De ISAF operatie Medusa in de provincie Kandahar was de afgelopen maand een hot item in de media. Afgezien van het eerste gevechtscontact dat de Nederlandse militairen op de vooruitgeschoven basis Martello hebben gehad, zijn zij verder weinig in het nieuws geweest. Toch hebben velen van hen ruim een maand in het onherbergzame gebied geleefd, gewoond en gewerkt. Op 30 september keerden de laatste Nederlandse militairen van Martello terug naar Tarin Kowt.
Aan Highway 4, de weg van Kandahar naar Tarin Kowt, ligt de vooruitgeschoven basis Martello. In de bergen op ongeveer 1800 meter hoogte, omringd door iets hogere toppen. Een ruig gebied met veel grote rotsblokken, weinig begroeiing en het dorpje El Bak dichtbij. Een strategische plek ook en belangrijk voor de aanvoer van materieel van Kandahar Airfield (KAF) naar Tarin Kowt en verder naar Deh Rawod. Sergeant-majoor Frank ging als sergeant-majoor operatiën mee met de verkenningsparty om te kijken hoe de zaken er voor stonden. “We zijn met vier man bij het konvooi naar KAF aangehaakt om naar Martello te gaan. Daar hadden we ongeveer 24 uur de tijd om te inventariseren wat er stond aan opstellingen en welke faciliteiten aanwezig waren. Door de Canadese militairen zijn we rondgeleid en heb ik de opstellingen bekeken en gesproken met sectiecommandanten. Bij terugkomst op Tarin Kowt heb ik samen met mijn compagniescommandant een verslag gemaakt. Hieruit kwam naar voren dat we met een peloton pantserinfanterie en drie luchtmobiele pelotons de klus zouden moeten kunnen klaren. Uiteraard zat daar ook nog genie, logistiek en geneeskundige steun bij.”
Twee dagen later ging de sergeant-majoor wederom naar de vooruitgeschoven basis. In eerste instantie voor vijftien dagen. Compagniescommandant van de Charlie-compagnie kapitein André: “We zouden Martello tijdelijk overnemen van de Canadezen zodat zij met hun troepen daadwerkelijk ingezet konden worden tijdens Operatie Medusa. We wisten dat het voor vijftien dagen zou zijn, maar dat Operatie Medusa zomaar langer zou kunnen duren. We hadden ons dus ingesteld op een langer verblijf en het bericht dat we langer moesten blijven kwam dan ook niet als een verrassing. Bovendien is het een opdracht en die voer je uit.”
De taken voor de compagnie bestonden uit de verdediging van de basis, het patrouilleren in de omgeving, contact onderhouden met de bevolking en waar mogelijk het opsporen van wapens en explosieven. Met name bij de laatstgenoemde taak heeft de geniegroep een grote rol gehad. Sergeant Rob stond met zijn groep onder bevel bij de Charlie-compagnie. “Mijn taak bestond uit het adviseren van de commandant met betrekking tot de verdediging van het kamp en het uitvoeren van search activiteiten bij het kamp of tijdens patrouilles. Je geeft bijvoorbeeld advies over waar en wanneer een vehicle checkpoint het beste ingericht kan worden. In het begin hadden we er een Canadees bij met een explosievenhond. Terwijl die hond een voertuig doorzocht waren mijn mensen bezig met het visiteren van de bestuurder. Als die hond dan klaar was, gingen wij nog eens in het voertuig om het doorgrondig te doorzoeken. Zo hebben we op een gegeven moment fotonegatieven gevonden waar explosieven op stonden. Via de tolk vraag je dan waar dat voor dient en hoe zo iemand er aan komt. Naarmate je zoiets vaker doet krijg je er ook meer routine in en dan is ook niet alles meteen verdacht. Het meeste werk hebben we gehad met het beveiligen van het kamp. Na de eerste TIC (Troops In Contact, gevechtscontact) hebben we veel veranderd. Ik ben met mijn groep de posten langsgelopen om ze te bekijken en heb advies uitgebracht aan de commandant. Een borstdekking gemaakt van zandzakken geeft niet voldoende bescherming. Sommige van mijn mannen hebben meer bouwkundig inzicht dan ik en die hebben zo bijgedragen aan nog betere constructies.” In de buitenring stonden vier YPR-765’s van 44 Pantserinfanteriebataljon. Op de Romeo-bak was korporaal Dennis groepscommandant. Het verhaal van sergeant Rob kan hij beamen. “Wij zaten op OP North en daar hadden we niet eens een bovendekking. Daar hing een zeiltje zodat je niet in de volle zon stond, maar raketten of granaten houdt het natuurlijk niet tegen. De genie heeft een fatsoenlijke constructie gemaakt die drie lagen zandzakken kon houden. Zo zaten wij een stuk meer beschermd in onze opstelling.”
Net een aantal dagen op het kamp en in het gebied kreeg de compagnie het stevig voor de kiezen toen op 4 september van alle kanten op het kamp werd geschoten. In het onherbergzame gebied hebben schutters en spotters vrij spel. Iedereen op het kamp wist ook dat ze continu werden bekeken. Sergeant-majoor Frank kamde met een kijker elke dag de bergen af. “Twee tot vier uur per dag was ik op zoek. Aan het kijken of ik iets of iemand zag, maar ik heb niks gezien. Er zijn zoveel rotsen waar ze zich achter kunnen verschuilen en er zijn genoeg routes om ongezien te naderen.” De eerste aanval kwam als een verrassing. Er waren geen bewegingen waargenomen en ook over de radio had de compagnie niks opgevangen. De Taliban vielen aan met RPG’s, zware machinegeweren en klein kaliber wapens. Kapitein André: “De aanval kwam totaal onverwacht en was goed gecoördineerd. Het leek wel of ze een tijd hadden afgesproken. Gelukkig heeft mijn personeel uitstekend gereageerd. En het klinkt misschien als een cliché maar je training neemt op zo’n moment echt over. Ik heb daar waar nodig wat moeten aansturen, maar als commandant had ik het op dat moment niet moeilijk. Iedereen deed wat hij moest doen.”
Sergeant Rob werd verrast door de regen aan RPG’s en vuur van klein kaliber wapens. “Ik had echt even tijd nodig om me te realiseren wat er aan de hand was. Ik wilde naar mijn mensen bij de achterpoort maar kon er niet naar toe vanwege de vele inslagen. Uiteindelijk ben ik naar de Ops gegaan en toen het schieten wat minder werd, kon ik samen met twee van mijn mannen naar de achterpoort. Daar stuurde mijn plaatsvervanger twee MAG-schutters continu aan, praatte ze op doel en zorgde er voor dat ze in hun eigen sector bleven vuren.”
Korporaal Dennis en zijn groep hadden net het dagelijkse praatje gehad toen de beschieting begon. “We zijn met zijn allen naar onze uitrusting getijgerd omdat er overal om ons heen inslagen waren. De boordschutter is meteen in de toren gekropen om terug te vuren met het 25mm kanon op de YPR. Door de hitte die de stenen nog uitstraalden zag hij met de warmtebeeldkijker niks. Doordat ik naast de bak lag en wel zicht had waar de schoten vandaan kwamen, heb ik via de luitenant de boordschutter op doel gepraat.”
Bij de aanval is geen van de Nederlandse militairen gewond geraakt. Een wonder gezien de hoeveelheid vuur die ze op hun dak kregen. “Na twaalf RPG’s ben ik gestopt met tellen, maar het ging nog even door. Omdat de afstand tot het kamp redelijk groot was hebben ze ook RPG’s de lucht in geschoten zodat die boven het kamp, met de nodige scherfwerking, exploderen”, aldus sergeant-majoor Frank.
Twee tot vier weken leven en werken onder constante dreiging is niet niks. Na de eerste TIC werkte, at, dronk en sliep iedereen bij zijn opstelling. Korporaal Dennis hierover: “OP North ligt een eindje buiten het kamp. Daar komt bijna niemand langs, dus je kunt lekker met je eigen groep bezig zijn. We hadden een wachtindeling van twee uur op en zes uur af. Na de TIC op 4 september zijn we overgegaan naar twee uur op en vier uur af. Dat is behoorlijk pittig.”
Raadsvrouw Ingeborg heeft haar collega dominee Mark na twee weken afgelost en merkte dat de constante dreiging slopend is. “Je bent steeds heel alert. Je slaapt met een oor en een oog open. Je reageert op lichtflitsen en knallen. Een persoon maakte een foto van een collega en door de flits van de camera dook meteen de halve groep naar de grond. Gelukkig konden ze er allemaal wel om lachen.”
Samen met zijn collega’s van de kleine, geïmproviseerde hulppost reed soldaat 1 Francisco dagelijks langs de posten om te kijken hoe het met de militairen daar ging. “Het was deels een sociaal gebeuren en deels om te kijken hoe het met het moreel stond. Wat me opviel is dat het moreel bij iedereen zo hoog was.”
“Iedere avond zit je weer in spanning of het misschien die avond weer gaat gebeuren. Op een gegeven moment heb je ook zoiets van: ‘Laat maar komen’. Je bent het gewoon zat om steeds in spanning te zitten. Dat gevoel en het feit dat we keihard hebben gewerkt om alle posities te verbeteren, heeft mijn groep gesloopt. Na drie weken waren ze echt op”, vertelt sergeant Rob.
Direct na die bewuste avond van 4 september pakte de eenheid de normale werkzaamheden weer op. Patrouilleren, doorzoeken en waarnemen in het voorterrein. Continu alert op een nieuwe aanval van de Taliban. Enkele kilometers van het kamp gebeurde ook genoeg. Toch was de tweede beschieting wederom onverwacht. Een Canadees konvooi stond een paar kilometer van het kamp stil met panne. De Nederlanders op het kamp schoten te hulp. “Ik zat in de Ops toen twee 107mm raketten overkwamen. Echt een ongelooflijke herrie. Wat me verbaasde was de nauwkeurigheid van die raketten. Ongeveer honderd meter van een Nederlands voertuig sloeg de eerste in. De tweede ietsje verder. Gelukkig is niemand gewond geraakt. De volgende dag sloegen er weer twee in maar nu bij OP North. Echt walgelijk dichtbij. Bij die laatste beschieting hebben we ook Close Air Support aangevraagd en gekregen. De Harriers die in de lucht hingen hebben met raketten geschoten op de vermoedelijke afvuurlocatie. De lasergeleide 1000 ponder hebben we niet laten afwerpen omdat het risico van collateral damage in het dorp El Bak te groot was”, aldus de compagniescommandant.
De compagniescommandant is duidelijk trots op zijn mensen en zeer te spreken over de onderlinge samenwerking en de instelling van alle militairen die op Martello de klus hebben geklaard. “Omdat de omstandigheden op het kamp redelijk primitief waren, draaide alles om creativiteit. Alles moest op een creatieve manier worden opgelost en dat werd enorm goed opgepakt. Zonder uitzondering heeft iedereen keihard gewerkt en zijn best gedaan.”
Leave a Reply