Fennek of woestijnvos, het sierlijke, kleine vosje Fennecus zerda, de kleinste soort uit de familie Hondachtigen (circa 40 cm lang, schouderhoogte 20 cm, gewicht om en nabij 1,5 kg) uit de woestijngebieden van Noord-Afrika en het Nabije Oosten. De Fennek heeft een zwarte neus, grote donkere ogen, zeer grote oorschelpen en ranke poten. De woestijnvos rust overdag en wordt voornamelijk in de schemer en ’s nachts actief. Naar goed Duits gebruik om al hun militaire voertuigen een dierennaam te geven, is de familie Hondachtigen sinds enige tijd met een gemotoriseerde telg uitgebreid. Levensdoel van dit 10 ton zware Nederlands/Duitse Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig; zien zonder gezien te worden.
Het fraaie model op de tafel van luitenant-kolonel Jean-Pierre Piereij (projectmanager Directie Materieel) lijkt qua afmetingen misschien nog wel het meest op zijn illustere naamgenoot uit het dierenrijk. Hoewel op het eerste oog sterk verschillend, zijn er toch duidelijke overeenkomsten met het globaal 10 ton zwaardere en gemechaniseerde Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig van de Koninklijke Landmacht (KL). Beide stamgenoten zijn sierlijk, klein en komen amper boven het maaiveld uit. De ranke poten van de één en de door een 5,7 liter dieselmotor aangedreven wielen van de ander, zorgen ervoor dat ze zich moeiteloos een weg door het terrein kunnen banen. Waar Moeder Natuur voor een scherpe blik en gehoor voorzag in grote donkere ogen en dito oorschelpen, kwam de industrie met dagzichtcamera’s, warmtebeeldcamera’s, plaatsbepalingsapparatuur, navigatiesystemen en diverse radioverbindingsmiddelen op de proppen. Beiden voelen zich dan ook prima op hun gemak in de schemer en het zwart van de nacht. Waar de habitat van de Fennek van vlees en bloed zich voornamelijk in Noord-Afrika en het Nabije Oosten bevindt, kan de gemotoriseerde evenknie een groot deel van de wereld tot zijn territorium rekenen. Leeft de carnivoor solitair, in paren of familieverband, het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig voelt zich bij de verkenners met een paarsgewijs optreden op zijn best. Bevolken de diertjes evenwel al sinds mensenheugenis deze aardkloot, het eerste militaire prototype rolde pas in december 1996 uit de fabriek. Na vallen en opstaan komt nu echter het einde van de pubertijd van de testvoertuigen inzicht. Langzaam maar zeker verwordt een behoeftestelling uit 1990 tot een geloofwaardig en volwassen eindproduct.
Ontwikkelingsproject: Eind jaren tachtig lopen de M113 Commandovoering/Verkenning rups- en Laro 7,5kN wielvoertuigen van de verkenningseenheden binnen de Koninklijke Landmacht op hun laatste benen. Zowel technisch als operationeel zijn ze aan het eind van hun Latijn. In 1990 wordt door de Landmachtstaf dan ook een Defensie Materieelkeuze Proces (DMP) document ter vervanging van beide oudgedienden bij de kamer ingediend. Tussen 1990 en 1994 heeft er vervolgens een marktverkenning plaatsgevonden. Diverse kandidaten werden in ogenschouw genomen, maar geen van de voertuigen voldeed aan alle eisen. “Er is toen besloten om er een ontwikkelingsproject van te maken”, licht projectmanager Piereij in zijn werkkamer op de Frederikkazerne in Den Haag de eerste stap in de totstandkoming van de Fennek toe. Aangezien ook de Duitsers op zoek waren naar een nieuw verkenningsvoertuig voor de HEER, is besloten om er een gezamenlijk project van te maken. “Er worden meer materieelprojecten samen met onze oosterburen uitgevoerd, maar voor het eerst zijn wij als Directie Materieel (DM) leading. De Duitsers lopen nu eens met ons in de pas.” Simpele verklaring voor dit feit is dat de Bundeswehr normaal een grotere behoefte heeft dan de Nederlandse krijgsmacht. “In eerste instantie zouden wij er 218 en zij 164 afnemen. Inmiddels zijn deze aantallen aangepast en ontvangen beide landen ongeveer 200 voertuigen. Bij ons gebeurde dit door het verschijnen van de Hoofdlijnennotitie en Defensienota 2000. De Duitsers houden daarnaast al van het begin de mogelijkheid van een tweede serie van nog eens ongeveer 200 voertuigen open.”
Na het besluit is genomen om gezamenlijk een verwervingsproject te starten, wordt door de Nederlandse overheid (mede namens Duitsland) in december 1994 met SP aerospace and vehicle systems B.V. uit Geldrop en de Duitse firma Wegmann & Co. GmbH uit Kassel een contract gesloten. Voorlopig gaat het om de ontwikkeling en bouw van vier prototypen en een optionele eerste serie van circa 400 voertuigen. Hierbij neemt SP de ontwikkeling van het onderstel en Wegmann de opbouw (mast, verkenningsuitrusting, NBC-installatie, radio inbouw, etc) ter hand. De twee delen zullen bij de Duitse partner tot één geheel worden gesmeed. Namens de Nederlandse overheid wordt het project geleid door DMKL. De aansturing gebeurt via een Binationale Projectgroep (BMPG) waarin ook vertegenwoordigers van het Bundesamt für Wehrtechnik und Beschaffung (BWB) en HeeresUnterstützungsKommando (HUKdo) hebben plaatsgenomen. De BMPG stuurt op de werkvloer drie Nederlands/Duitse werkgroepen aan: Techniek en Logistiek, Beproevingen en Financiën. Het hele project staat onder supervisie van overste Piereij, de Nederlandse projectmanager.
Terreinvaardigheid: Met het Nederlands/Duitse programma van eisen binnen handbereik gaan de ontwerpers van SP en Wegmann resoluut aan de slag. De enige aanwijzing van de opdrachtgevers aan de industrie is het gebruik van zoveel mogelijk civiele (vrachtwagen) componenten en technieken. Dit drukt niet alleen de kostprijs, maar voorkomt tevens de aanschaf van speciale onderhoudsapparatuur. Met deze wens in het achterhoofd krijgt de Fennek onder hun handen beetje bij beetje gestalte. In december 1996 is het dan zover: het eerste prototype ziet het levenslicht. Samen met nog drie andere testvoertuigen, Truppenversuchsmuster (TVM) in het Duits, wordt hij zwaar aan de tand gevoeld. De werkgroep Beproeving, met een Nederlandse leider aan het hoofd, haalt hierbij het onderste uit de kan. Tijdens deze tests komen dankzij de subwerkgroepen Logistiek, Techniek, Levensduur en Tactiek diverse onvolkomenheden aan het nieuwe voertuig boven water. Een kleine opsomming: het logistieke concept deugde niet, de beoogde uit- en inbouwtijd van motor en versnellingsbak werden niet gehaald en de remmen waren te licht voor de typische manier waarop de verkenners zich verplaatsen. Snel optrekken en bijna direct weer hard afremmen. Dit stapsgewijs met z’n tweeën opereren betekent dat de remmen geen tijd hebben om af te koelen. “Een aantal zaken voldeed dus gewoon niet, zoveel was na een aantal maanden van testen wel duidelijk: Het eerste prototype is dan ook ingrijpend gewijzigd. Dit heeft tot een tweede prototype of TVM2MOD (Truppenversuchsmuster2Modifisert) geleid.” Toch is een tweede ronde volgens de overste niet ongebruikelijk. “De eerste planning voorzag in één prototype. Deze zou ontwikkeld en serierijp gemaakt worden. Maar we zijn nu dus met een tweede prototype bezig, alvorens de serieproductie van start gaat. Dat laatste is eigenlijk ook normaal voor zo’n groot project.” Hoewel er dus nog geen man overboord is, zijn er bij aanvang van het project evenwel bepaalde niet gerealiseerde verwachtingen gewekt. “Er is te optimistisch gepland. De industrie heeft er zich toch wat op verkeken. We hebben ons rijk gerekend.”
Een van de onvolkomenheden waarover de overste sprak, blijkt na tactische beproevingen de terreinvaardigheid van de Fennek te zijn. Reden van dit laatstgenoemde probleem: het voertuig was een ton te zwaar, het gewicht verkeerd verdeeld en lag daardoor teveel op de achteras. Naast een niet goed functionerende bandendrukregelinstallatie, lagen er ook niet de juiste banden onder. “Het TVM2MOD voertuig wordt in de nieuwe configuratie nog tot eind maart beproefd, maar uit de eerste tests komt naar voren dat de Fennek nu over uitstekende terreinvaardigheid beschikt. Echte terreinbanden en een goed functionerende automatische bandendrukregelinstallatie, die de spanning van de banden aan het terrein aanpast, werpen hun vruchten af.” En niet zonder trots voegt Piereij hieraan toe: “In de meeste soorten van terrein zijn de prestaties zelfs vergelijkbaar met die van rupsvoertuigen, wat zeer opmerkelijk voor een wielvoertuig is.” Door de drie jaar vertraging van het project (de eerste Fenneks hadden in 1999 binnen moeten stromen) is de KL echter wel genoodzaakt om ter vervanging van de M113CV een interim oplossing te zoeken. “Het was operationeel niet langer verantwoord om dit voertuig bij de parate eenheden in te zetten. Met YPR rupsvoertuigen en Mercedes Benz jeeps, hoewel niet dedicated toegerust voor de verkenningstaak, kan men tijdelijk binnen een aanvaardbaar operationeel risico uit de voeten.”
Bescherming: Naast tekortkomingen die door de testen naar boven zijn gekomen, heeft ook het gewijzigde optreden van de Nederlandse verkenningseenheden en de tijdens crisisbeheersingsoperaties opgedane ervaringen voor aanpassingen aan de Fennek gezorgd. Zo wordt het Nederlandse voertuig nu ook standaard voorzien van een NBC-installatie, aangezien dit vanuit de gebruiker als noodzakelijk wordt gezien. “De Duitsers hebben vanaf het begin gekozen om dit systeem te installeren. Voor ons was dit makkelijk te realiseren, aangezien we die optie in de tijd al tegen een vaste prijs in het contract hadden opgenomen.” Daarnaast is er een betere bescherming van de bemanning tegen mijnen gerealiseerd. “Het voertuig is hiervoor met de lessen uit het verleden aangepast: een dikkere bodemplaat en technische aanpassingen aan de wielkasten. Extra pantser staat echter wel gelijk aan meer gewicht, maar zoals al gezegd hebben we de hiermee gepaard gaande problemen overwonnen.” Dat de doorgevoerde modificaties niet voor de poes zijn, maakt een korte uiteenzetting duidelijk. “Ontploffende scherfwerkende mortier- en blast anti-personeelsmijnen (AP) kan hij zonder veel problemen weerstaan. Twee gemene mijn typen mag ik wel zeggen.” Tegen zware anti-tankmijnen van negen kilo heeft de Fennek echter weinig verweer, maar tegen zo’n explosie leggen de meeste voertuigen het loodje. Naast extra bepantsering tegen mijnen, beschikt de Fennek al sinds het moment van contractsluiting over een goede rondom bescherming. Waar de vacht de kleine woestijnvos ’s nachts warm houdt, zorgt het carrosserie van het voertuig dat de bemanning veilig is tegen de uitwerking van 7,62mm Armor Piercing (AP) munitie. Gaat er ondanks al deze voorzorgsmaatregelen toch iets fout, dan beschikt de Fennek over een automatische brandblusinstallatie om het vuur binnen de kortste keren de kop in te drukken. Tevens is het voertuig voorzien van noodloopelementen. De massief rubberen ring om de velg maakt het mogelijk om zelfs met lek geschoten banden verder te rijden. Behalve wat rook en de stank van smeltend rubber kan de Fennek terug naar de eigen linie om zich nieuwe banden aan te meten. Bovendien maakt dit noodloopelement een reservewiel overbodig, wat weer ruimte scheelt.
Geleiderail: Naast de uitstekende terreinvaardigheid en bepantsering van het voertuig, beschikt de Fennek tevens over de noodzakelijke hardware om de opgedragen taken succesvol te volbrengen. Deze systemen stellen de verkenners in staat hun werk met state of the art apparatuur uit te voeren. Om het zien zonder gezien te worden optimaal gestalte te geven, beschikt het voertuig naast een laag profiel over een 1,5 meter lange uitschuifbare mast met waarnemings- en verkenningsapparatuur. Dit maakt de Fennek niet alleen minder kwetsbaar, maar stelt de bemanning tevens in staat om verder dan al hun Duitse en Nederlandse voorgangers te kijken. Vanuit dekking schuift men simpel de mast omhoog en het verzamelen van gegevens kan beginnen. Om deze opdracht zo optimaal mogelijk uit te voeren, beschikt de bemanning naast de Mark-1 Eye-ball over de volgende apparatuur: warmtebeeldcamera, CCD-dagzichtcamera en een laserafstandsmeter (LAM). Deze combinatie stelt de bemanning instaat om van onder pantser en zelfs ’s nachts en bij verminderd zicht waar te nemen en te verkennen. Via het op een statief plaatsen van de kop van de mast, kan het systeem zelfs tot op veertig meter van het voertuig d.m.v. afstandbediening worden gebruikt. Het statief kan bijvoorbeeld in een bosrand of achter een zolderraam worden opgesteld. Hierdoor ontstaat niet alleen een veiligheidsmarge tussen voertuig en apparatuur, maar maakt tevens verkenning vanaf plaatsen waar de Fennek zelf onmogelijk kan komen mogelijk. Zowel de voertuigcommandant als zijn verkenner/boordschutter, die naast elkaar in het voertuig zitten, kunnen van de waarnemingsapparatuur gebruik maken. Via een tussen beiden geïnstalleerde geleiderail is het mogelijk om de bediening en monitor van het systeem te verschuiven. De in hoogte verstelbare stoelen van zowel de commandant als de verkenner/boordschutter maken tevens het door het luik boven pantser zitten mogelijk. Met plaatsbepalingsapparatuur (GPS) kunnen de coördinaten van de bespiede doelen via de LAM en hoekmetingen worden bepaald.
Aanwijsstok: Hoewel de Fennek dus op het juiste spoor ligt, moeten er nog wel enkele belangrijke knopen worden doorgehakt. Heeft Moeder Natuur de kleine woestijnvos gezegend met een vlijmscherp gebit, het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig kan zelfs van onder pantser met het boordwapen van zich afbijten. Een 40mm granaatwerper (AGL), de 7,62mm mitrailleur Mag en zijn zwaardere broer de .50M2 strijden nu nog om de gunsten van het affuit. De verkenners prefereren volgens de overste evenwel de op hun eigen YPR geplaatste .50M2. Maar ook op het gebied van de communicatie moet de kogel nog door de kerk. Naast twee VHF combat net radio’s, wil de KL tevens een HF-radio (EZB) inbouwen. “Bij de Duitsers is dit type al wel geïnstalleerd. Het grote voordeel van dit systeem is dat over veel grotere afstanden radioverbindingen gelegd kunnen worden. Haalt de combat net radio zo’n dertig kilometer, de HF-EZB zou in principe de hele wereld kunnen bereiken. Dit is mogelijk door via de atmosfeer signalen terug te kaatsen.” Reden dat de verkenners geïnteresseerd zijn in dit type radio is gelegen in het feit dat zij, vooral op divisie niveau, vrij ver voor de eigen troepen uit in vijandelijk gebied opereren. “Ze lopen dan dus uit de verbinding met hun combat net radio.” Daarnaast moeten ook over het nog te kiezen type Battlefield Management System (BMS) noten worden gekraakt. Waar de Duitsers al voor het DIFA-systeem hebben gekozen, zit men in Nederland nog in de voorstudie fase.
Dit Battlefield Management Systeem stelt een bemanning instaat om de verzamelde gegevens direct on-line naar elkaar en een hoger niveau te verzenden. Samen met informatie van o.a. de Sperwer onbemande verkenningsvliegtuigjes van 101 Remotely Piloted Vehicle Compagny (RPVC) kan het operatiegebied goed in beeld gebracht worden. “Voor het doorgeven naar en snel verwerken van de verkenningsgegevens op een hogere niveau, is de aanschaf van een BMS enorm belangrijk. De leiding ziet veel sneller het verband van alle binnenkomende inlichtingen en kan conclusies trekken.” De overste hoopt dat de beslissing over het te kiezen systeem zo snel mogelijk wordt genomen. ”Het liefst neem ik hem gewoon mee in de serieproductie Dit voorkomt dat het later in een soort van retrofit moet gebeuren.” Daarnaast moet ook het besluit over de voertuigconfiguratie van de Tactical Air Control Party’s (TACP) nog genomen worden. Zeker is dat deze Forward Air Controllers (FAC’ers) de beschikking krijgen over een laser target designator waarmee ze de geselecteerde doelen kunnen aanstralen. Via deze aanwijsstok kunnen de wapens, die straaljagers instelling brengen, het aangewezen object met grote precisie uitschakelen, dan wel vernietigen. “Dit systeem wordt waarschijnlijk in de mast geplaatst, maar of daar alle apparatuur of maar een gedeelte voor wijken moet, is nog niet beslist. Een Have Quick radio, waarmee de FAC’ers contact kunnen leggen met de vliegers, behoort naast ander dedicated apparatuur tot de mogelijkheden.”
Uitkristalliseren: Naast beslissingen over te installeren apparatuur, dienen ook logistieke en opleidingstechnische aspecten afgerond te worden. De eerste kerninstructeurs zullen door de industrie worden opgeleid, alvorens zij bij de opleiding centra Manoeuvre (OCMAN) en Logistiek (OCLOG) aan de slag gaan. Als dit is afgerond, bereiden zij de opleidingen voor. Vervolgens stromen de eerste voertuigen volgens de huidige planning in 2002 bij de eenheden binnen. Tegelijkertijd gaat daarnaast de opleiding op de YPR gewoon door. Beide systemen blijven tijdens de overgangsperiode naast elkaar functioneren tot er voldoende voertuigen bij de verschillende eenheden zijn gearriveerd. Zo rond 2005 zal de opleiding op de YPR dan afgestoten worden. Of er speciaal aangepaste Fennek lesvoertuigen aangeschaft worden, durft de overste niet te zeggen. “Het rijopleidingscentrum (OCRIJ) krijgt zes voertuigen, maar het is nog niet helemaal zeker of hier een dubbele bediening op komt. Dit is nog niet helemaal uitgekristalliseerd.”
BITE: Naast de verkenningstaak, is de Fennek ook uitermate geschikt voor het opereren bij crisisbeheersingsoperaties. “Hij kan heel goed ingezet worden bij dit soort operaties. De Fennek heeft de radio’s aan boord, kan ver vooruit kijken en verplaatst zich indien gewenst met meer dan honderd kilometer per uur over de weg. Een rol als konvooibegeleider is hem dan ook op het lijf geschreven.” Dat de aanschaf van extra Fenneks niet geheel onrealistisch is, ligt in het feit dat er bij Defensie nu een groot project ter vervanging van de huidige pantserrupsvoertuigen (YPR) loopt. In de Defensienota valt hierover te lezen dat een deel van het nieuw aan te schaffen materieel uit kleine en licht gepantserde wielvoertuigen zal bestaan. “Te denken valt aan Fenneks in de anti-tank rol. Maar je kan het voertuig ook prima geschikt maken als platform voor commandovoering. En wat te denken van een genie verkenningsvoertuig. Er zijn allerlei mogelijkheden denkbaar.” Groot voordeel van één type wielvoertuig is de familievorming; dit bevordert de logistieke eenheid.
Daarnaast neemt het Build-In Test Equipment (BITE) van de Fennek veel werk uit handen. Dit geavanceerde foutenzoek- en indicatiesysteem is als een vinger aan de pols. De BITE geeft de bemanning met een paar drukken op de knop via een monitor te kennen hoe het voertuig ervoor staat. Eventuele mankementen worden weergegeven en aan de hand hiervan kan er beslist worden of dit de lopende opdracht beïnvloedt en een nieuwe beoordeling van de toestand noodzakelijk is. “De bemanning weet gelijk wat er met het voertuig aan de hand is. Ze kunnen veel beter een inschatting maken of ze door kunnen gaan met de missie, terug moeten keren of alleen melding van het probleem moeten maken.” Een ander voordeel is dat aan de hand van de gegevens van de BITE onderhoud en aanvraag van onderdelen veel soepeler verloopt. De diagnosticus weet wat er aan scheelt en kan hierop stappen ondernemen. Bouwgroepen hoeven niet voor niks verwisseld te worden, wat weer slijtage en tijdverlies scheelt. “Het BITE is kostenbesparend, biedt operationele voordelen en is tijdbesparend. De bediening is gebruiksvriendelijk; een kind kan de was doen”.
Droomgezicht: Na alle genoemde voordelen en mogelijkheden van de Fennek op een rijtje te hebben gezet, kan de overste niet anders dan tot de conclusie komen dat het voertuig met kop en schouders boven de rest uitsteekt. “Dit is het enige, echte dedicated verkenningsvoertuig dat op de markt verkrijgbaar is. Hij kan meerdere dagen zijn taken autonoom en efficiënt uitvoeren. Vanaf de tekentafel is de Fennek ontworpen om zijn rol te vervullen: zien zonder gezien te worden.” Dat niet alleen Piereij het voertuig ziet zitten, blijkt uit de belangstelling van o.a. België, Spanje, Engeland, Noorwegen en Turkije. Vanaf 2002 zal blijken of dit Nederlands/Duitse pronkstuk de hooggespannen verwachtingen waar kan maken, maar deze Fennek kan wel eens het droomgezicht van de oude woestijnvos Rommel zijn geweest.
Leave a Reply