De Engelbrecht van Nassaukazerne te Roosendaal, uitvalsbasis van het Korps Commandotroepen (KCT), zit doorgaans voor buitenstaanders hermetisch op slot. Daarentegen, ondermeer vanwege de nauwelijks te stillen wervingshonger van dit keurkorps, is het wel degelijk van belang dat er meer bewustwording ontstaat over deze voornamelijk in het geniep opererende mannen. Mij is het afgelopen jaar dan ook een exclusieve, en vooral unieke, blik binnen deze elite organisatie gegund. Met een aantal verhalen op mijn blog wil ik de groei, wervings-, opleiding- en trainingssystematiek (O&T), missies en taken van het KCT onder de aandacht brengen. Ook de diverse individuele- en ploegspecialisaties van deze militaire alleskunners komen uiteraard daarbij aan bod.
Nederlandse ‘operators’, de internationale term voor onze commando’s, zijn bijna onafgebroken wel ergens ter wereld in een brandhaard te vinden. Mede door de enorme hoeveelheid operationele ervaring die ze hiermee opdoen hebben ze zich weten te ontwikkelen van super ‘waarnemerverkenners’ tot een Special Forces (SF) eenheid die internationaal moeiteloos kan meedraaien met ‘de groten’ der aarde. Met name sinds de terreuraanslag op 11 september 2001 in de Verenigde Staten, vaak aangeduid als ‘9/11’, is het Korps Commandotroepen (KCT) een ‘hot’ gespreksitem. Ook het recentelijk toekennen van de Militaire Willems-Orde aan kapitein Marco Kroon speelt een belangrijke rol in de almaar toenemende interesse voor deze elite eenheid.
Toch wordt door de operators zelf niets over Speciale Operaties (SO) en andere bijzondere opdrachten aan de grote klok gehangen. Daarmee zouden ze immers de levens van hun maten, die heilig voor ze zijn, in gevaar kunnen brengen. Pronken met je werk kun je als commando dus wel vergeten. Behalve dan wat er momenteel door het Korps is vrijgegeven.
Desondanks weet niemand écht hoeveel operators er nu zijn, of waar ze precies zitten en wat deze ‘anonieme krijgers’ daar uitspoken. Al met al dit helpt natuurlijk wel de bijna mythische geheimzinnigheid rondom deze mannen overeind te houden. Daarnaast is de groene baret het symbool van de zwaarste fysieke- en mentale militaire training die er binnen de krijgsmacht bestaat. Iets wat bij velen tot de verbeelding spreekt.
9/11 verandert niet alleen de skyline van New York. De wereld is die dag ‘live’ getuige hoe moslimterroristen met twee van de vier gekaapte vliegtuigen de Twin Towers in New York binnenvliegen.
Als antwoord lanceren de Amerikanen in oktober 2001 Operation Enduring Freedom (OEF), die nog steeds voortduurt in Afghanistan. Deze veldtocht tegen het Taliban bewind vindt plaats omdat het regime de Saoedi-Arabische Osama bin Laden en zijn islamitische terreurorganisatie Al-Qaida de mogelijkheid en middelen bied om terreuracties als deze voor te bereiden en uit te voeren. Binnen twee maanden werpen ze het extreem islamitische regime omver. Met als gevolg dat nu, naast de Amerikaans geleide OEF, tienduizenden militairen uit meer dan veertig landen onder NAVO-vlag in Afghanistan gestationeerd zijn. Nederlandse operators doen daarbij al vanaf begin 2002 mee. Aanvankelijk moet dé Nederlandse elite-eenheid lijdzaam toezien hoe Amerikaanse SF-eenheden – bijgestaan door Duitse, Deense, Noorse, Britse en Jordaanse operators – jacht maken op Osama bin Laden cum suis. Terwijl zij de grotten van Tora Bora uitkammen rijden onze operators als veredelde stadswachten ‘sociale patrouilles’ door de straten van Kaboel, de Afghaanse hoofdstad.
Dit veroorzaakt binnen de gemeenschap van groene baretten veel onbegrip. Want nu het eindelijk menens is, willen zij ook meevechten. Deze hunkering om in actie te komen roept in Nederland ten onrechte het beeld op van bloeddorstige vechtersbazen die met de commandodolk tussen de tanden dolgraag een oorlog willen meemaken. Nochtans het enige wat deze pittige evenwichtige jonge kerels willen is hun taak uitvoeren. Als dit door voornamelijk politieke onwil uiteindelijk niet het geval is groeit het ‘baalgehalte’ enorm. Gevolg is dat menig operator teleurgesteld het Korps verlaat. Als kolonel Otto van Wiggen, toentertijd commandant KCT, bij de legerleiding zijn visie hierop toelicht en ook gepeperde uitspraken doet in diverse dagbladen, zijn de rapen gaar. Volgens zijn Haagse bazen weerspiegelt dit omstreden pleidooi, om commando’s in het buitenland mee te laten vechten met de bondgenoten, slechts de privé-mening van de kolonel zelf. Onzin, het wordt Korpsbreed gedragen, zelfs anno 2009.
In 2003 vindt Van Wiggen alsnog een willig oor vindt voor zijn argumenten. Een nieuwe bewindsman en bevelhebber besluiten dan om SF eenheden vaker in alle delen van het geweldsspectrum in te zullen gaan zetten. Terstond worden tientallen operators naar het zuiden van Irak gedirigeerd om bij de grens met Saudi-Arabië op zoek te gaan naar terroristen.
Vanaf dat moment is bij velen binnen de organisatie, de Defensiestaf (DS) in Den Haag in het bijzonder, het kwartje voor SO gevallen. De ontwikkelingen op dit gebied raken in een ware stroomversnelling. Direct werden NAVO-partners bezocht die veel ervaring hebben opgedaan met de inzet van hun SF. Vooral om te kijken hoe daar een aantal aspecten rond SO geregeld zijn. Het KCT had immers geen of nauwelijks ervaring met grootschalige inzet van SF en deelname aan SO in het hoogste deel van het geweldsspectrum. Vervolgens om op verantwoorde en onderbouwde wijze richting te geven aan de ontwikkeling van onze SF en SO capaciteiten wordt tegelijkertijd het ambitieniveau vastgesteld. Dit wordt onder de naam Benchmark Speciale Operaties (BSO) op papier gezet. Ook wordt ondermeer de verwerving van een aantal onvermijdelijke specifieke materiële aspecten aangekaart. Vooral op het gebied van communicatie & informatiesystemen en tactische mobiliteit voor het uitvoeren van SO. Hierdoor zijn er onder meer speciale voer- en vaartuigen aangeschaft.
Ook worden autonome GPS gestuurde parachutesystemen aangeschaft waarmee ze tot wel 260 kilo zware lasten over grote afstand nauwkeurig kunnen afleveren, wanneer dat op andere wijze niet mogelijk is. De aanzienlijke uitbreiding van AN/PRC-117F radio’s is een andere belangrijke verwerving. Het gebruik van deze crypto-beveiligde verbinding via satelliet biedt hen enorme mogelijkheden voor het versturen van beeldmateriaal, data en de afstemming met alle air-assets die in het luchtruim te vinden zijn ten behoeve van luchtsteun. Ook een breed scala aan persoonlijke-, beschermende- en wapenuitrusting van de operators is, en wordt continue, enorm uitgebreid en verbeterd.
Bovendien de jarenlange samenwerking met de helikopters van het Defensie Helikopter Commando (DHC) heeft de kracht van de combinatie SF en helikopters aangetoond. De zware CH-47D, en binnenkort F type, Chinook transportheli is bijvoorbeeld in staat om SF ploegen met voertuigen, beladen en al, in of uit te vliegen over grote afstanden. Het aantal Chinooks wordt de komende tijd gelukkig fors uitgebreid en zijn er vier onderling uitwisselbare SF-kits aangeschaft voor deze zware transportheli’s. Deze kits verbeteren de nachtzichtcapaciteit, bescherming en command & control (C2) aanzienlijk. Het uitvoeren van dedicated SF-helikopter missies is enorm veeleisend omdat het per definitie bij duisternis plaatsvindt. De heli-crews zullen daarom aanvullend getraind worden in het (offensief) ondersteunen van SO. Ondanks dat krijgsmachtbreed wordt bezuinigd is het KCT, vanwege haar rol die bij hedendaagse conflicten steeds belangrijker wordt, de uitzondering op de regel.
Operators worden in wezen in het gehele spectrum van SO ingezet wanneer conventionele operaties niet mogelijk, of niet gewenst zijn. Daarbij richten ze hun pijlen voornamelijk op hoogwaardige doelen die van strategisch of operationeel belang zijn. Om hun doel te bereiken maken ze gebruik van inlichtingen, alsook unieke operationele technieken en inzetmethodes, die bij reguliere eenheden niet aanwezig zijn. Afhankelijk van de opdracht wordt een SF-team samengesteld. In de zuid-Afghaanse provincie Uruzgan is het daarom soms gebruikelijk dat er meerdere eenheden aan de SF-ploegen worden toegevoegd. Dit kunnen genisten zijn vanwege de dreiging van bermbommen. Maar ook een Joint Terminal Attack Controller (JTAC) voor vuursteun vanuit de lucht is altijd van de partij.
Toch, als ze op pad gaan in kleine groepen voelen operators zich in hun element. Zo zijn ze in staat militair en politiek riskante operaties met chirurgische precisie te klaren. Hiervoor staat op de checklist van iedere operator een variatie van opdrachten die ze kunnen uitvoeren. Zo is Special Reconnaissance (SR, speciale verkenningen) gericht op het verkrijgen van informatie, van strategisch of groot operationeel belang in een vijandige of politiek gevoelige omgeving. Bijvoorbeeld om voorafgaande aan luchtaanvallen gedetailleerde informatie over potentiële doelen te verkrijgen.
Direct Action (DA, acties met een offensief karakter) kan vervolgens interactie met diezelfde luchtsteun inhouden. Alsmede het in bezit krijgen of vernietigen van specifiek materiaal en infrastructuur. Ook het bevrijden, aanhouden, gevangen nemen dan wel uitschakelen van specifieke sleutelpersonen en Contra-Terreurbestrijding (CT) operaties in het buitenland, al dan niet in een vijandige omgeving valt hieronder.
Bij Military Assistance (MA, militaire steunverlening) ondersteunen en assisteren operators bondgenoten of groeperingen in zowel vredes- als oorlogstijd. Denk bijvoorbeeld aan het opleiden en trainen van buitenlandse eenheden of strijdgroepen. Het kan hierbij anderzijds ook om conflict preventie gaan, in bijvoorbeeld (bijna) mislukte staten. Hierbij kunnen ze zowel adviserend als anticiperend optreden. Omdat SF snel ter plekke kan zijn zit hier ook nog eens een relatief laag prijskaartje aan. Naast voornoemde primaire taken kunnen operators ook zogenoemde Collateral Activities (CA) uitvoeren. Bijvoorbeeld het uitvoeren of ondersteunen van Non Combatant Evacuation Operations en/of Hostage Release Operations (NEO-HRO) vallen in deze categorie. Deze operaties hebben tot doel burgers of ongewapende militairen vanuit een crisis- of conflictgebied te evacueren naar een veilige omgeving. Zo is door operators in 2004 in Ivoorkust een NEO uitgevoerd. Tijdens deze operatie zijn 85 Nederlandse staatsburgers geëvacueerd en bleef een SF-detachement achter om de Kernstaf van de Nederlandse ambassade in Abidjan te beveiligen. Deze is, nadat de veiligheidssituatie verslechterde, naderhand ook geëvacueerd. Later in 2006 zijn er operators ingezet ter ondersteuning van de Nederlandse ambassades in Beiroet, Libanon, en als Forward Element NEO taakgroep in Kinshasa, Democratische Republiek Congo. Daarnaast valt het uitvoeren van taken ten behoeve van Force Protection, het optreden als Field Liaison Team of Joint Commission Observer, als ook het uitvoeren van reddingsoperaties zoals Combat-Search and Rescue (C-SAR) onder de noemer CA.
De uitvoering van voornoemde SF-taken kan Overt zijn, oftewel zien en gezien mogen worden. Bijvoorbeeld bij het uitvoeren van gemotoriseerde patrouilles en het inwinnen van informatie bij de lokale bevolking.
Maar Covert, optreden zonder gezien te worden, is ook een optie. In dat geval is het niet perse een geheim dat ze bij een operatie betrokken zijn, maar zijn ze niet waarneembaar. Laatste optie is Discrete, hierbij is de betrokkenheid van onze Nederlandse operators niet bekend en niet aantoonbaar. Niettemin alles gebeurt in overeenstemming met MC 437/1, de herziene Special Operations Policy. Dit in 2006 door de NAVO goedgekeurde document dient als leidraad bij SF optreden en richt zich onder andere op de integratie van de noodzakelijke operationele eisen.
Het KCT maakt de laatste jaren een ware groeistuip door. Wat daarbij het meest in het oog springt zijn de twee extra compagnieën. Zo is het O&T element – wat voorheen in de Stafstafverzorgingscompagnie embedded zat – uitgegroeid naar een volwaardig Opleidings- en Trainingscompagnie Speciale Operaties (OTCSO). De OTCSO verzorgt bijna het gehele O&T-traject van iedere operator. Daarvoor heeft het een diversiteit aan instructiepelotons en -groepen in huis.
Sinds kort is bijvoorbeeld binnen de OTCSO de Defensie Para School (DPS) verantwoordelijk voor alle para O&T binnen de krijgsmacht. Het is ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van eventuele operationele inzetten middels parachute in welke vorm dan ook. Naast het verzorgen van het O&T traject heeft de OTCSO ook tot taak de stafsecties en de Commandotroepencompagnieën (Cotrcieën) te ondersteunen met adviezen met betrekking tot het uitvoeren van speciale operaties op de specifieke vakgebieden. Vervolgens is 103 Cotrcie in mei 2007 (her)opgericht. Hierdoor beschikt het Korps nu over vier (103, 104, 105 en 108) in essentie identieke operationele Cotrcieën met elk zeven SF-ploegen. De wens is er om er uiteindelijk nog een achtste aan toe te voegen. Deze ploeg zal dan gaan fungeren als een Joint Effect Observer Group (JEOG), die in staat is de effecten van ondermeer grond gebonden vuursteun, naval gunfire en luchtsteun te garanderen.
Overigens iedere operator is opgeleid om in (nood)situaties waarbij luchtsteun is benodigd, maar geen JTAC aanwezig is, Emergency Close Air Support (ECAS) en Close Combat Attack (CCA) aan te vragen. Via eenvoudige aanwijzingen zijn ze hierdoor in staat om de ‘ogen’ van de piloot op het doel te krijgen om zodoende toch snel en effectief vuur uit te brengen. Gezien de taken van de SF-ploeg en de risicovolle omgeving waarin deze moeten worden uitgevoerd zijn allen zo georganiseerd, opgeleid en uitgerust om gedurende langere tijd autonoom te kunnen optreden. Zodoende leert iedere operator zich te bedruipen in het gebied waar hij opereert, waar het ook is. Ze beschikken dan ook over een grote mate van bevoegdheid om hun missie uit te voeren. Ze weten daarnaast moeiteloos te anticiperen op de ontwikkelingen in het gebied, binnen het gegeven mandaat. Zij weten vooral ook de balans te vinden tussen het toepassen van geweld en het beperken van ongewenste nevenschade.
Alle operators worden allround opgeleid om te voet, met voer- en vaartuigen, per helikopter of per parachute (vrije val tot 3000 meter hoogte) ingezet te kunnen worden. Daarnaast is er de ambitie dat er per Cotrcie 1 of meerdere ploegen een specialistische voortgezette opleiding volgen voor inzet in waterrijke gebieden, optreden in bergachtig terrein, inzet per valscherm van grote hoogte (tot 10.000 meter hoogte) en inzet middels speciale tactieken en technieken in bijvoorbeeld bewoond gebied. Dit zijn de zogenaamde ploegspecialisaties.
Bijkomend gevolg van de uitbreiding van het KCT is dat de trainings- en uitzendritmiek op de schop is gegaan. In de huidige ritmiek vindt men twee fasen (opwerkfase en accentperiode) voor voorzienbare ernstinzetten, de reguliere taken voor een Cotrcie. Dit geld vooral voor de minder ervaren operators. Daarnaast worden er voor de meer ervaren operators twee soortgelijke fasen, maar dan voor niét voorzienbare ernstinzetten, in de ritmiek ingebed. Onder deze laatste categorie vallen ondermeer ook CT-operaties (gericht op gijzelingen). Door deze opzet beschikt het KCT structureel over een CT-capaciteit om deze dreigingen wereldwijd het hoofd te kunnen bieden. Zodoende is het Korps, naast het uitvoeren van de meer reguliere taken, zeer snel inzetbaar om bijvoorbeeld een NEO-HRO uit te voeren in een vijandige omgeving. Zo’n snelle expeditionaire opdracht past geheel in de aard van opdrachten waarvoor het KCT dé geëigende eenheid is.
Desalniettemin heeft het hoge ambitieniveau en uitbreiding ook een keerzijde. Het is namelijk een enorme uitdaging voor het Korps om gevuld te raken én te blijven. Door de jaren heen besteed het al veel aandacht aan de opleiding tot operator. Toch heeft het moeite voldoende nieuwe aanwas te rekruteren. Er blijken simpelweg te weinig jonge volwassenen die de loodzware opleiding volbrengen en de slopende operaties aankunnen. Sinds kort wordt er daarom een door sectie werving & selectie van het Korps ontwikkelde unieke nieuwe formule toegepast om een hoger rendement te behalen. Zonder ook maar enige concessie te doen m.b.t. de eisen. Een delicaat proces omdat men cursisten nog steeds tot het uiterste van hun kunnen laat gaan zonder ze te demotiveren. In een volgend verhaal op deze blog uitgebreid meer hierover en over de algehele opleiding tot operator. Daarnaast om een leegloop van ervaren mannen te voorkomen wordt een aantrekkelijke premie aangeboden indien ze bijtekenen. Want bijvoorbeeld de forse bedragen die privé-beveiligingsbedrijven in Irak en Afghanistan overhebben voor deze specialisten, kunnen te verleidelijk zijn om nog bij het Korps te blijven.
Als operators hun operationele taak uitvoeren worden ze aangestuurd door de afdeling Joint Speciale Operaties van de Directie Operaties, kortweg DOPS/JSO, dat weer deel uitmaakt van de DS. Deze afdeling is belast met het plannen, voorbereiden, monitoren en aansturen van alle SO waar het KCT aan deelneemt. Daarnaast behoort ook het formuleren van een integrale strategische visie en operationeel beleid voor SF en SO tot hun taken. Ze zijn als het ware de spin in het web als het gaat om SO en voor wat betreft de contacten naar andere directies, ministeries, internationale organisaties of buitenlandse eenheden. Alles wat zich daar afspeelt wordt gekenmerkt door strikte geheimhouding. Dit om te voorkomen dat een of andere slimmerik, in bijvoorbeeld een spelonk in Afghanistan, een goede kansberekening kan maken.
Nederlandse SF bestaan naast het KCT ook nog uit SF-elementen van het Korps Mariniers (SFMarns). Daarvan zijn het Amfibisch Verkenningspeloton en het Mountain Leader Verkenningspeloton in eerste instantie voorbestemd voor de uitvoering van SO in een amfibische setting. De Unit Interventie Mariniers (UIM), voorheen de Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers (BBE-M), is in principe ter ondersteuning van de Dienst Speciale Interventies (DSI) – dat onder het Ministerie van Justitie valt.
Dit nieuwe interventieteam wordt ondermeer ingezet bij CT in Nederland. Het KCT is in beginsel voorbestemd voor de uitvoering van land-georiënteerde SO in het buitenland, inbegrepen CT in een vijandige omgeving. Maar gelet op de geringe omvang kan het KCT en SFMarns, om voortzettingsvermogen te realiseren, naast het aanvullend ten opzichte van elkaar optreden zonodig ook prima samenwerken. Enige fine-tuning – op het operationele vlak zoals technieken, tactieken en procedures (TTP’s) als op het gebied van communicatie en uitrusting – is dan soms vooraf wenselijk. Bij Joint uitgevoerde SO levert het KCT áltijd de basis voor de stafstructuur. Een goed voorbeeld hiervan is SF Taakgroep (SFTG) Orange dat, van april 2005 tot april 2006, ten behoeve van OEF in Afghanistan is ontplooid. De daarop, tot eind 2007, volgende SFTG Viper rotaties, en de vanaf mei 2009 aanwezigheid van Nederlandse SF in Uruzgan, zijn trouwens ook in overeenstemming met voornoemde gedachte. Onze SF-Operators opereren daar nu onder de naam ‘Task Force 55’. Niettemin maken onze operators nu deel uit van het Combined Joint Special Operations Task Force, Afghanistan (CJSOTF-A), dat direct valt onder de regie van commandant ISAF in Kabul. Voorheen resulteerden de Vipers direct onder de Nederlandse commandant van Task Force Uruzgan (TFU). Zo fungeren zij, elk met hun specifieke capaciteiten, als SF-gereedschapskist waaruit voor elke SO een optimale keuze gemaakt kan worden.
Door deelname aan deze operaties is veel operationele ervaring opgedaan en lessen geleerd. Nieuwe TTP’s zijn ontwikkeld, bestaande TTP’s zijn geëvalueerd en waar nodig aangepast en verbeterd en zijn/worden materieelprojecten geïntensiveerd. Hierdoor is het unieke SF product in Nederland volwassen genoeg om een tailor made en low profile oplossing te verzorgen. Het belang van SO in het algemeen, en van Nederlandse SF in het bijzonder, zal gezien de aard van het huidige en toekomstige conflict alleen nog maar toenemen. Want in een dynamische wereld waar zich legio internationale en nationale dreigingen voordoen is er anno 2009 voor de ambitieuze groene baretten nog net zoveel te doen als in 2002, toen in Afghanistan de jacht op Osama bin Laden slechts luttele maanden oud was.
1 Comment
Martijn
6 september 2009 at 19:38R.I.P Cpl. Kevin van de Rijdt
“taskforce 55”