Door te beweren dat het risicovol is als de rode baretten van het A-team ‘Red Devils’ van de Battle-Group de poort uitgaan, zou een understatement zijn. Daarentegen, om deze risico’s tot een minimum te beperken en het hoofd te bieden, vertrouwen ze als eerste instinctmatig volledig op hun ‘skills & drills’. Ook zijn ze uiteraard letterlijk tot de tanden toe bewapend. Daarbovenop kunnen ze vrijwel altijd rekenen op rugdekking vanuit de lucht. Zeker als ze in de penarie zitten. Nederlandse AH-64D ‘Apache’ gevechtshelikopter bemanningen worden daarbij ook wel met bewondering en waardering, ‘Aartsengelen’ in de lucht genoemd.
Vijf van deze geavanceerde vliegende ‘moordmachines’ staan hiervoor permanent op Kamp Holland in Tarin Kowt in het zuiden van Afghanistan. Sinds oktober 2006 staan deze ‘Roodhuiden’ daar op de ‘Rotary Wing Site’ (RWS) gestationeerd. Het Apache-detachement is afkomstig van 301 ‘Redskins’ squadron van de Brabantse vliegbasis Gilze-Rijen. In Afghanistan maken ze deel uit van 1 (NLD) Air Task Force, kortweg ATF. Daar vervullen ze, samen met ondermeer de vier Nederlandse F-16MLU (Mid-Life Update) jachtvliegtuigen van de ATF, een sleutelrol als het gaat om het snel en effectief beschermen van Nederlandse grondtroepen en uiteraard ook die van coalitiepartners van de door de NAVO geleide International Security Assistance Force (ISAF).
Onze F-16’s zijn door hun snelheid in staat om in een mum van tijd met een zware bommenlast in alle uithoeken van het zuidelijke missiegebied steun te verlenen. De Apaches daarentegen zijn door hun mobiliteit, sensor- en wapensystemen, reactiesnelheid en enorm incasseringsvermogen in staat de grens tussen de eigen troepen en de tegenstander extreem kleiner te maken dan met F-16’s mogelijk is. Een ander voordeel is dat ze hierbij heel lang in een gebied kunnen blijven hangen. Niettemin, de Apache gevechtsheli en zijn bewapening kan heel veel, maar niet alles. En eerlijk is braaf, soms kan een vijfhonderd- of duizendponder verdomd handig zijn. Maar intussen is de Apache gevechtsheli wel een heel erg flexibel wapen- en sensorplatform. De vliegers kunnen van meet af aan met de verantwoordelijke op de grond overleggen. Ze hebben dan ook een grote mate van interactie met de eenheden op de grond. Zij zitten met de Apache letterlijk in het gevechtsveld, terwijl een F-16 het gevechtsveld zogenoemd bezoekt. De man op de grond kan namelijk de tactiek ter plaatse makkelijker aanpassen met een Apache-bemanning dan met bijvoorbeeld een F-16 vlieger.
De Apache gevechtshelikopter heeft vooral de naam een ‘tankmollende’ sluipmoordenaar pur sang te zijn. Een reputatie die het overigens ook volledig waarmaakte gedurende de eerste Golfoorlog in 1991. Slechts enkele Amerikaanse Apaches hebben toentertijd bijna 300 Irakese gevechtstanks in een mum van tijd tot schroot gereduceerd. Echter, in Nederlandse krijgsdienst is dit product van de Koude Oorlog daarnaast ook bijna ongemerkt geëvolueerd tot een constant spiedende ‘Aartsengel’ vanuit de lucht. De huidige Nederlandse Delta versie van de Apache is dan ook uitermate geschikt om zowel overdag als ’s nachts de zaak nauwlettend in de smiezen te houden. Maar naast het leveren van onschatbare informatie zijn ze dus ook prima in staat om, indien nodig, links en rechts elke voor ze op de loer liggende dreiging uit de weg te ruimen.
De huidige M-TADS/PNVS (Modernized Target Acquistion and Designation Sight/Pilot Night Vision Sensor) van de Apache voorziet het duo hierbij een rijkdom aan zicht- en richtmiddelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een state-of-the-art FLIR (Forward Looking Infra Red) camera voor doelopsporing en markering, een DTV (Day Television) en een DVO (Direct Vision Objective) met een laser afstandmeter en volgapparatuur. Voordat dit systeem gemoderniseerde was kon het overdag al 127 x en ’s nachts tot 40 x op een onderwerp inzoomen en het tegelijk haarscherp vastleggen. Nu is deze detectie- en identificatieafstand zeker verdubbelt. En dit met een resolutie waar zelfs de meest modernste High Defenition flatscreen plasmatelevisie niet aan kan tippen.
Op een klein schermpje, de IHADSS (Integrated Helmet and Display Sight System), dat voor het rechteroog van beide vliegers zit, worden beelden en gegevens van de PNVS weergegeven. Kortom, deze Indiaan kun je dan ook beter niet tegenkomen als hij op oorlogspad is. Hij vind je, en er is geen ontsnappen aan. De Taliban heeft dit ook letterlijk aan de lijven mogen ondervinden. Zodra er nu Apaches ten tonele verschijnen is er dan ook vaak een speciale alarmcode op de ‘Icom chatter’ (afluisterradio) te horen. Met als gevolg dat opstandelingen over het algemeen eieren voor hun geld kiezen, en het gevechtscontact abrupt afbreken.
Al menigmaal zijn ISAF-militairen op de grond ontzet dankzij de luchtsteun van ‘onze’ Apaches. Ging het voor deze ISAF-missie hoofdzakelijk om de de-escalerende aanwezigheid van deze Nederlandse gevechtsheli’s, nu acteren zij dus ook op het allerhoogste niveau van het geweldsspectrum. Daarbij komt ook nog eens dat er nog niet eerder zo vaak en zo intensief een beroep op ze wordt gedaan. Dit komt waarschijnlijk omdat elke commandant op de grond de neiging heeft continu over Apache gevechtsheli’s te willen beschikken voor luchtsteun. Hierdoor overstijgt de vraag het aanbod enorm. Daarom is bij het hoofdkwartier van Regional Command (South) (RC(S)), op Kandahar Airfield (KAF), een Nederlandse Apachevlieger als ALO (Air Liaison Officer) geplaatst. Hij beoordeelt de aanvraag voor luchtsteun. Als de inzet van Apaches gerechtvaardigd is en er is capaciteit dan krijgt het Nederlandse Apachedetachement van hem de opdracht. Deze opdrachten kunnen bestaan uit eenheden bijstaan in geplande operaties, verkenningen, begeleiding van transportheli’s en grondkonvooien in gevaarlijker gebieden of eenheden ontzetten door middel van CAS (Close Air Support). Voor dat laatste staan er permanent twee kisten 24 uur per dag gereed voor de QRA (Quick Reaction Alert) taak. Zij kunnen in no-time in de lucht en ter plekke zijn. Voor de overige klussen staan er nog eens twee kisten paraat plus een kist als reserve. Om de vliegers toch hun broodnodige rust te gunnen draait het detachement in principe een dag in de week ‘Low-Ops’. Dan zijn ze zogenoemd minimaal inzetbaar. Het knelpunt bij iedere operatie zijn namelijk de bemanningen. Dus moeten ze een gezonde balans vinden om ze optimaal rust te gunnen en daarnaast toch zoveel mogelijk Apaches per etmaal ‘on station’ zien te houden. Bij dat laatste komt overigens de extra interne brandstoftank (Internal Auxillary Fuel System), waarmee de Nederlandse kisten zijn uitgerust, goed van pas als het gaat om langer in het gebied te kunnen blijven. Ondanks dat dit extra uithoudingsvermogen ten kostte gaat van de munitievoorraad voor het 30mm boordkanon is van enig munitietekort tot nog toe geen sprake geweest.
Wapens zijn overigens niet de eerste middelen waarnaar wordt gegrepen. Eerst wordt getracht door met een duidelijk zichtbare aanwezigheid (‘aerial presence’ en ‘show of force’) de tegenstander op andere gedachten te brengen. Pas als het met de spierballen rollen niet het gewenste effect heeft worden de wapens ingezet. Maar dan heeft de schutter – die trouwens ook een Apache vlieger is en in tegenstelling tot de overige Apachewereld in de voorste stoel van de cockpit zit – de wapens voor het uitkiezen.
Het 30mm boordkanon is er een van. Dit boordkanon kan trouwens op twee manieren door de schutter worden ingezet. Hij kan namelijk kiezen om het vuurleidingssysteem van het boordkanon aan de MTADS te koppelen of direct aan zijn helm (hoofd). Bij de eerste optie zorgen de hightech sensoren en richtmiddelen van dit systeem voor een ongeëvenaarde trefzekerheid, met een effectieve reikwijdte van zeker 3 kilometer. Bij de tweede optie draait het boordkanon automatisch met het hoofd van de schutter mee en schiet hij op wat hij direct buiten ziet. Voordeel hiervan is dat de schutter snel vuur uit kan brengen als er bijvoorbeeld iemand op hem aan het schieten is. Een nadeel hierbij is dat dit minder nauwkeurig is dan de eerste optie. Ook is de effectieve schootsafstand een heel stuk minder. Namelijk om het hoofd zodanig stil te kunnen houden is een lastige klus. En daardoor minder nauwkeurig dan de gyro-gestabiliseerde sensor van de MTADS. De eerste optie wordt dan ook verreweg het meeste door de Apache schutters in Afghanistan gebruikt. Ze missen immers liever niet, aangezien je dan misschien iets raakt wat niet de bedoeling was.
Maar de schutter kan, afhankelijk van het doelaanbod, ook kiezen om de AGM-114K ‘Hellfire II’ in te zetten, of 70mm raketten. Beide typen raketten hangen in een gevarieerde mix onder beide vleugeltips. Bij de inzet van de 45 kilo zware semi-actieve lasergeleide Hellfire raket markeert de schutter, of een Laser Operator op de grond, met een LRF/D (laser rangefinder/designator) het doel. De Hellfire raket zal dan vervolgens het werk over een maximale afstand van 8 kilometer met de snelheid van het geluid in een steile duik afmaken. Echt een uiterst effectief wapen. Niet alleen tegen gepantserde doelen maar ook zeker tegen opstandelingen die zich verschansen in gebouwen of bunkers. Bijkomend voordeel is dat, op een gat in het dak na, hierbij het casco van een gebouw vaak intact blijft en daardoor collateral damage (nevenschade) tot een absoluut minimum beperkt blijft.
De 10 kilo wegende 70mm raket is daarentegen een ongeleid spreidingswapen. Dit wapen wordt vanwege zijn accuratesse in Afghanistan dan ook tot over een maximale afstand van ongeveer 3 kilometer ingezet. Dit ondanks dat sommige types een effectieve schootsafstand hebben van 7 kilometer. De met een soort van dart-pijlen gevulde ‘Flechette’ raket is de ideale keuze om bijvoorbeeld vijandig gezinde elementen uit een maïsveld, of veld met een ander soort hoog gras, te verjagen.
Bij CAS is trouwens altijd een JTAC (Joint Terminal Air Controller) op de grond actief die in verbinding staat met de Apache-bemanning. In noodgevallen is er in ieder geval iemand die geschoold is in CCA (Close Combat Attack) aan de lijn. Deze leidt de Apache vlieger en -schutter als het ware naar de doelen die een directe dreiging vormen voor de eenheid op de grond. Ook informeert de JTAC of CCA’er hem over de risico’s van nevenschade. Aan de hand daarvan en zijn eigen visuele bevindingen bepaalt de schutter of hij gebruik maakt van zijn boordkanon, een raket afvuurt of misschien wel zelfs wel de actie afbreekt. De schutter bepaalt altijd als laatste of het verantwoord is om de trekker over te halen. Hij heeft de eindverantwoording. Met het boordkanon wordt vaak eerst vóór het doel een salvo afgevuurd. Pas na bevestiging dat het goed zit, volgt het fatale schot. Deze afwegingsprocedures worden vooral door de Apache schutter gemaakt omdat de grens tussen de eigen troepen en de tegenstander soms akelig klein is. Het doden van onschuldige burgers of eigen troepen door ‘friendly fire’ willen ze hiermee absoluut voorkomen. Hierbij moet wel benadrukt worden dat die voorzichtigheid absoluut niet ontaardt in aarzelend optreden van de Apache bemanning. Overigens, na elk gebruik van de wapens wordt er altijd een rapport opgemaakt. De videotapes, met daarop alle radiocommunicatie en ieder soort van wapeninzet, wordt in het bijzijn van een juridisch adviseur teruggekeken. Als je namelijk iets hebt gedaan dat niet onder de zogenoemde ‘Rules of Engagement’ en ‘Targeting Guidelines’ valt kan dit zelfs worden doorgestuurd aan het Openbaar Ministerie. Dan heeft vervolgens de schutter persoonlijk een probleem.
De Amerikanen hebben in het verleden nochtans ook aan den lijve ondervonden dat de Apache misschien toch wel kwetsbaarder is dan aanvankelijk werd aangenomen. Van alle in Irak en Afghanistan ingezette Amerikaanse Apaches zijn zeker driekwart flink beschadigd door luchtafweer. Dat de bemanning het daarbij vaak zonder kleerscheuren vanaf bracht is dan ook vooral te danken aan het grote incasseringsvermogen van deze gevechtsheli. De Nederlandse Apache vliegers hebben echter ook bewezen dat de mate van kwetsbaarheid beïnvloedbaar is door de wijze waarop je de Apache inzet. Allereerst opereren Nederlandse Apaches uit tactische redenen én uit veiligheidsoverwegingen altijd in tweetallen. Daarnaast staat de door Nederland ontwikkelde strategie haaks op bijvoorbeeld de Amerikaanse. Niet alleen op het de-escalerende niveau maar ook in het vooral hogere gedeelte van het geweldspectrum voeren de Nederlandse Apache bemanningen die strategie in Afghanistan met succes tot in perfectie uit. Daar waar Amerikanen bijvoorbeeld extreem laag boven de grond opereren, vliegen de Nederlanders een stuk hoger. Hierdoor hebben de bemanningen minder te vrezen van handvuurwapens en hebben ze tegelijkertijd een beter zicht op het gevechtsveld. De specialiteit van het wapensysteem, de sensoren en camera’s reiken zo vanzelfsprekend veel verder. Alleen in zogeheten ‘green zones’ vliegen ze soms – om onder de bomen te kunnen kijken – lager.
Daarnaast hebben Nederlandse Apaches andere elektronische zelfbeschermingsmiddelen. Bijvoorbeeld tegen de dreiging van zogenaamde Manpads (Man Portable Air Defence Systems). Dit kunnen zowel infrarood- als radargeleide luchtafweersystemen zijn die van de schouder afgevuurd kunnen worden. Onze gevechtsheli’s hebben ook als enigste aan weerszijde van beide stompe vleugels een door het Deense bedrijf Terma ontwikkelde cilindervormige pod AMASEÂ (Apache Modular Aircraft Survivability Equipment) genaamd. Deze bevatten ieder drie rondom kijkende sensoren en 2 duo ‘flare’ automaten die bij een gedetecteerde dreiging gloeiend hete vuurballen afschieten om hittezoekende projectielen op een dwaalspoor te brengen.
Het zowel bij dag als nacht erbij hebben van deze constant spiedende vechtmachines in de lucht, maakt vaak het verschil tussen leven en dood als de ‘Red Devils’ buiten het prikkeldraad hun ding aan het doen zijn. Het grote voordeel daarbij is dat ze weinig gebreken vertonen en onder bijna alle weersomstandigheden inzetbaar zijn. Droogte en stof, zware regen, laaghangende bewolking, mist of extreme sneeuwval lijkt ze evenmin te deren. Ook de hoge Afghaanse bergenmassieven vormen geen onoverkomelijke hindernis voor ze. Ze maken het plannen van missies op de grond dan ook een stuk gemakkelijker. Zonder deze zwaarbewapende en vrij constant spiedende blik van boven zijn er bij het coördineren van acties of om een bepaald gebied onder controle te houden eenvoudig domweg meer grondtroepen nodig. De Apaches merken niet alleen overdag, maar vooral ’s nachts makkelijk verdachte bewegingen op.
Dit is de zwaarst denkbare missie voor het Apachedetachement in termen van belasting van het personeel, de logistiek en de inzet. Daarbij niet te vergeten óók voor het thuisfront. Dit is een missie die een lange adem vergt. Gedurende deze missie moeten vliegers en techneuten meerdere keren op uitzending. Hierbij komt iedereen met een Apache achtergrond aan bod. Ook de zogenoemde Haagse stafofficieren. De Apache bemanningen rouleren daarbij elke negen weken. Maar na ongeveer circa zevenentwintig weken zijn ze er echter weer van. Techneuten en grondpersoneel rouleren elke drie maanden. De staf wordt om de vier maanden gewisseld. Het is echt nodig dat ze even uit de Afghaanse lucht zijn om een optimale inzetbaarheid op de lange termijn te kunnen waarborgen. Tijdens deze rustperiode investeren ze vooral in kwaliteitstraining. Denk daarbij aan de jaarlijkse vlucht kwalificatietraining in het Texaanse Fort Hood in de Verenigde Staten. Deze buitengewoon leerzame tactische training op hoog niveau is in Nederland namelijk gewoon niet mogelijk.
In Tarin Kowt geniet al het personeel van het Apachedetachement enorm van de louter positieve reacties en de waardering van iedereen om hen heen. Ze zijn vooral bijzonder blij dat nu ook de meerzijdige rol van de Apache voor iedereen, inclusief de internationale bondgenoten, duidelijk is. Dus niet alleen die van vliegende tankkiller, maar juist ook als een platform voor inlichtingen en ‘Force Protection’. Ondanks dat Nederland een klein landje is, hebben onze Apache gevechtsheli’s in Afghanistan een grote reputatie opgebouwd.
1 Comment
Jesse
25 september 2010 at 17:08Erg leuk om te lezen, als super fan van de Nederlandse Apache’s
Bedankt!