators van de 104 die tijdens TF55 rotatie 2 met gevaar voor eigen leven hun gevallen collega Kevin van der Rijdt hebben opgehaald in de wetenschap dat hij waarschijnlijk al overleden was. Wij laten niemand achter”.
Eer: Het is je eer te na een opdracht niet te halen en om niet het uiterste uit jezelf te halen, onze Korpseer. “Ik kan jullie ook vertellen dat de duikers van de 108, toen de politie het na 4 dagen zoeken echt had opgegeven, van geen ophouden wilden weten toen sergeant Berkouwer vermist was na een duik. Al moet het hele Grevelingenmeer leeg en al duurt het een jaar, vinden gaan we hem zei de commandant duikploeg. Een dag later kwam het bericht: laatste man bij… de sergeant Berkouwer was gevonden”. Op de begrafenis van de sergeant Berkouwer was ook de gehele VO aanwezig, als onderdeel van het Korps als onderdeel van de vorming van Eer en Trots.
Trots: Trots op onze eenheid, trots op onze geschiedenis, trots op onze daden. Er wordt tijdens tactische oefeningen direct al gewerkt op een wijze die voor de leerling herkenbaar gaat zijn voor de rest van zijn tijd bij het KCT. Hij komt direct in de VO in een ploeg van 8-10 man met als commandant bij voorkeur een officier, met een onderofficier als plaatsvervanger. Alle opdrachten worden verstrekt in de vorm van een FRAGO die uiteraard hangt onder een OPORDER die in het begin van de opleiding wordt gegeven en ook in de ECO nog van toepassing is. Het ACT/BCT maakt de setting compleet. Het commandovoering (COVO) proces is OATDOEM met de bekende ‘backbriefs’ die daarbij horen. De COVO is niet een doel op zich maar van de kaderleden mag uiteraard één en ander verwacht worden. Afhankelijk van de ervaring wordt ieder kaderlid op waarde geschat. Zo zal een eerste luitenant met parate ervaring op een ander niveau zitten dan een sergeant die net van de KMS afkomt. Maar op één ding kunnen ze allemaal, overal en altijd worden aangesproken. Het willen zijn van leider en zich ook als zodanig manifesteren. Voor ieder leerling in de opleiding geldt uiteraard dat de norm de norm is. Die is voor een soldaat der tweede klasse met 1 jaar ervaring hetzelfde als de OLK opgeleide korporaal met 6 jaar ervaring. Aan het begin van de VO wordt het opleidingsreglement en de beoordelingssystematiek bekend gemaakt voor de gehele 16 maanden. Er wordt beoordeeld op basis van specifieke competenties, overige aspecten: fysieke fitheid, inlevingsvermogen, kadergedrag en beroepshouding (Kernwaarden). In het kader van transparantie is dit voor iedere leerling inzichtelijk en ligt het reglement op de legeringskamers. Op het gebied van vorming worden ook de eerste stappen gemaakt. Iedereen draagt van begin af aan een ‘petrol’ gekleurde baret met KCT embleem. Zo snel mogelijk gelijk gestemd raken is belangrijk. Hiermee geven we direct al invulling aan de grondhouding: “je hoort er eigenlijk al bij, je moet het alleen nog even laten zien” in plaats van: “totdat je onder de poort doorloopt, ben je niets en behandelen we je als zodanig”.
De Elementaire Commando Opleiding (ECO)
Het eerste dat ik over deze 8-weekse opleiding wil zeggen is dat het een opleiding is en geen selectie. Het woord selectie draagt altijd een soort van ‘hand pickedheid’ met zich mee. Het heeft een negatieve bijsmaak en suggereert vaak willekeur. Het is interessant dat men over de ECO vaak wil spreken over een selectie omdat vanaf de VO gerekend 50 tot 60 procent van de deelnemers het niet haalt, terwijl dit percentage niet eens zoveel verschilt van het aantal uitvallers op de VTO Infanterie. Overigens hebben uitvallers een belangrijke invloed op het moreel van degene die doorgaan: zonder verliezers geen winnaars. Het is nu eenmaal een gegeven dat bij veel opleidingen leerlingen soms niet aan de norm voldoen en dus de opleiding moeten verlaten of het nog een keer opnieuw moeten doen. Dit geldt voor middelbare scholen, universiteiten en ook voor de ECO. Selecteren in plaats van opleiden suggereert bovendien dat je niets leert en dat is in het geval van de ECO zeker niet het geval. Het hoge uitvalpercentage misleidt ook vaak. Veel mensen die uitgevallen zijn waren op dat specifieke moment niet geschikt vanwege medische problemen of gebrek aan ervaring, maar hebben in een andere opleiding een prima kans om het alsnog te halen. Met het aantal commando’s dat het in twee keer heeft gehaald kan in Roosendaal met gemak een peloton gevuld worden.
Kwaliteit gaat nog steeds boven kwantiteit. Een groter aantal aan de eindstreep is mooi meegenomen maar meer ook niet. Het is een utopie om te denken dat diverse kunstgrepen aan de voorkant ervoor kunnen zorgen dat het uitvalspercentage richting 0 procent gaat. Een in een paar dagen opgemaakt fysiek/mentaal beeld is maar zeer beperkt maatgevend voor het wel of niet doorstaan van een periode van 8 weken ECO. Voor wat betreft de laatste aantal opleidingen die gedraaid hebben conform het herziene traject geldt dat 40% van het aantal startende leerlingen in de VO, de ECO met goed gevolg heeft volbracht. Voor wat betreft de ECO hebben we nog steeds dezelfde vormingsdoelen als 72 jaar geleden en dit geldt voor een groot deel ook voor de tradities die we handhaven. Maar waar voorheen veel nadruk lag op sportfitheid ligt deze nu meer op de tactische fitheid. Simpel gesteld: Als je wilt weten of een toekomstig commando in staat is om geconditioneerd onder zeer zware omstandigheden zijn taak uit te voeren moet je hem onder zeer zware omstandigheden zijn taak laten uitvoeren. De reeds in de VO aangeleerde kennis en vaardigheden worden in de ECO onder extreem zware omstandigheden nogmaals uitgevoerd. De tactische opdrachten zijn haalbaar en reëel in tijd en ruimte. Er is dus eigenlijk een bestendiging in het uitvoeren van het reeds aangeleerde alleen vindt er een verdieping plaats in de lichamelijke en geestelijke omstandigheden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd.
Moed
Datgene doen wat nodig is ondanks de gevolgen voor jezelf. Bij moed wordt meestal alleen gedacht aan onder zwaar vijandelijk vuur je gewonde collega terughalen, zoals in het voorbeeld, of ander zaken die met durf of lef te maken hebben. Maar morele moed is ook een wezenlijk onderdeel van deze kernwaarde. Vooral de toevoeging ‘ondanks de gevolgen voor jezelf’ is een belangrijke omdat een groot deel van de mensheid juist datgene doet wat nodig is totdat het gevolgen heeft voor henzelf. Onderstaand voorbeeld maakt duidelijk dat cursisten onbewust blijk kunnen geven van het kunnen leven naar deze kernwaarde. Het is week zeven van de ECO en tijdens de eindoefening controleer ik in de ochtend samen met de Adjudant de kwaliteit van het geleverde werk (Observatiepost en Patrouillebasis). Plotseling ontmoeten we een tweetal aspirant commando’s, tactisch verplaatsend bij daglicht. Het blijkt de OP bemanning te zijn. Op de vraag wat de bedoeling is van dit tafereel, antwoorden ze: “We hebben onze vorige OP dichtgegooid omdat we geen antwoord konden geven op de Primary Intelligence Requests en we dachten dat het in de lijn van one level up zou liggen als we toch onze positie zouden verbeteren”.
Beleid
Eerst (on) conventioneel nadenken dan beslissend handelen en altijd bereid zijn om verantwoording af te leggen. “Roep je ploegcommandant maar op en laat hem naar de weg komen”, zeg ik. Eigenlijk met de bedoeling om deze tactische actie met hem terug te koppelen, meer eigenlijk niet, maar blijkbaar was dit op de OP commandant anders overgekomen want hij zei: “Kapitein, ik wil één ding zeggen, als dit gevolgen heeft voor mijn commandant en hij hierdoor ontheven wordt, wil ik medeverantwoordelijk zijn en wil ik de gevolgen hiervoor dragen ongeacht wat ze zijn”. Voor een cursist die een week voor het halen van zijn Groene Baret zich op deze wijze opstelt, getuigt dit van een enorme hoeveelheid morele moed. Buiten de tactische aard van de ECO wordt er veel aandacht besteed aan het individu in de opleiding. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de bekende tijdseisen op de snelmars/hindernisbaan/touwbaan maar juist ook naar de deelaspecten die in de toekomstige taak zitten (medisch, wapenleer etc). Dit alles uiteraard ook onder verre van ideale omstandigheden en natuurlijk worden er ook activiteiten uitgevoerd die in geen enkele taak staan maar wel voor altijd bijblijven, want ook dat is vormen. Dit is iets heel anders dan ‘domweg mensen fysiek slopen’, de kreet waarmee de ECO veelal in verband gebracht werd/wordt.
Een ander sprekend onverwacht voorbeeld diende zich aan op de maandag in week 8 van de ECO. Door omstandigheden vermoedde het kader dat cursist X mogelijk een half uur van de tijd had gemist door in zijn onderkomen in slaap te zijn gevallen. Een kwalijke zaak en waarheidsvinding tussen mij en betrokkene wees uit dat het goed zo zou kunnen zijn geweest dat hij er niet helemaal bij was geweest en dat hij mogelijk ‘weggesukkeld’ zou kunnen zijn. Na dit gesprek liep ik weg om een andere locatie te bekijken maar werd tijdens het lopen door betrokkene aangetikt. Met betraande ogen nam hij de houding en zei dat hij het hem voor altijd een slecht gevoel zou blijven geven als hij het hier bij zou laten. “Kapitein, ik heb gewoon keihard geslapen en niet anders en als dit betekent dat u en jullie mij het niet waard vinden om vrijdag onder de poort te lopen dan accepteer ik dat”.
Trouw
Trouw aan je opdracht, trouw aan je kameraden, trouw aan je commandant en trouw aan jezelf. Los van het feit dat het delict van slapen op wacht een rapportagegesprek verdient, kun je er gevoeglijk van uitgaan dat deze inmiddels commando in de toekomst trouw zal zijn aan zijn commandant en aan zichzelf. Juist gedurende gevoelige operaties zoals het KCT deze kent is het van groot belang dat de operators en hun commandanten altijd trouw kunnen zijn aan hun opdracht en hun commandant en dat ook wanneer er niemand heeft meegekeken achteraf toch de waarheid wordt gesproken. Uiteraard zijn er op dit gebied ook vele voorbeelden te geven waarbij er gezondigd wordt tegen de kernwaarden en waarbij dit zelfs tot ontheffing heeft geleid, maar uit bescherming voor de cursisten die het betreft ga ik daar niet in detail op in. Op het gebied van personeel zijn er voor het instructieteam twee grote overwinningen te behalen. De ene overwinning is de juiste vent onder de poort door laten lopen maar op een goede tweede plaats staat het op basis van feiten overtuigen van een cursist die ontheven wordt. Hem laten inzien waarom hij niet kan toetreden tot ons Korps.
Voortgezette Commando Opleiding (VCO)
In dit deel van de opleiding vindt een duidelijke taakverdieping plaats die zo nauwkeurig mogelijk aansluit op de eerder aangeleerde kennis en vaardigheden. Tevens vindt er een taakverbreding plaats omdat de diverse Direct Action (DA) onderwerpen de revue passeren. Net zoals de leerlijn loopt ook de begeleidingslijn door in deze opleiding. De leerling begint dus niet op nul en met een schone lei. Wat ik hiermee wil aangeven is dat het in het kader van integraal opleiden alleen maar logisch is dat de beoordelingslijn óók integraal is. In de VCO wordt nog meer een beroep gedaan op het initiatief van het individu. Een SF team kan alleen maar als ‘force multiplier’ functioneren als de enkele man precies weet wat hij in het grote geheel aan het doen is en dat hij in staat is om de juiste initiatieven te nemen teneinde de opdracht te laten slagen. Hij moet dus ook beeld hebben bij de diverse (besluitvormings)processen ook al heeft hij de rang van korporaal. Dit proces wordt al eerder in de opleiding aangestipt maar komt juist in de VCO goed tot uiting. Grofweg zal de VCO vanaf 2015 bestaan uit de volgende modules waarvan de tactische modules zijn ingericht aan de hand van events en leertaken.
– CLS (Combat Life Saver)
– SR/DA woodland
– SR/DA urban
– BOVV (Basis Opleiding Vrije Val)
– WSO (Wapen Schiet Opleiding diverse wapens)
– OBT (Optreden Bergachtig Terrein)
– MOB (Mobility)
– ISPEC (sniper/medic/demspec/comspec)
Samenvattend
In dit artikel heeft kapitein Erik een zo compleet mogelijk beeld willen schetsen met betrekking op de opleiding tot ‘commando speciale operaties’. “Een opleiding die integraal, beroeps- en taakgericht is opgebouwd. Een opleiding die doorspekt is met vormingselementen, waarbij kernwaarden en tradities een belangrijke rol spelen. Achter alles in de opleiding zit een gedachte waarbij het leggen van linken met de operationele werkelijk grote meerwaarde heeft. Op instructiegebied is het belangrijk om de’art’ en de ‘science’ kanten van opleiden goed in balans te houden. Een individu is meer dan de optelsom van zijn competenties. Het blijft mensenwerk. De kwaliteit van het instructieteam is van groot belang en de sleutel tot succes. Een instructeur is zoveel meer dan een registratienummer met een bepaalde onderofficiersrang. Op dit vlak water bij de wijn doen, leidt onherroepelijk tot kwaliteitsverlies van een opleiding. We moeten ons blijven beseffen dat we vroeger ook al een heleboel goed deden want anders hadden we nooit gestaan waar we nu staan. Op sommige punten is het echter wel degelijk meer dan ‘oude wijn in nieuwe zakken’ en is de opleiding daadwerkelijk verbeterd. Vorming moet je voelen en niet alleen zeggen of schrijven. Net als de kernwaarden moet je er niet door anderen op gewezen worden maar ga je ook zelf voorop in het uitdragen ervan omdat je erin gelooft,” sluit Erik af.
Leave a Reply