Bunkers bouwen, is de rode draad in het verhaal van de uitzending van 104 Constructiecompagnie uit Wezep. Geen huisjes bouwen voor de lokale bevolking maar grote solide bunkers op de diverse ISAF locaties in Kaboel. Dit terwijl het Mortier Opsporingspeloton met twee radars, tijdens ISAF-6 continu de horizon van Kabul afspeurt. Op zoek naar artillerieprojectielen die eventueel vanuit de omliggende bergen richting diezelfde ISAF-locaties afgevuurd kunnen worden.
Garantie: “104 moest in drie maanden het werk afmaken waar onze voorgangers, 102 Constrcie ook uit Wezep, mee begonnen waren”, vertelt Majoor Bloom, commandant van de compagnie. “Er waren wel bunkers maar veel te weinig en soms van een bedenkelijk beschermingsniveau. 102 was al begonnen met de bouw van nieuwe bunkers en wij hebben dat afgemaakt.” De bescherming die deze bunkers bieden is zo goed dat de inzittenden een directe treffer van een 155 millimeter granaat zonder al teveel kleerscheuren zullen overleven. Die garantie geeft sergeant-majoor Hendriks van het Genie Opleidingscentrum in Vught. Hij is de ontwerper van de bunker. “We hebben in Vught dit ontwerp in samenwerking met TNO uitvoerig getest en het is bewezen dat het een dergelijke klap aan kan. Verder is het vrij eenvoudig te bouwen.”
Specialisten: Het ‘geheim’ van de bunkers zijn de Hesco’s. Uitklapbare manden van ijzerwerk met daarin een grote zak. Leeg zijn ze heel licht en nemen weinig ruimte in maar gevuld met stenen of zand veranderen ze in massieve, loodzware gevaartes die met geen mogelijkheid van hun plaats te krijgen zijn. Ideaal dus voor beschermingsconstructies. De genisten zetten de hesco’s op hun plaats en daarna kunnen ze met een laadschop of kubel gevuld worden. De bunkers van de constructiecompagnie bestaan uit een buitenmuur en binnenmuren van op elkaar gestapelde Hesco’s. Daartussen worden zeecontainers geplaatst waar de militairen in kunnen zitten in geval van een alarm. De bovenkant van de containers wordt versterkt met een stalen plaat. Bovenop de Hesco’s komt nog eens een dak van damwanden en tot slot staan hier bovenop nog eens mini Hesco’s. “Belangrijk is dat de zeecontainers aan alle kanten voldoende tussenruimte hebben, dat absorbeert de klap”, aldus Hendriks. Dat de bunkers goed zijn, blijkt wel uit het feit dat ISAF dit ontwerp als standaardnorm heeft uitgeroepen. “Ze beschouwen ons als specialisten in bunkerbouw en dat is een groot compliment denk ik,” aldus Bloom.
Afsluiting: Afgezien van bunkers, hebben de genisten ook nog vier observatieposten gebouwd. “Een welkome afwisseling op het dagprogramma,” aldus eerste luitenant Kerkhof. De posten zijn gebouwd op een nieuw munitiecomplex waar alle reservemunitie van de ISAF-troepen wordt opgeslagen. “Normaal gesproken wordt een observatiepost prefab aangeleverd en bestaat de bouw eigenlijk alleen maar uit het aan elkaar koppelen van bouwmaterialen. Nu is in Afghanistan bijna niets normaal en moest al het bouwmateriaal lokaal worden aangekocht. Dat een balk van 30×30 centimeter bij levering altijd een paar centimeter kleiner blijkt te zijn is overigens weer heel normaal in Afghanistan. Al het houtwerk moest dus door ons zelf gezaagd worden.” De observatieposten bestonden uit twee op elkaar gestapelde zeecontainers. Bovenop zijn hesco’ geplaatst voor de bescherming. Een constructiegroep van negen man werkte op de base continu aan de voorbereidingen. De trap naar boven bevindt zich in de containers dus moesten er gaten in de vloer en het dak van de containers geslepen worden. “Na deze voorbereidingen zijn we ervan uitgegaan dat we één observatiepost per dag zouden kunnen bouwen en dat is prima gelukt. Al met al was de bouw van de posten op een buitenlocatie, na de bunkers, een mooie afsluiting van onze uitzending in Afghanistan,” vindt Kerkof.
Multinationaal: In totaal bouwden zij acht bunkers, vier observatieposten op een nieuw munitiecomplex en een beschermingsmuur van 180 meter. “We hebben in een verre van veilige omgeving laten zien wat we kunnen in een multi-nationale omgeving. We waren ingedeeld bij de Multinational Engineer Group, een Italiaans bataljon met vier compagnieën afkomstig uit Italie, Griekenland, Spanje en Nederland dus. Omdat wij zelf niet zoveel bouwmachines ter beschikking hadden, hebben we regelmatig een beroep gedaan op onze internationale collega’s en dat is vrij goed verlopen”, aldus majoor Bloom. “We hebben bijna drie maanden hard gewerkt en het resultaat is dat op de ISAF locaties nu voldoende beschermingsconstructies staan om het personeel een veilige plek te bieden bij een beschieting. Ik kijk dan ook met trots terug op een mooie uitzending met een uitstekende compagnie.
Statisch: Zo dynamisch en afwisselend als 104 hun tijd doorbracht, “zo statisch en saai was vaak het werk van het Mortier Opsporingspeloton,” zegt kapitein Martin van den Bor, commandant van het peloton. “Er is gelukkig geen schot afgevuurd.”
Traceren: De Mortier opsporingsradar is, zoals de naam al doet vermoeden niet gebouwd voor het opsporen van raketten. “Maar hij kan het wel”, zegt adjudant Walter Maas. “Dat is tijdens ISAF-5 wel bewezen. De afvuurlocatie van de raket die destijds het hoofdkwartier raakte is door onze voorgangers vrij nauwkeurig getraceerd, ze zaten er maar 162 meter naast. Dat is echt niet veel. Om raketten te kunnen traceren, moet de radar iets hoger opgesteld worden dan voor mortieren. Een mortier is ballistisch zodra hij de schietbuis verlaat. Dat betekent dat hij vanaf het begin van zijn traject al een vaste baan aflegt. Een raket heeft een eigen motor en zolang die aanstaat, kan de radar hem niet vinden. Die is puur gericht op ballistische banen. Moeilijkheid is wel hoe hoog je de radar precies zet. De raketten die hier tot nu toe afgevuurd zijn, kwamen van een afvuurinrichting die niet veel meer was dan een paar op elkaar gestapelde stenen. Dat houdt in dat ze niet altijd grote hoogtes bereiken. Voor ons betekent dat we niet te hoog moeten gaan richten met de radarbundel want dan vliegt hij er gewoon onder door. Maar gaan we te laag richten, dan heb je kans dat hij de bundel komt binnenvliegen met de motor nog aan en dan pak je hem dus ook niet. Dit alles betekent wel dat de opsporingskans voor raketten een stuk minder is. Mortieren pakt hij voor 99 procent zeker.”
Vierentwintig uur per dag: De radar is bedoeld om de afvuurlocatie te vinden en niet het doel van het projectiel. “Waar die naartoe gaat is niet zo interessant voor ons”, zegt Van den Bor. “Tegen de tijd dat wij de telefoon gepakt hebben om te waarschuwen, is de raket al ingeslagen. Nee, het gaat erom dat we weten waar hij vandaan komt zodat de brigade actie kan ondernemen tegen de daders.” Het peloton werkt met twee radars die vierentwintig uur per dag zeven dagen in de week aanstaan. Op een zanderige uithoek van Camp Warehouse staat één radar naar het zuiden gericht en de ander naar het oosten. Uit die richtingen zijn in het ISAF-verleden praktisch alle raketten afgevuurd. Door ruimtegebrek op de overvolle compound staan de twee radars op een afstand van slechts 75 meter van elkaar. “Eigenlijk is die afstand veel te klein”, zegt Maas. “Ze storen elkaar enorm. Daardoor krijgen we erg veel foutmeldingen.” Van den Bor: “Normaal opereren we met een tussenafstand van zo’n drie kilometer. Maar hier kunnen we niet ergens buiten de compound gaan staan. Voor één radar heb je al gauw een infanteriepeloton nodig als bescherming en die kan de brigade niet opbrengen. Veel foutmeldingen zijn ook te wijten aan de hoogspanningskabels in het voorterrein die in tegenstelling tot Nederland nogal wat signalen afgeven. Ook de hoge temperatuur en de grote hoeveelheid stof zorgen ervoor dat er regelmatig iets kapotgaat. Door de hoge draaiuren rouleerde we met drie radars”, aldus Van den Bor.
Verkassen: De in 1982 in dienst genomen radarsystemen zijn aardig op leeftijd. “Wij hebben een shelter nodig om alle hardware in op te slaan zoals printplaten en dergelijke. Met de huidige technologie past dat allemaal in een laptop.” Aldus Van den Bor. Ondanks hun leeftijd en gevoeligheid, de hitte en het stof van Afghanistan zijn de radars nog steeds heel nauwkeurig. “Ze mogen hier dan wel een hoop foutmeldingen aangeven, de echte projectielen sporen ze heel goed op”, aldus Maas. “We konden dat goed testen als ze op de schietbaan met mortieren aan het schieten zijn. De Canadezen hebben modernere systemen maar die pakken toch een stuk minder.” Het werk kan behoorlijk saai zijn in Afghanistan voor de mensen van het peloton. De radars blijven over het algemeen staan waar ze staan en dan is het een kwestie van shifts draaien. “Ons eigenlijke werk is om in geval van een conflict met drie radars een brigade vak af te speuren naar mortieren”, legt Van den Bor uit. “Dan sta je op een locatie, tien minuten zoeken, afbreken en weer verkassen voordat jezelf opgespoord wordt. Die afwisseling had je in Afghanistan nu eenmaal niet.” De Canadezen hebben het speurwerk inmiddels overgenomen en is het peloton terug in Nederland.
Leave a Reply