Met het overhandigen van een grote sleutel door kolonel Henk Morsink is Kamp Holland officieel overgedragen aan de nieuwe commandant, kolonel Theo Vleugels. Tijdens de overdrachtceremonie werden kolonel Morsink en zijn manschappen geprezen door commandant der strijdkrachten, generaal Dick Berlijn, voor de “fenomenale klus die zij hier de afgelopen drie maanden hebben geklaard”. 1 Augustus 2006 zal de boeken ingaan als de datum waarop Task Force Uruzgan (TFU) van start is gegaan. Een missie waar Nederland zich twee jaar aan verbonden heeft.
Acclimatisatie: De kampen in Tarin Kowt en Deh Rawod zijn voorlopig nog niet gereed. De logistieke aanvoerlijn is dun en niet zonder gevaar. De hitte en stof maken het werk op het kamp en de operaties daarbuiten zwaar. Vandaar ook dat de militairen eerst op Kandahar Airfield (KAF) een acclimatisatieprogramma moeten doorlopen. Heet is het. De temperatuur loopt op tot ongeveer 47 graden in de schaduw. De militairen die net binnenkomen op Kandahar Airfield (KAF) en door moeten naar Uruzgan, hebben weinig aan deze waarde. De fysieke inspanningen die ze tijdens hun acclimatisatie verrichten, gebeuren weliswaar vroeg in de ochtend of laat op de middag, maar wel altijd midden in de volle zon. En daar is het zo’n 65 graden. Om de militairen van de Task Force Uruzgan zo goed mogelijk te laten wennen aan de hitte is er een programma opgezet waarin de lessons learned uit Irak zijn verwerkt. Hierbij is de Afdeling Trainingsgesteldheid Trainingsfysiologie (TGTF) en de LO/Sportorganisatie nauw bij betrokken. Aan de hand van een uitgegeven richtlijn heeft de Sectie Operationele Gezondheidszorg (Sie OGZ) van het CLAS een begeleidingsplan geschreven over hoe om te gaan met extreme hitte. Hierbij bepalen allerlei omgevingsfactoren zoals luchtvochtigheid, stof en de hoogte waarop wordt verbleven de inzetbaarheid van de militair.
In vergelijking met de acclimatisatieperiode in Irak is de aanpak nu beduidend anders. In Irak was er bijvoorbeeld nauwelijks enige mogelijkheid om aan de hitte te ontsnappen door in een ruimte te verblijven met airconditioning. Maar de militairen moeten niet alleen wennen aan de hitte, ze moet zich ook aanpassen. Die airco hebben ze nodig om te kunnen herstellen.
Hoe lang militairen moeten acclimatiseren is afhankelijk van hun functie. Iedere militair met een operationeel zware taak zoals bijvoorbeeld bij de genie en infanterie, dient tien dagen te acclimatiseren. Voor militairen die bij hun taakuitvoering veel in ruimtes verblijven met airconditioning, zoals mensen uit de staf, volstaat een acclimatisatieperiode van vijf dagen. Bovendien kunnen deze mensen meer zelf sturen in hun acclimatisatie als ze eenmaal ter plekke zijn, omdat ze niet met een groep of peloton rekening hoeven te houden. Het acclimatisatieprogramma bestaat in de basis uit vier uur per dag verblijven in de warmte, waarbij twee keer per dag een fysieke prikkel wordt gegeven door ’s ochtends wat te trimmen, push-ups en sit-ups te doen en later op de dag een stuk te gaan marsen. Eerst zonder bepakking en slechts een half uur. Per dag duren de fysieke prikkels wat langer en wordt de intensiteit opgeschroefd. Het doel is om het einde van de acclimatisatieperiode aan te laten sluiten op het beginpunt van het operationele optreden.
De acclimatisatie houdt echter niet op na vijf of tien dagen. Ook na afloop van een acclimatisatieperiode is het risico van warmteletsel niet helemaal verdwenen. Maar zo’n 80 tot 90% is hiermee afgedekt. En ook na acclimatisatie moet iedere militair zijn gezond verstand blijven gebruiken. Dus als het kan de werkzaamheden verplaatsen naar de koelere momenten op de dag, bij voorkeur in de schaduw werken en als het mogelijk is de kleding aanpassen. Een patrouille lopen op het heetst van de dag is zeer belastend en het is toch een risicovolle taak. De militairen die de patrouille plannen dienen daar dus rekening mee te houden.
Opbouw: Kamp Holland ligt aan de rand van het stadje Tarin Kowt, dat ongeveer 30.000 inwoners telt. Zestig kilometer verderop, in Deh Rawod, komt nog een kamp waar 250 Nederlanders zullen zijn gelegerd. De meeste militairen schrikken even als ze aankomen op de kampen in Tarin Kowt of Deh Rawod. Van de luxe op de vliegbasis Kandahar (KAF) worden ze in een veel primitievere omgeving gebracht. Het is even slikken voor ze, maar de pioniersmentaliteit die heerst op beide kampen geeft aan dat de militairen goed zijn opgeleid en tegenslag aankunnen.
Ondanks dat er al veel werk verzet is door de Deployment Task Force – onder andere de Ops-room, het hospitaal, kilometers Hesco-wal staan al op Tarin Kowt – zijn de kampen nog het beste te omschrijven als een bouwput waar een Vinex-wijk moet verrijzen. Overigens hebben de militairen in Deh Rawod nauwelijks last van de bouwactiviteiten. Ze zitten op een bestaand kamp en een paar honderd meter daarbuiten wordt een nieuwe compound uit de grond gestampt. De graafmachines laten diepe sporen achter in de bodem voor de riolering, bekabeling en waterleidingen. Deze moeten op een dusdanige diepte komen dat de leidingen de impact van een raket of granaat moeten kunnen doorstaan en niet kapotvriezen in de winter. De harde grond is één van de oorzaken dat de bouw niet zo hard vordert als van tevoren gedacht. Om het proces te bespoedigen gebruikt de genie springmiddelen. Op die manier wordt de grond losgemaakt en kunnen lokale arbeiders en graafmachines de geulen graven. Lokale arbeiders worden ook ingezet om beton te vlechten, bekistingen te maken en beton te storten. Op deze manier worden er banen gecreëerd voor de lokale bevolking en kost het minder militaire mankracht die benodigd is om de ‘Normal Framework Operations’ uit te voeren. Het mes snijdt dus aan twee kanten.
Eén van de grote projecten betreft de watervoorziening. Uruzgan is heet en stoffig. Van Uruzgan krijg je dorst en word je vies. Voor de Nederlandse militairen die daar de komende twee jaar zullen werken aan de wederopbouw is water dan ook van levensbelang. Letterlijk. Om in de grote waterbehoefte van de Nederlandse militairen in Uruzgan te voorzien zijn er zowel op de basis in Tarin Kowt als die in Deh Rawod drie bronnen geslagen met de waterboorinstallatie van de genie. Het riool is nog niet geheel gegraven en aangelegd, dus het pomp- en distributiesysteem is nog niet in gebruik. Wanneer dit wel in gebruik genomen is, gaat het opgepompte grondwater vanuit de bron naar de mobiele drinkwaterinstallatie die het water zuivert. Dit gezuiverde water is geschikt voor de keuken, voor de ECHOS (militair tehuis) en de toiletten en douches. Dat er veel water benodigd is moge duidelijk zijn. Daarom ook dat van iedere militair gevraagd wordt een zekere douchediscipline aan te houden. Niet te lang die kraan laten stromen en inzepen kan ook met de kraan uit. Ook de keuken draagt zijn steentje bij aan de vermindering van het watergebruik. De Mobiele Satelliet Keuken verbruikt zo’n 1000 liter, een stuk minder dan de vroegere veldkeuken.
Maar in de hitte van Uruzgan moet elke militair natuurlijk ook veel drinken. Het drinkwater komt uit flessen die op veel plaatsen vrij voorhanden zijn. De flessen worden aangeleverd door een particulier bedrijf dat voor een deel ook het voedsel levert. Afhankelijk van het weer zal het gemiddelde drinkwaterverbruik per persoon per dag op ongeveer zes liter liggen. Inclusief de Australiërs komt het aantal militairen op 1800. Dat betekent dus dat er per dag een slordige 11.000 liter water in flesjes moet worden aangevoerd. Water dat in de keuken of de natte groepen gebruikt is, gaat door de IBA, een afkorting voor Individuele Behandeling Afvalwater. Dit systeem zuivert het water door er allerlei bacteriën op los te laten alvorens het in een vloeiveld terechtkomt. Van daaruit kan het dan weer op het oppervlaktewater geloosd worden. Het vloeiveld bestaat uit verschillende terrassen en elke trede zorgt ervoor dat de stoffen die uit het water moeten, kunnen bezinken. De zaden die de leverancier bij de IBA levert, laten bijvoorbeeld riet op de terrassen groeien en het riet helpt bij de zuivering van het water. Voorwaarde is wel dat het waspoeder voor de wasserette fosfaatvrij is.
Logistiek: Alle aanvoer van materieel en voedsel geschiedt door de lucht, over de weg en het water. Materialen die per schip naar de haven van Karachi (Pakistan) vervoerd worden, belanden vervolgens op een zogenaamde ‘jingle truck’. Deze lokale, kleurige vrachtwagens vervoeren de materialen vervolgens naar Uruzgan. De materialen die zij vervoeren zijn echter nooit essentieel. Essentiële middelen worden door de militairen zelf vervoerd in konvooien die maximaal beveiligd zijn. Patria pantserwielvoertuigen voorzien van .50 machinegeweren, Apaches en F-16’s zorgen voor de beveiliging van de konvooien. Mede door deze robuuste aanpak hebben zich nog geen grote incidenten voorgedaan met de konvooien. Maar de rit van KAF naar Tarin Kowt duurt lang, circa zes uur. De rit naar Deh Rawod kent ook nog eens de beperkingen van het wegdek en duurt daardoor bijna net zo lang. Omdat de beschikbare middelen om vracht te vervoeren beperkt zijn, is de logistieke aanvoerlijn het beste te vergelijken met een dun rietje waardoor een grote hoeveelheid moet worden opgezogen; het lukt wel, maar het duurt lang.
Operaties: Nog lang niet al het materieel is binnen, toch gaan de operaties door. Om een beeld te krijgen van de situatie in de dorpen gaat de Battle Group er veelvuldig op uit, samen met de Mission Teams van het Provincial Reconstruction Team (PRT). Na terugkoppeling met de staf van het PRT, coördineert deze staf met de lokale bestuurders en Non-Governmental Organisations (NGO’s) om projecten van de grond te krijgen. Tijdens de eerste patrouilles proberen de Nederlanders via kleine projecten het vertrouwen van de bevolking te krijgen, bijvoorbeeld door het aanbieden van medische capaciteit in de vorm van een Algemeen Militair Verpleegkundige. Bij voorkeur laten de militairen een lokale arts het werk doen, waarbij de Nederlanders assisteren. Op dezelfde manier zullen er bijvoorbeeld, pennen, schriften en voetballen uitgedeeld worden door de Afghan National Army (ANA) en niet door de Nederlandse militairen. Zo krijgt de bevolking meer contact met hun eigen leger en zetten de Nederlanders zichzelf wat meer op de achtergrond. Uiteindelijk moeten de Afghanen het allemaal zelf kunnen en dus proberen de Nederlanders zichzelf overbodig te maken door vooral de Afghanen het werk te laten doen en waar nodig te assisteren.
Omdat het niet verstandig is een gebied in te gaan, contact te leggen, het vertrouwen van de bevolking te winnen en vervolgens weer te vertrekken waardoor Opposing Militant Forces (OMF) weer de kans krijgen de bevolking te onderdrukken, werkt de Battle Group met het Platoon House Concept. Dit houdt in dat in een dorp een huis wordt ingericht voor een langer verblijf van Afghaanse en Nederlandse militairen. Zij kunnen vervolgens het contact met de bevolking in stand houden. Met dezelfde achterliggende gedachte voeren de Nederlandse militairen, wederom in samenwerking met de ANA, meerdaagse (voet)patrouilles uit. De voedingsbodem voor de Taliban wegnemen is effectiever dan het gevecht aangaan met het risico dat er slachtoffers vallen onder de burgerbevolking.
Bushmaster: De categorieën beschikbare tactische voertuigen waarover de TFU beschikt, zijn te onderscheiden in licht, medium en zwaar. De keuze voor welk type hangt af van het dreigingsniveau. Het gevaar in Afghanistan komt vooral van klein kaliber wapens, mijnen en Improvised Explosive Devices (IED’s) oftewel bermbommen. Dat vraagt om een aanvulling in het lichte segment. Onder bepaalde omstandigheden zou opereren met open, onbeschermde wagens problemen kunnen geven. Daarom bestaat er behoefte aan een licht voertuig dat toch voldoende beschutting biedt tijdens patrouilles en kleinschalige transporten tegen klein kaliber wapens, mijnen en IED’s. Uiteindelijk heeft Nederland een contract getekend met de Australische firma ADI Limited, een onderdeel van Thales, voor de levering van 25 gepantserde 4×4 patrouillevoertuigen van het type Bushmaster. Deze moet meer bescherming bieden dan een Mercedes terreinwagen en daarnaast zorgen voor meer flexibiliteit dan de beschikbare Patria en YPR pantserrupsvoertuigen. Bij de keuze waren bescherming, flexibiliteit en snelle levertijd van doorslaggevend belang. Met ADI Limited is overeengekomen dat 23 voertuigen vanaf 28 augustus voor vervoer naar Afghanistan beschikbaar zijn. De andere twee worden in Nederland afgeleverd voor opleiding en reserve. Defensie heeft met de firma tevens afspraken gemaakt over opleiding van personeel en operationeel onderhoud van de voertuigen ter plaatse in Afghanistan.
Als tussenoplossing leent Canada Nederland in eerste instantie gratis vijf speciale pantserwagens van het type Nyala, van Zuid-Afrikaanse makelij, en zijn opvolger de RG-31. Initieel zullen de Canadezen drie Nyalas en twee RG-31’s leveren. Nederlandse militairen in Afghanistan krijgen van Canadese collega’s een korte opleiding op deze voertuigen. In het kader van ‘train the trainer’ worden in totaal zes militairen een week lang opgeleid op de twee voertuigen. Zij moeten de opgedane kennis verspreiden onder andere gebruikers. Van de zes zullen er drie opgeleid worden tot chauffeur en drie op het Remote Weapon Station (RWS), het wapensysteem boven op de RG 31, dat van binnenuit te bedienen is. Op het RWS wordt een .50 machinegeweer of een 7.62 mitrailleur geplaatst. Tevens beschikt het over een laser range finder, een dagkijker (40x) en een warmtebeeldkijker (5x). De militairen krijgen ook een beperkte opleiding in onderhoud, herstel en berging. Zo kan de TFU straks beschikken over een breed pallet inzetmiddelen, afgestemd op de aard van de operatie.
Leave a Reply