De door de NAVO geleide ISAF operatie Medusa, in de Pashmul-vallei in de Zuid-Afghaanse provincie Kandahar, heeft een zware klap toegebracht aan Talibanstrijders. De Taliban ging er tijdens dit offensief niet zoals gebruikelijk snel vandoor, maar probeerden op een klassieke manier hun stellingen te verdedigen. Doch tegen de NAVO-overmacht aan manschappen en vooral middelen was die tactiek tot mislukken gedoemd. Nederland heeft aan deze eerste grote grondoperatie in de geschiedenis van de alliantie een flinke bijdrage geleverd.
Ondanks dat het in de aan Kandahar grenzende provincie Uruzgan – waar de Nederlandse bijdrage aan ISAF rust, veiligheid en goed bestuur moet brengen – nog relatief rustig is, gaat het offensief niet onopgemerkt aan de Nederlanders die daar zijn voorbij. Verschillende eenheden van 1 (NLD/AUS) Task Force Uruzgan (TFU) en van 1 (NLD) Air Task Force (ATF) hebben aan deze, op 15 september afgeronde, operatie deelgenomen. Hiervoor moesten ze wel buiten Uruzgan optreden.
Operatie Medusa was volgens NAVO-bronnen om twee redenen nodig. In de eerste plaats dreigden de Taliban de enige verbindingsweg tussen het zuiden en westen van Afghanistan af te snijden. Deze weg is tevens de belangrijkste aanvoerroute voor de twee Nederlandse bases in Uruzgan. Verder zouden er in de betrokken districten Zhari, Pashmul en Panjwayi zo veel Talibanstrijders aanwezig zijn dat ze een reële bedreiging zouden vormen voor de stad Kandahar zelf en de zuidelijk daarvan gelegen internationale basis van de NAVO-stabilisatiemacht ISAF.
De Nederlandse bijdrage bestond onder meer uit twee Nederlandse infanteriezware taakgroepen van compagniegrootte. Eén taakgroep voor het overnemen van de door Canadezen bemande vooruitgeschoven basis Martello, in het noorden van Kandahar. De Nederlanders moesten de basis veiligstellen zodat de Canadese troepen hun handen vrij hebben om op Taliban-jacht te gaan tijdens het door hun hoofdzakelijk geleide offensief. De andere taakgroep als flankbeveiliging en gebiedsbeveiliging.
Ondanks dat operatie Medusa, die op 2 september begon, een hot item in de media is geweest. Zijn Nederlandse militairen – afgezien van het eerste gevechtscontact op de vooruitgeschoven basis Martello – verder weinig in het nieuws geweest. Toch hebben velen van hen ruim een maand in het onherbergzame gebied onder zeer primitieve omstandigheden geleefd, gewoond en gewerkt. In de bergen op ongeveer 1800 meter hoogte, omringd door iets hogere toppen, in een ruig gebied met veel grote rotsblokken en dichtbij het dorpje El Bak ligt de vooruitgeschoven basis Martello. De basis is gelegen aan de weg van Kandahar naar Tarin Kowt. Een strategische plek ook en belangrijk voor de aanvoer van materieel van Kandahar Airfield (KAF) naar Tarin Kowt en verder naar Deh Rawod.
Sergeant-majoor Frank ging als sergeant-majoor operatiën mee met de verkenningsparty om te kijken hoe de zaken er op Martello voor stonden. “Daar hadden we 24 uur de tijd om te inventariseren wat er stond aan opstellingen en welke faciliteiten aanwezig waren. Bij terugkomst op Tarin Kowt kwam uit het verslag, dat ik samen met mijn compagniescommandant heb gemaakt, naar voren dat we met een peloton pantserinfanterie en drie luchtmobiele pelotons de klus zouden moeten kunnen klaren. Uiteraard zat daar ook de nodige genie, logistiek en geneeskundige steun bij.”
Volgens kapitein André, commandant van de Charlie-compagnie, zou het in eerste instantie voor vijftien dagen zijn. “Maar we hielden er wel rekening mee dat Operatie Medusa zomaar langer zou kunnen duren. We hadden ons daar dus op ingesteld en het bericht dat we langer moesten blijven kwam dan ook niet als een verrassing. Bovendien is het een opdracht en die voer je uit.”
Naast het verdedigen van de basis bestonden de taken voor de compagnie uit het patrouilleren in de omgeving en daarbij contact onderhouden met de bevolking. Maar ook waar mogelijk het opsporen van wapens en explosieven, waarbij de geniegroep een grote rol in had. Hun taak bestond daarnaast uit het adviseren van de commandant met betrekking tot de verdediging van het kamp en het uitvoeren van search activiteiten bij het kamp of tijdens patrouilles. Of waar en wanneer een vehicle checkpoint het beste ingericht kan worden. In het begin was daar een Canadees bij met een explosievenhond. Terwijl die hond een voertuig doorzocht waren de Nederlanders bezig met het visiteren van de bestuurder. Als die hond dan klaar was, werd het voertuig grondig doorzocht. Zo is er op een gegeven moment fotonegatieven gevonden waar explosieven op stonden.
“Het meeste werk hebben we gehad met het beveiligen van het kamp,” vertelt sergeant Rob. “Na de eerste TIC (Troops In Contact, gevechtscontact) hebben we veel veranderd. Ik ben met mijn groep de posten langsgelopen om ze te bekijken en heb advies uitgebracht aan de commandant en zodoende bijgedragen aan nog betere constructies. Een borstdekking gemaakt van zandzakken geeft niet voldoende bescherming.”
In de buitenring stonden vier YPR-765’s van 44 Pantserinfanteriebataljon. Op de Romeo-bak was korporaal Dennis groepscommandant. Het verhaal van sergeant Rob kan hij beamen. “Wij zaten op OP North en daar hadden we niet eens een bovendekking. Daar hing een zeiltje zodat je niet in de volle zon stond, maar raketten of granaten houdt het natuurlijk niet tegen. De genie heeft een fatsoenlijke constructie gemaakt die drie lagen zandzakken kon houden. Zo zaten wij een stuk meer beschermd in onze opstelling.”
Net een aantal dagen op het kamp en in het gebied kreeg de compagnie het stevig voor de kiezen toen op 4 september van alle kanten op het kamp werd geschoten. In het onherbergzame gebied hebben schutters en spotters vrij spel. Iedereen op het kamp wist ook dat ze continu werden bekeken. Sergeant-majoor Frank kamde met een kijker elke dag de bergen af. “Twee tot vier uur per dag was ik op zoek. Aan het kijken of ik iets of iemand zag, maar ik heb niks gezien. Er zijn zoveel rotsen waar ze zich achter kunnen verschuilen en er zijn genoeg routes om ongezien te naderen.” De eerste aanval kwam als een verrassing. Er waren geen bewegingen waargenomen en ook over de radio had de compagnie niks opgevangen. De Taliban vielen aan met RPG’s, zware machinegeweren en klein kaliber wapens. Kapitein André: “De aanval kwam totaal onverwacht en was goed gecoördineerd. Het leek wel of ze een tijd hadden afgesproken. Gelukkig heeft mijn personeel uitstekend gereageerd. En het klinkt misschien als een cliché maar je training neemt op zo’n moment echt over. Ik heb daar waar nodig wat moeten aansturen, maar als commandant had ik het op dat moment niet moeilijk. Iedereen deed wat hij moest doen.”
Sergeant Rob werd verrast door de regen aan RPG’s en vuur van klein kaliber wapens. “Ik had echt even tijd nodig om me te realiseren wat er aan de hand was. Ik wilde naar mijn mensen bij de achterpoort maar kon er niet naar toe vanwege de vele inslagen. Uiteindelijk ben ik naar de Ops gegaan en toen het schieten wat minder werd, kon ik samen met twee van mijn mannen naar de achterpoort. Daar stuurde mijn plaatsvervanger twee MAG-schutters continu aan, praatte ze op doel en zorgde er voor dat ze in hun eigen sector bleven vuren.”
Korporaal Dennis en zijn groep hadden net het dagelijkse praatje gehad toen de beschieting begon. “We zijn met zijn allen naar onze uitrusting getijgerd omdat er overal om ons heen inslagen waren. De boordschutter is meteen in de toren gekropen om terug te vuren met het 25mm kanon op de YPR. Door de hitte die de stenen nog uitstraalden zag hij met de warmtebeeldkijker niks. Doordat ik naast de bak lag en wel zicht had waar de schoten vandaan kwamen, heb ik via de luitenant de boordschutter op doel gepraat.”
Bij de aanval is geen van de Nederlandse militairen gewond geraakt. Een wonder gezien de hoeveelheid vuur die ze op hun dak kregen. “Na twaalf RPG’s ben ik gestopt met tellen, maar het ging nog even door. Omdat de afstand tot het kamp redelijk groot was hebben ze ook RPG’s de lucht in geschoten zodat die boven het kamp, met de nodige scherfwerking, exploderen”, aldus sergeant-majoor Frank.
Twee tot vier weken leven en werken onder constante dreiging is niet niks. Na de eerste TIC werkte, at, dronk en sliep iedereen bij zijn opstelling. Korporaal Dennis hierover: “OP North ligt een eindje buiten het kamp. Daar komt bijna niemand langs, dus je kunt lekker met je eigen groep bezig zijn. We hadden een wachtindeling van twee uur op en zes uur af. Na de TIC op 4 september zijn we overgegaan naar twee uur op en vier uur af. Dat is behoorlijk pittig.”
Raadsvrouw Ingeborg heeft haar collega dominee Mark na twee weken afgelost en merkte dat de constante dreiging slopend is. “Je bent steeds heel alert. Je slaapt met een oor en een oog open. Je reageert op lichtflitsen en knallen. Een persoon maakte een foto van een collega en door de flits van de camera dook meteen de halve groep naar de grond. Gelukkig konden ze er allemaal wel om lachen.”
Samen met zijn collega’s van de kleine, geïmproviseerde hulppost reed soldaat 1 Francisco dagelijks langs de posten om te kijken hoe het met de militairen daar ging. “Het was deels een sociaal gebeuren en deels om te kijken hoe het met het moreel stond. Wat me opviel is dat het moreel bij iedereen zo hoog was.”
“Iedere avond zit je weer in spanning of het misschien die avond weer gaat gebeuren. Op een gegeven moment heb je ook zoiets van: ‘Laat maar komen’. Je bent het gewoon zat om steeds in spanning te zitten. Dat gevoel en het feit dat we keihard hebben gewerkt om alle posities te verbeteren, heeft mijn groep gesloopt. Na drie weken waren ze echt op”, vertelt sergeant Rob.
Direct na die bewuste avond van 4 september pakte de eenheid de normale werkzaamheden weer op. Patrouilleren, doorzoeken en waarnemen in het voorterrein. Continu alert op een nieuwe aanval van de Taliban. Enkele kilometers van het kamp gebeurde ook genoeg. Toch was de tweede beschieting wederom onverwacht. Een Canadees konvooi stond een paar kilometer van het kamp stil met panne. De Nederlanders op het kamp schoten te hulp. “Ik zat in de Ops toen twee 107mm raketten overkwamen. Echt een ongelooflijke herrie. Wat me verbaasde was de nauwkeurigheid van die raketten. Ongeveer honderd meter van een Nederlands voertuig sloeg de eerste in. De tweede ietsje verder. Gelukkig is niemand gewond geraakt. De volgende dag sloegen er weer twee in maar nu bij OP North. Echt walgelijk dichtbij. Bij die laatste beschieting hebben we ook Close Air Support aangevraagd en gekregen. De Harriers die in de lucht hingen hebben met raketten geschoten op de vermoedelijke afvuurlocatie. De lasergeleide 1000 ponder hebben we niet laten afwerpen omdat het risico van collateral damage in het dorp El Bak te groot was”, aldus de compagniescommandant.
“Omdat de omstandigheden op het kamp redelijk primitief waren, draaide alles om creativiteit. Alles moest op een creatieve manier worden opgelost en dat werd enorm goed opgepakt. Zonder uitzondering heeft iedereen keihard gewerkt en zijn best gedaan,” vertelt de compagniescommandant. Hij is dan ook duidelijk trots op zijn mensen en zeer te spreken over de onderlinge samenwerking en de instelling van alle militairen die op Martello de klus hebben geklaard. De laatste Nederlandse militairen zijn op 30 september teruggekeerd van Martello naar Kamp Holland in Tarin Kowt.
Naast het overnemen van de basis Martello stond operatie Medusa ook in het teken van de vuurdoop van de Pantserhouwitser (PzH) 2000. Het kunnen uitbrengen van artillerievuur draagt bij aan escalatiedominantie en aan de ‘force protection’ in het inzetgebied. Met de huidige standaardmunitie is het mogelijk met de PzH2000 over een afstand van ruim dertig kilometer doelen uit te schakelen. Twee PzH2000 houwitsers zijn direct na aankomst, op dringend verzoek van de NAVO-commandant van het Regional Command South in Zuid-Afghanistan, ter beschikking voor dit offensief gesteld. De vuurdoop is een succes geworden. De PzH2000 heeft gedurende het hele offensief aangetoond prima uit de voeten te kunnen. De nieuwe gemotoriseerde 155mm vuurmond van de landmacht en de eraan gekoppelde ultramoderne computersystemen blijken feilloos te werken in het woestijnachtige en warme klimaat.
Inmiddels staan er twee vuurmonden op Kamp Holland in Tarin Kowt en staat een derde op Kamp Hadrian in Deh Rawod. Met de komst van het artilleriestuk op Deh Rawod zijn de militairen daar ook verzekerd van vuursteun en is de hele route tussen Tarin Kowt en Deh Rawod afgedekt. Recentelijk hebben de artilleristen nog een primeur gehad. Tijdens het testen van het AFSIS (Advanced Fire Support Information System), het vuurgeleidingssysteem, heeft een PzH2000 met lichtgranaten geschoten. Hierbij was één onderdeel van de test het schieten van licht op korte afstand (binnen een straal van 1000 meter van het kamp) – bijvoorbeeld te gebruiken bij de verdediging van het kamp. Met de tijdbuis op ongeveer 2 seconden gejusteerd knalde de granaat op 1200 meter hoogte en zette hiermee een gebied ter grootte van een kaartvierkant in het licht. Een minuut lang werd de omgeving door 2 miljoen kaars verlicht. Het bijzondere van deze actie is dat de granaat in de opwaartse beweging uitgestoten werd. Voor zover bekend was dat nog niet eerder door Nederlandse artilleristen gedaan.
Naast de Nederlandse grondeenheden heeft ook de Koninklijke Luchtmacht een fikse duit in het zakje gedaan. Nederlandse F-16’s, AH-64D ‘Apache’ gevechtsheli’s en ‘Cougar’ transportheli’s van de ATF zijn gedurende de operatie nagenoeg continu ingezet voor zowel de TFU als de hele zuidelijk regio en is hun inzet van cruciaal belang geweest.
Achteraf verklaarde de Commandant der Strijdkrachten (CDS), generaal Dick Berlijn, dat de Nederlandse bijdrage aan operatie Medusa als een signaal van eendracht van de coalitie moet worden gezien. “De Canadezen hebben ons regelmatig bijgestaan, nu hebben wij hen geholpen.” Ook zegt Berlijn dat ondanks de gevechten, de werkzaamheden van het Provincial Reconstruction Team (PRT) onverminderd doorgaan. De contacten met de plaatselijke bevolking zijn goed en regelmatig wonen Nederlandse militairen de raden van dorps- en stamoudsten bij. Er zijn inmiddels schoolbussen gerepareerd, computers overgedragen aan de locale overheid, een vakschool geopend, vrouwenonderwijs opgezet, irrigatieprojecten opgezet, moskeeën hersteld en radiostations opgezet. Het PRT neemt volgens Berlijn ook medische en veterinaire taken over van het vertrekkende Amerikaanse PRT.
NAVO-opperbevelhebber, de Amerikaanse generaal James Jones, benadrukte in navolging van Berlijn dat er voor de problemen van Afghanistan geen militaire oplossingen bestaan. Hij is er sterk van overtuigd dat succes in Afghanistan niet alleen door de militairen kan worden bereikt. Als de militaire inzet niet wordt gevolgd door zichtbare, betekenisvolle, forse en juist gerichte wederopbouw- en ontwikkelingsactiviteiten, dan zal de NAVO veel langer in Afghanistan zitten dan nodig is.
Leave a Reply