Ongeveer 380 Nederlandse militaire blauwhelmen vertrekken binnenkort naar Mali. Het gros zal zich daar gaan bezighouden met het vergaren en/of analyseren van cruciale inlichtingen. Door Mission des Nations Unies au Mali (MINUSMA) te voorzien van strategische Situational Awareness plaatsen ze zich precies in het hart van de plaatselijke stabilisatiemissie van de Verenigde Naties (VN).
MINUSMA, de op drie na grootste missie van de VN, opereert onder een mandaat waarbij alle mogelijke middelen mogen worden ingezet om de doelen te bereiken. Het staat onder leiding van de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN, Bert Koenders. De militaire inspanningen staan onder leiding van de Rwandese tweesterrengeneraal Jean Bosco Kazura. Als Force Commander stuurt hij vanuit zijn hoofdkwartier in Bamako de noordelijk gelegen sectorhoofdkwartieren in Timboektoe en Gao aan. De sectorcommandant van de oostelijke sector, waar het merendeel van de Nederlandse inbreng wordt gehuisvest, is de Senegalese brigadegeneraal Mamadou Sembe. De commandant voor de deelsector Gao en directe omgeving is de commandant van het Nigerese bataljon, luitenant-kolonel Barmou Moussa Salaou.
Naast het veiligstellen van Nederlandse belangen – op de grens van zwart-Afrika en het Arabisch-islamitische noorden van het donkere continent – berust de motivatie om aan deze VN-missie bij te dragen onder meer op het feit dat Mali niet opnieuw mag afglijden richting een vrijhaven voor islamitisch fundamentalisme, georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Mali is een land dat van oudsher op een kruispunt van smokkelroutes ligt voor drugs, wapens en illegale migratie die naar de Middellandse Zee leiden. Maar ook solidariteit met de Malinese burgerbevolking was een belangrijke overweging om aan de missie deel te nemen. Deze is immers hard getroffen door armoede, onveiligheid en schendingen van mensenrechten. Allemaal redenen voor Nederland om haar steentje bij te dragen in het creëren van een veilige, stabiele omgeving, zodat in Mali ook sociaal-economische ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
Gezien de taakstelling en gelet op de geografisch en klimatologisch extreem zware omstandigheden in de Sahel-regio is het niet verwonderlijk dat het Korps Commandotroepen (KCT) een substantiële bijdrage hier aan gaat leveren.
Dutch Defence Press sprak met de commandant van dit keurkorps van de landmacht, kolonel drs. Jan Swillens, over de taken die zijn operators daar onder Spartaanse omstandigheden zullen gaan uitvoeren.
Voordat ik daar dieper op inga wil ik eerst een beeld schetsen van het verscheurde Afrikaanse land. Mali is ruim 30 keer zo groot als Nederland en ligt als het ware ingeklemd tussen Algerije, Burkina Fasso, Guinee, Ivoorkust, Mauritanië, Niger en Senegal. Het grootste deel van het land bestaat uit woestijn of semiwoestijn (70 %). Van de Malinese bevolking hangt zo’n 90% het soennitisch islamitisch geloof aan. Van de circa 15 miljoen inwoners woont er 10% in de hoofdstad Bamako. Mali is een kruispunt van meer dan 20 verschillende etnische groepen en culturen waarvan zo’n 15% nomadisch is. De bekendste nomadische volkeren van bekend staande als ongenaakbare woestijnridders zijn de Toeareg, de Bella, en de Peul. Van het sedentair levende deel van de bevolking zijn de Bambara in de meerderheid. Zij behoren samen met de Malinké en de Sarakolé tot het Manding-volk die allen tezamen ongeveer 50 % van de totale Malinese bevolking uitmaken.
Mali is een van de vele landen in Afrika waar de kolonisatie door Europese grootmachten niet aan voorbij is gegaan. De koloniale verovering van het land door de Fransen begon aan het einde van de 19e eeuw en duurde tot 1959. Sinds de onafhankelijkheid in 1960 kent Mali een lange geschiedenis van geweld. In 1991 maakte een staatsgreep een einde aan een dictatoriaal tijdperk van drie decennia. Kort na de machtsgreep werd de macht echter weer afgestaan aan een comité dat was belast met de organisatie van verkiezingen. Voor Afrikaanse begrippen was dat zo bijzonder dat Mali in westerse ogen al snel uitgroeide tot een Afrikaanse modeldemocratie. Een donor lieveling was geboren. Ondanks dat een begrip als ‘burgerschap’ nauwelijks was ontwikkeld. Stam- en familieverbanden waren en zijn er immers nog altijd allesbepalend. Toch werd de geldkraan met onder andere Nederlands ontwikkelingshulp wijd open gezet. Desondanks is Mali, dat weliswaar ook rijk is aan aanwezige grondstoffen als goud en uranium, nu nog steeds een van de armste landen ter wereld.
De Malinese Burgeroorlog is een veelzijdig conflict, waarbij verschillende islamitische en nationalistische rebellengroeperingen in Noord-Mali (Azawad) het Malinese regeringsleger (FAMA) én elkaar bestrijden. Het startschot van de huidige crisis in Mali wordt gegeven als op 17 januari 2012 rebellerende Toeareg een bevoorradingskonvooi van het FAMA onderscheppen. Het konvooi is op weg naar de woestijnstad Aguelhok. Een paar dagen later wordt de aanval ingezet op Aguelhok. Het regeringsleger blijkt geen partij en geven zich al na enkele uren over. De Toeareg opereren onder de vlag van het Bevrijdingsfront voor Azawad (Mouvement National pour la libèration de lâ’Azawad (MNLA)), een zich seculier noemende afscheidingsbeweging, die als doel heeft een onafhankelijk Azawad te vestigen. Onder de Toeareg-strijders bevinden zich honderden goedgetrainde huurlingen van de Libische dictator Moammar Kadhafi. Na de val van het Libische regime zijn ze huiswaarts gekeerd met grote hoeveelheden zware wapens. Ongevraagd heeft de MNLA echter ook gezelschap gekregen van enkele radicaal islamitische bewegingen. Naast de Al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) claimde ook Ansar Dine (Verdedigers van het geloof) en de Eenheidsbeweging van Jihad in West-Afrika (Mouvement pour l’unicité et le jihad en Afrique de l’Ouest (MUJAO)) in Mali hun ruimte.
De opstandelingen boeken in het begin belangrijke overwinningen op het regeringsleger, dat kampte met een groot gebrek aan materieel en munitie. Het FASM incasseert nederlaag op nederlaag en op de grote legerbasis van Kati, niet ver van Bamako, groeit al snel de onvrede over de aanpak van de opstand. De Malinese militairen voelen zich door de politici in de steek gelaten. In de hoop de situatie onder controle te krijgen plegen gefrustreerde Malinese militairen in maart een staatsgreep. In veel opzichten is de huidige crisis in Mali een déjà-vu van drieëntwintig jaar geleden. Aan de staatsgreep tegen president Amadou Toumani Touré, zelf de couppleger in 1991, ging net als nu daar toen ook een Toeareg-opstand aan vooraf. Het is overigens bepaald niet voor het eerst dat de Toeareg zich roeren. Sinds de onafhankelijkheid van 1960 zijn ze in een quasi-permanente opstand verwikkeld tegen het regime in Bamako, dat zij beschouwen als de nieuwe kolonisator. Maar de staatsgreep had een averechts effect. De internationale gemeenschap veroordeelde hen scherp en bovendien rukten de rebellen in het noorden verder op. Gebruikmakend van de chaos in de hoofdstad rollen de rebellen in het noorden de resten van het Malinese leger in hoog tempo op. Eind maart valt Gao, begin april Timboektoe. Bij Douentza houden de rebellen halt. Ze hebben een gebied zo groot als Frankrijk in handen.
Bij de Toeareg is er veel oud zeer vanwege de gedeeltelijke of niet -uitvoering van eerdere vredesakkoorden, zoals het akkoord van Algiers (2006) dat het noorden meer autonomie beloofde. Hoe diep de frustratie daarover zit, blijkt uit het feit dat de Toeareg-opstand deze keer voor het eerst onafhankelijkheid van het noorden claimde. Dit leidde echter tot een scheuring tussen de meer seculiere Toeareg-nationalisten en de overwegend Arabische anti-separatistische islamisten. De laatsten wilde naast de Malinese eenheidsstaat behouden, het in zijn geheel veroveren en onderwerpen aan de meest primitieve vorm van sharia, islamitisch recht. In mei 2012 namen de spanningen toe tussen de bondgenoten met tegenstrijdige belangen. Geleidelijk aan kapen deze islamitische extremisten de Toeareg-opstand. Eind juni van dat jaar viel het gelegenheidsverbond tussen de nationalisten en de islamisten uiteen en begonnen ze onderling te vechten om de heerschappij in Noord-Mali. Vooral de historische steden Timboektoe, Gao en Kidal waren hierbij het strijdtoneel. De islamisten slaagden er vrij snel in om de Toearegs te verslaan, waarna zij veel vroeg-islamitisch erfgoed verwoestten dat zij beschouwden als afgoderij. De MNLA werd verder teruggedreven tot zij in het najaar van 2012 zo goed als verslagen waren. De Toearegs trokken daarop in december hun onafhankelijkheidsverklaring in en bepleitten de eenheid van Mali, waarop ze de Malinese regering om steun vroegen. De situatie in het land destabiliseerde hierdoor steeds verder. Hierop nam de Veiligheidsraad van de VN op 20 december 2012 Resolutie 2085 aan, die de Economic Community Of West African States (ECOWAS) autoriseerde in Mali te interveniëren met de vredesmacht African-led International Support Mission to Mali (AFISMA), die oorspronkelijk gepland stond om in september 2013 te ontplooien. Tevens werd het United Nations Office in Mali (UNOM) opgericht. Nadat in januari 2013 de situatie in Mali zodanig verslechterd was – doordat met name Ansar Dine en daaraan gelieerde groepen AQIM en MUJAO zuidwaarts optrokken – ontplooide AFISMA al vanaf begin 2013 en zette voormalige kolonisator Frankrijk in overleg met ECOWAS eveneens een interventiemacht in, Operatie Serval. De rebellen werden vervolgens door de Fransen en Afrikaanse bondgenoten uit noordelijke plaatsen als Timboektoe, Kidal en Gao verdreven. Maar de Fransen lieten het niet bij de bevrijding van deze steden. Ondersteund door gevechtshelikopters en UAV’s trokken Franse Special Forces het Ifoghas-gebergte in. Ze wilden tegen elke prijs voorkomen dat het noorden van Mali weer zou uitgroeien tot een vrijhaven voor jihadisten.
Nadat de situatie medio 2013 weer redelijk gestabiliseerd was, verzocht Malinese interim-president Dioncounda Traoré aan de VN om de inzet van een VN-Vredesmacht die de AFISMA en de Franse interventiemacht moest opvolgen. Op 25 april 2013 nam de VN Veiligheidsraad Resolutie 2100 aan waarin besloten werd dat MINUSMA per 1 juli 2013 de taken van AFISMA zou overnemen. De AFISMA-troepen gingen over naar MINUSMA en ook andere landen werd gevraagd om troepen te leveren. Na een periode van relatieve rust zijn de spanningen in het West-Afrikaanse land toch weer opgelopen. De Franse interventie begin van begin 2013 verdreef weliswaar de jihadisten naar het onherbergzame noorden, uitgeschakeld zijn ze nog lang niet. Eind september 2013 begon een reeks nieuwe aanslagen.
Ook nu het merendeel van de Arabische jihadisten zich schuilhouden in het uitgestrekte woestijngebied en het moeilijk doordringbare Ifoghas-gebergte in het noorden van Mali, of misschien wel de grens zijn overgestoken, ze worden nog steeds op de hielen gezeten door de Fransen. En straks zullen ze dus ook in de smiezen worden gehouden door de Nederlanders.
Ondanks dat er nu schijnbaar geen sprake is van een dreiging van een groot gewapend conflict, wordt er door de Nederlandse militairen wel in het hoogste geweldsspectrum opgetreden. Om ze bij het uitvoeren van hun taken en voor hun bescherming zo min mogelijk afhankelijk te laten zijn van anderen, levert Nederland een in hoge mate zelfredzame eenheid aan MINUSMA.
Met name de robuust uitgeruste 1 (NLD) Special Operations Land Task Group (SOLTG) ‘Scorpion’ vormt in het kader daarvan de ‘boots on the ground’. De SOLTG is als een van de sensoren als het ware de ogen en oren voor de All Sources Information Fusion Unit (ASIFU) van MINUSMA. De ASIFU zal geleid worden door de Nederlandse kolonel Tony Keijsers. Deze eenheid van in totaal 230 personen, van wie Nederland er 70 levert, stuurt de inlichtingenoperatie van MINUSMA aan. Het coördineert, analyseert en verwerkt het totaal van alle informatiestromen die de Nederlandse inlichtingencapaciteit aandraagt tot praktisch bruikbare inlichtingenproducten. MINUSMA is hiervan sterk afhankelijk, want deze dienen als basis bij de besluitvorming om operaties uit te voeren. Om al deze processen te begeleiden en om de aansturing van de SOLTG goed te laten verlopen wordt vanuit het KCT ook een SOF plannings- en liaison element op het hoofdkwartier in Bamako geplaatst. Tevens kan de SOLTG hierdoor ook het gras van onderen af laten groeien. Kolonel der mariniers Joost de Wolf zal als deputy chief of staff operations aan het hoofd staan van de planning en uitvoering van alle militaire operaties van MINUSMA. Hierdoor heeft Nederland te allen tijde direct invloed op de uitvoering van operaties. Ondanks dat er geen caveats van toepassing zijn op de inzet van Nederlandse militairen kan De Wolf in opdracht van de Commandant der Strijdkrachten (CDS), als zogenaamde red card holder, wel een opdracht van de Force Commander aan Nederlandse eenheden verbieden. De CDS houdt immers te allen tijde volledige zeggenschap en kan dus zo nodig het bevel over de Nederlandse blauwhelmen terugnemen. Deze werkwijze is mede ingegeven door geleerde lessen van eerdere missies.
“SOLTG ‘Scorpion’ bestaat in de kern uit een Commandotroepencompagnie,” vertelt Swillens. “Daar wordt bijkomend vanuit het KCT een stafelement aan vastgeplakt. Deze SOLTG-staf zal onder meer de planning en aansturing van opgedragen operaties voor haar rekening nemen. Daarnaast worden ook ter zake doende enablers aan de SOLTG toegevoegd. Dit zijn allemaal specialisten in hun eigen vakgebied. Want het feit dat de meeste Special Operations Forces (SOF)-acties ondersteuning behoeven van niet SOF-eenheden, staat ook bij deze missie recht overeind. Zo zal onder meer een 81mm mortiersectie en specifieke search capaciteit van 11 Luchtmobiele Brigade aan de SOLTG worden toegevoegd. De search capaciteit blijft vanwege de huidige dreiging van IED’s (Improvised Explosive Devices) vooralsnog stand-by staan in Nederland. Echter, doordat deze luchtmobiele genisten op een zodanige ‘notice to moveâ’ staan kunnen ze – als deze asymmetrische dreiging toeneemt – op zeer korte termijn in het operatiegebied aan de SOTG worden toegevoegd. Vanuit het JISTARC (Joint Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance Commando) wordt onder meer een team lange afstandsverkenners en EOV-personeel (Elektronische Oorlogsvoering) onder bevel gesteld. Een medisch team, een team van de EODD (Explosieven Opruimings Dienst Defensie), verbindings-, onderhouds-, logistiek personeel en een aantal tolken completeren de taakgroep. Tolken zijn een belangrijke schakel in het communiceren met de lokale bevolking en overheden. In West-Mali wordt het aan het Bambara verwante Malinké en Soninké gesproken. Andere belangrijke talen in Mali zijn het Sénoufo in de regio Sikasso, het Peul in de regio Mopti, het Bozo langs de Niger, het Dogon in de regio Pays Dogon (de Dogon gebruiken meer dan veertig dialecten), het Songhai in de regio Timboektoe en Gao, het Tamasheq in het oostelijke deel van de Malinese Sahara, en het Arabisch in het westelijke deel van de Malinese Sahara. In de noordelijke regio, waar de SOLTG opereert, wordt het Frans overigens minder gesproken dan in het overige deel van het land. Naast de bij defensie aangestelde tolken kunnen mogelijk aanvullend ook lokaal tolken worden ingehuurd. Dit is afhankelijk van de operationele omstandigheden.”
Om te voorkomen dat de Burgeroorlog weer oplaait en terroristische groeperingen zich weer nestelen en uitbreiden in het noorden van Mali, zal hoofdzakelijk die regio het werkterrein worden van de Nederlandse eenheden en middelen. SOLTG ‘Scorpion’ zal hiervoor worden gehuisvest op het sectorhoofdkwartier, in de nabijheid van het vliegveld van de stad Gao. Behalve de SOLTG en het luchtmacht-detachement met vier AH-64D ‘Apache’ gevechtshelikopters zal er ook het merendeel van de Nederlandse bijdrage aan de ASIFU gestationeerd worden. In en om Gao heeft de VN nu ongeveer 2700 militairen gelegerd. De meeste daarvan zijn afkomstig uit Nigeria, Tsjaad, Niger en Senegal. Daarnaast heeft ook Frankrijk er eenheden en middelen geconcentreerd die deelnemen aan de in januari 2013 gestarte interventieoperatie ‘Serval’. Op het hoogtepunt van die missie zaten er vijfduizend Franse militairen in Mali. Het aantal Franse troepen wordt echter – gelijktijdig met het ontplooien van MINUSMA eenheden – verminderd naar uiteindelijk circa 1000 man. Zij zullen als parallel force beschikbaar blijven, hetgeen is vastgelegd tussen Frankrijk en de VN. Ook zal Frankrijk zich blijven richten op contraterrorisme en het bestrijden van opstandige elementen (counterterrorism/counter-insurgency). Dit is vastgelegd in een bilaterale overeenkomst met Mali.
Nederlandse kwartiermakers zijn nu in de genadeloos brandende zon volop bezig de nodige voorbereidingen op het sectorhoofdkwartier in Gao te treffen, zodat de hoofdmacht medio april vol aan de bak kan. Op zo’n kleine 450.000 m² savanne wordt het Nederlandse kamp Castor, zoals het momenteel wordt genoemd, door ze uit de grond gestampt. Legering, werkgebieden en wegen regelen de VN. Maar een aantal specifieke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een klein vliegveld met shelters om de Apache gevechtsheli’s tegen de zon en zandstormen te beschermen en het ICT netwerk gaan Nederlandse verbindelaars en genisten zelf aanleggen.
De extreem zware geografische en klimatologische omstandigheden, de slechte infrastructuur en lange aanvoerlijnen stellen de Nederlandse blauwhelmen voor grote logistieke uitdagingen. De logistieke lijn is zo’n 5.000 kilometer lang. Missiegevoelig materieel zoals wapens en verbindingsmiddelen gaat per vliegtuig naar de Malinese hoofdstad Bamako. De rest van de spullen reist per zeecontainer naar Senegal, waarvandaan ze net als overigens al het overige materieel en personeel op rekening van de VN verder worden getransporteerd. Defensie heeft veel ervaring opgedaan tijdens vorige missies die onder vergelijkbare, moeilijke omstandigheden moesten worden uitgevoerd. Deze ervaring wordt nu door het nationaal ondersteuningselement (NSE) gebruikt bij de inrichting van het logistieke concept zoals het voorzien in extra voorraden aan bijvoorbeeld water, voeding, reservedelen en voldoende logistieke ondersteuning.
“In de eerste fase van de missie zal de focus op het opbouwen van de inlichtingencapaciteit tot een geïntegreerd geheel komen te liggen,” zegt Swillens. “Want naast de SOLTG op de grond zijn ook andere sensoren zoals de ScanEagle en Raven RQ-11 (beide onbemande systemen) en de vier Apache gevechtshelikopters hier voor beschikbaar. Met hun kwalitatief hoogwaardige sensoren zijn de Apaches immers bij uitstek geschikt om inlichtingen in grote gebieden te verzamelen. Ze versterken de inlichtingenketen aanzienlijk. Ook kunnen de toestellen worden ingezet voor het escorteren van eenheden, ‘show of force’ en het leveren van vuursteun. Ze vertegenwoordigen als het ware de escalatiedominantie van de SOLTG. Met deze samenhangende bijdrage aan de gehele inlichtingenketen ontstaat een inbreng die niet wordt versnipperd over verschillende locaties en onderdelen. Tegelijkertijd is het van essentieel belang om vanaf dag 1 een goed basisbeeld op te bouwen van de situatie in ons operatiegebied, de oostelijk gelegen provincies Gao en Kidal. Dit is een uitgestrekte en vanwege de verzengende temperaturen weinig vergevingsgezinde woestijnomgeving met vele actoren en externe factoren. Om de huidige situatie in Noord-Mali echt goed te kunnen begrijpen moeten we namelijk eerst een gedetailleerd inzicht krijgen in de complexe Malinese stammenstructuren met de etnische dynamieken en tribale spanningen, de diverse extremistische groeperingen, hun (onderlinge) belangen, hun bewegingen, routes en dergelijke. Gewapende groepen in Mali vormen een complex en continu wisselend geheel. Het vijandbeeld is daarbij diffuus. De verschillende partijen hebben het afgelopen jaar door het Franse ingrijpen zware verliezen geleden en zijn versplinterd. Het is echter onzeker in hoeverre de situatie werkelijk stabiel is.”
Buitenlandse jihadisten hebben Mali naar verluidt grotendeels verlaten, terwijl veel Malinese jihadisten zijn opgegaan in de bevolking. Lokale islamisten hebben simpelweg hun baard afgeschoren en hun wapen opgeborgen. Deze achtergebleven groepjes maken het gebied nog steeds onveilig. De al dan niet structurele samenwerking tussen de MUJAO en een splintergroepering van AQIM en de voorzichtige toenadering tussen Toearegbeweging MNLA, die streeft naar een onafhankelijk noord-Mali en AQIM, laten echter zien dat jihadisten zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Vooral rondom Kidal zijn er nog steeds spanningen tussen de MNLA en het Malinese leger en heerst er wantrouwen ten opzichte van de overheid. Er zijn bovendien etnische conflicten tussen en binnen Arabische, Toeareg en Peul gemeenschappen. Banditisme en drugshandel blijven een veiligheidsprobleem en ook de terugkeer van ontheemden (naar schatting 140.000) zorgt voor spanning.
“Om dit allemaal inzichtelijk te kunnen maken zullen we voornamelijk lange-afstandsverkenningen gaan uitvoeren,†vertelt Swillens. “Dit zijn activiteiten waarbij we met een kleine eenheid of een robuuste capaciteit de benodigde informatie verzamelen. Ze kunnen van korte duur zijn, maar kunnen ook met gemak een aantal weken in beslag gaan nemen. Ons optreden vindt immers doorgaans ver van eigen troepen plaats. De uitvoering ervan kan ‘Overt’ zijn, ofwel ‘zien en gezien mogen worden’. Bijvoorbeeld bij het inwinnen van informatie bij de lokale bevolking. Hun inbreng is van groot belang. Zij zien immers als eersten welke vreemdelingen zich in hun regio ophouden. Maar ook ‘Covert’ optreden, ofwel ‘zien zonder gezien te worden’, is daarbij zeker een optie. Beide inzetopties vereisen hoe dan ook een hoge tactische mobiliteit. Primair wordt die bereikt door het gebruik van onze eigen organieke voertuigen. De SOLTG beschikt over verschillende voertuigen, waaronder de Bushmaster die een hoge graad van bescherming biedt tegen klein kaliber wapens, mijnen en IED’s, het standaard tactische wielvoertuig de Mercedes Benz (MB) G280 CDI als ook de quad die een hoge mate van terreinvaardigheid heeft. Het van JISTARC afkomstig verkenningsteam werkt organiek met de Fennek, een tactisch wielverkenningsvoertuig.”
Het uitvoeren van langeafstandspatrouilles vereist een grote mate van zelfredzaamheid en escalatiedominantie. Het is namelijk niet ondenkbaar dat de eenheid daarbij wordt blootgesteld aan geweld of bij gevechtshandelingen betrokken raakt. “Als we worden aangevallen, zijn we in eerste instantie, gelet op onze bewapening, opleiding en een robuust pakket aan Rules Of Engagement (ROE), prima in staat om onszelf te kunnen beschermen,” zegt Swillens. “De operators zijn heel goed getraind, fysiek en mentaal sterk om in het hoogste geweldsspectrum te kunnen opereren in bergachtig terrein en onder zware uitdagende woestijnomstandigheden. Daarnaast beschikken ze over de benodigde middelen en ervaring om het hoofd te kunnen bieden aan snel ontwikkelende dreigingsscenario’s. Aanvullend kunnen we een beroep doen op de zogenaamde Quick Reaction Force (QRF) die MINUSMA paraat heeft staan, mocht de situatie echt uit de hand lopen. Daarnaast kunnen de aanwezige Apaches worden ingezet om ons te voorzien van vuursteun. Mochten al deze middelen om wat voor reden dan ook niet voldoende zijn, dan kunnen we ook een beroep doen op de Fransen die in Gao eveneens over een QRF en gevechtshelikopters beschikken. Het aanvragen van steun verloopt volgens procedures die voorafgaande aan elke actie worden vastgelegd in het operatieplan.
Aan de hand van een zorgvuldig uitgevoerde risicoanalyse zal men binnen de SOLTG al in de planningsfase van een actie vergewissen dat steun van gewapende heli’s en/of QRF verzekerd is. Ook de medische evacuatie (medevac), dat in principe door de lucht plaatsvindt, moet gegarandeerd zijn. Mochten deze randvoorwaarden niet beschikbaar zijn dan wordt het optreden aangepast of gaat de hele actie niet door. Samenwerking met de Franse eenheden op het gebied van operaties en logistiek is mijn inziens ook goed mogelijk. De verschillende missies die momenteel actief zijn in het gebied coördineren hun activiteiten op het gebied van veiligheid. Dit gebeurt onder meer door middel van de uitwisseling van liaisonofficieren, dagelijks overleg en de wederzijdse betrokkenheid bij het plannen van operaties. Naast verkenningsopdrachten is het niet uit te sluiten dat de SOLTG ook door de Force Commander gevraagd wordt voor Military Assistance taken of om specifieke offensieve Direct Action acties uit te voeren. In het laatste geval kan worden gedacht aan operaties die de risico’s voor andere MINUSMA-eenheden verminderen. Denk aan het ontmantelen van verborgen wapen- en logistieke opslagplaatsen en het uitschakelen van High Value Targets, dan wel oppakken van strijders die geïmproviseerde explosieven fabriceren.”
Met de Nederlandse inbreng in de missie krijgt de Force Commander de beschikking over een kwalitatief hoogwaardige militaire capaciteit, die kan worden ingezet in gebieden die voor reguliere eenheden niet toegankelijk zijn. “Qua importantie en kwaliteit kunnen wij in Mali dus echt het verschil maken,” zegt Swillens. “Sinds een aantal jaren oefent het KCT in Noord West Afrika. Onder andere in Senegal, Niger, Burkino Fasso en ook Mali. In deze oefeningen hebben we een schat aan kennis en ervaring opgedaan met verschillende Afrikaanse bevolkingen, culturen en militaire eenheden. Bovendien hebben we in de voorbereiding en uitvoering van deze oefeningen, als ook in de aanloop naar deze missie, veel samengewerkt met diplomaten en ambassadeurs. Al deze kennis, kennissen en ervaringen komen nu bijzonder goed van pas. Onze operators begrijpen als geen ander dat het militair optreden onderdeel uitmaakt van een groter veiligheids- en ontwikkelingsraamwerk. Met de kwaliteit van al de mensen die deel gaan uitmaken van SOLTG ‘Scorpion’ in het achterhoofd heb ik het volste vertrouwen in deze missie.”
7 Comments
John
4 februari 2014 at 20:44Alleen KCT SOF en geen Marns SOF? Hoorde nl dat er ook SFMarns die kant op gingen maar dat is dan blijkbaar dus gelul.
Leo van Westerhoven
4 februari 2014 at 21:13Van wie hoorde je dat?…
John
5 februari 2014 at 07:23Volgens mij stelde ik jou eerst een vraag! ;-) Maar dat hoorde ik via verschillende bronnen binnen en buiten het Korps Mariniers en het heeft zelfs in een media/nieuws bericht gestaan, google bv maar eens “mariniers naar Mali” dan kom je op een link van de NOS waarin dat staat. Maar nogmaals ik stelde jou/jullie eerst een vraag??
Mark
5 februari 2014 at 07:33Defensie heeft het zelf gezegd, naja gezegd ”aangegeven”.
http://www.defensie.nl/missies/mali/
Mooi informatief stuk trouwens, weer wat nieuwe plaatjes van het KCT tegengekomen. Ook een goede indruk van de Franse SF/eenheden gekregen.
R.GD
5 februari 2014 at 21:30C-Squadron NL-Marsof gaat er ook naartoe. Dus kortom de kikkers en mountainleaders. Puur om de rede dat de kikkers perfect aan het in te vullen operationeel vraag naar sf operators voldoen, dus korte snelle DA acties en SR operaties. En de mountainleaders zijn natuurlijk de specialisten op het gebied van SF operaties in extreem gebied.
Leo van Westerhoven
6 februari 2014 at 08:57@R.GD, en wanneer gaat C-squadron daar naartoe en… in welke setting? Ben iig reuze benieuwd…
Leo van Westerhoven
6 februari 2014 at 09:17@John en @Van Mark, ik heb zoals je kunt lezen uit eerste hand hoe de SOLTG, en de L staat daarbij voor Land ;-), er uit komt te zien en wat het daar aan taken heeft. Het ziet er dus naar uit dat CLAS ook nu weer de ruggengraat van deze missie zal gaan vormen. Ook de voorlichting van Defensie kan het wel een keertje mis hebben in haar berichtgeving ;-) Net als ik overigens… In ieder geval zal de SF-bijdrage daaraan de eerste rotaties enkel en louter bestaan uit operators afkomstig van het KCT, aangevuld met CLAS eenheden, zoals JISTARC en 11 Luchtmobiele Brigade. Uiteindelijk zal C-Squadron van NLMARSOF, ongetwijfeld aangevuld met personeel van de Raiding Squadrons, ook een keer een volledige rotatie voor haar rekening gaan nemen. Maar vooralsnog ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat de SOLTG aangevuld wordt met (een of enkele) ploegen van NLMARSOF. Zoals het overigens in het verleden in Afghanistan wel is gebeurt ten tijde van “Viper” en later TF-55. Maar dat is vandaag. Morgen kan het plaatje er weer heel anders uit zien… ;-)