“Veelzijdig inzetbaar, militair en maatschappelijk relevant”
Brigade-generaal van Wiggen O.P.
Commandant 11 Luchtmobiele Brigade
In het licht van de aan Defensie opgelegde bezuinigingen, zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld die tot concrete voorstellen tot bezuiniging moeten leiden. Een van die onderzoeksvragen richt zich op de reductie van de omvang van de lichte infanterie binnen de Nederlandse krijgsmacht. Sommigen hebben de conclusie al getrokken dat dat een van luchtmobiele bataljons van de Luchtmobiele Brigade zou moeten zijn. Vroegtijdig in het openbaar reageren op eventuele ingrepen in de organisatie, als gevolg van bezuinigingen en ook nog door betrokken verantwoordelijken, is in onze organisatie niet gebruikelijk. Men kan dit, in deze fase van bestuurlijke besluitvorming, als een vorm van ‘hinderlijk voor de voeten lopen’ beschouwen. Maar wellicht geldt hier ook het gezegde ‘wie zwijgt stemt toe’. Zwijgen zou ook betekenen dat de besluitvormers niet de mogelijkheid krijgen om optimaal kennis te nemen van de inhoudelijke zijde van de zaak. Een gemiste kans, omdat de eventuele keuze om te bezuinigen op de hoogwaardige en schaarse capaciteiten van de lichte infanterie van de Luchtmobiele Brigade een verkeerde beslissing zou zijn. In dit artikel zal ik deze stelling verdedigen.
Waaraan is behoefte
Een belangrijke reden waarom snijden in de lichte infanterie een verkeerde keuze is, wordt ingegeven door het feit dat de veiligheidssituatie in de wereld geen enkele aanleiding vormt om te bezuinigen op dit deel van onze operationele capaciteit. De kans op conflicten is nog nooit zo groot geweest als in de huidige tijd. Er is ook geen reden om aan te nemen dat deze situatie in de toekomst zal verbeteren. De verschijningsvorm van de conflicten is bovendien onvoorspelbaar. Omdat conflicten nu eenmaal op het land ontstaan en ook op het land worden beslist, is beschikbaarheid van infanterie als interventiemiddel randvoorwaardelijk. Je kunt over een conflicthaard vliegen, er foto’s van maken of er langs varen, maar het daadwerkelijk oplossen van conflicten kan alleen met ‘boots on the ground’. Ook in deze tijden van technologische superioriteit, blijft de infanterie ‘Drager van het gevecht’. Alleen met infanterie kan uiteindelijk terrein worden veroverd, in eigen hand worden gehouden waarbij je vriend en vijand letterlijk in de ogen kan kijken en kun je een structureel gevoel van veiligheid bij de burgerbevolking realiseren en garanderen.
De omgevingsanalyse uit de Strategische Verkenningen van de CDS vraagt om robuuste, snel inzetbare en flexibele eenheden. Het Air Manoeuver Brigade concept voldoet volledig aan deze behoefte. Van deze eenheden wordt verwacht dat zij binnen zeer korte reactietermijn, als onderdeel van de Initial Entry, kunnen worden uitgezonden met een grote mate van zelfstandigheid.
Air Assault: een succesvol beproefd concept
Air Assault inzet, als onderdeel van het Air Manoeuver Brigade concept, is een succesvol beproefd concept. In de afgelopen 18 jaar, dat 11 Luchtmobiele Brigade bestaat, heeft de brigade dat in verschillende operaties voortdurend laten zien. Geheel in lijn met de inhoud van de Prioriteitennota van 1993 van de toenmalige Minister van Defensie ter Beek. Die nota gaf aan dat de toenmalige toestand in de wereld een ander soort defensie en krijgsmacht vereiste. Niet langer was de bondgenootschappelijke verdediging de enige hoofdtaak. De aandacht kwam steeds meer te liggen op de eerdere fasen van het totale spectrum van crisisbeheersing, zoals dat toen werd genoemd. Eén van de elementen van deze aangepaste Nederlandse krijgsmacht was de Luchtmobiele Brigade. Het was dan ook niet vreemd dat de oprichting van 11 Luchtmobiele Brigade in 1993 tot ‘speerpunt’ van de Prioriteitennota werd verklaard.
Vanaf de oprichting hebben elementen van de brigade veelvuldig als eerste gevechtselement het spits afgebeten in een operationele ontplooiing. De eerste maal was dat als Dutchbatt in het voormalig Joegoslavë, en vervolgens eveneens in Kosovo in 1999, in Macedonë in 2001 en daarna wederom in Afghanistan in 2002. In de tussenliggende jaren vormden de bataljons van de Luchtmobiele Brigade tijdens SFOR 6 en SFOR 7 de kern van de Battle Group. Dat deden ze eveneens in 2004 en 2005 tijdens de missie SFIR in Iraq. Ook werden (delen van) luchtmobiele compagniën ingezet in Cyprus en Kongo. Vanaf medio 2006 tot augustus van 2010 beschikte commandant Task Force Uruzgan voortdurend over een air assault footprint in Uruzgan. Onze drie infanteriebataljons hebben elk in de afgelopen vier jaar, twee keer de kern gevormd van deze Battle Group. De gevechtssteun- en logistieke eenheden van de brigade hebben tijdens die operationele uitzendingen de bataljons voortdurend met modules gesteund. Daarnaast heeft de staf van 11 Luchtmobiele Brigade maar liefst vier van de acht keer de kern gevormd van de Task Force Uruzgan. Tijdens die uitzendingen bleef het niet uitgezonden deel van de brigadestaf in Nederland verantwoordelijk voor de opleiding en training, het opwerken, gereedstellen en formeren van nieuwe rotaties. Door de samenstelling van de brigade met drie infanteriebataljons en daarop afgestemde gevechtssteun- en logistieke steun, was het voor de krijgsmacht mogelijk om dit ambitieniveau langere tijd vol te houden.
Uruzgan heeft ons laten zien dat de kenmerken van air assault optreden, zoals snelheid, actieradius, verrassing en het vermijden van de IED-dreiging de mogelijkheid biedt om onvoorspelbaar op te treden. Uruzgan heeft ook aangetoond hoe belangrijk het integreren van de derde dimensie in het grondoptreden is. De deconflictie van fast movers, helicopters, UAV’s en grondgebonden vuursteun is een complex vak. De Luchtmobiele Brigade is hier volledig op ingericht, zowel op compagnies-, bataljons- als brigadeniveau.
Het air assault optreden is dan ook uitstekend toepasbaar in het campagnethema ‘Counter Insurgency’. Dit bleek onder meer tijdens diverse operaties zoals Spin Ghar en Patan Ghar die plaatsvonden binnen het gebied van verantwoordelijkheid van de Task Force Uruzgan. Die toepasbaarheid bleek eveneens tijdens operaties in Helmand. Hierbij werden elementen van 11 Infanteriebataljon, als Regional Command South Reaction Force, onder Amerikaanse leiding air assault ingezet tegen het door de Taliban verdedigde oord Sangin. Voor het eerst in de geschiedenis zijn, als gevolg van die inzet, aan 71 Nederlandse luchtmobiele militairen de US Combat Infantry Badge uitgereikt.
In Afghanistan heeft de luchtmobiele infanterie niet alleen aangetoond snel inzetbaar en in staat te zijn zelfstandig op te treden in een geïsoleerde non-permissive omgeving. Ook is aangetoond dat zij, naast de air assault expertise, het vermogen heeft zich snel aan te passen aan andere wijzen van optreden op het moment dat daarom werd gevraagd. Zowel in Bosnië, Kosovo, Macedonië, en Afghanistan wist men zich snel op te werken naar gepantserd en gemotoriseerd optreden.
Deelnemen aan belangrijke, risicovolle missies heeft ook een keerzijde. Negen Rode baretten zijn in de laatste vier jaar tijdens de uitvoering van hun plicht gesneuveld en 24 zijn licht/zwaar gewond geraakt. Een indicatie voor de schaal en de omvang van de operationele inzet en effectiviteit is wellicht het grote aantal gevechtsinsignes dat recentelijk is uitgereikt aan personeel van de Luchtmobiele Brigade. In totaal zijn 750 gevechtsinsignes toegekend.
Air Manoeuvre: een veelzijdig en krachtig inzetmiddel voor toekomstige operaties
Hoewel de mogelijke bezuinigingen de gemoederen bezighouden, weerhoudt ons dat er niet van lering te trekken uit de operationele ervaringen en proactief te anticiperen op de toekomst. Zoals eerder aangegeven, blijft in de toekomst behoefte bestaan aan robuuste, snel inzetbare eenheden. In dat kader zijn recentelijk de oefendoelstellingen voor 2011 en 2012 van de Luchtmobiele Brigade vastgesteld. Deze oefendoelstellingen vormen het kompas waarlangs alle oefenactiviteiten van de brigade worden gericht. Dit kompas gaat uit van een generiek scenario, waarin de capaciteiten van de Luchtmobiele Brigade volledig worden benut. Daarbij hanteren wij het uitgangspunt dat de Luchtmobiele Brigade een lichte infanteriebrigade is, die in beginsel optreedt als Initial Entry eenheid volgens de Air Manoeuvre doctrine. De brigade doet dat per definitie in een joint, combined en interagency omgeving. Na de Initial Entry kan de brigade transformeren naar een Brigade Task Force in de stabilisatie-fase van een conflict. Het uitgangspunt daarbij is dat het optreden van offensieve aard is met de focus op optreden in het Verstedelijkt Gebied en bij nacht. In de bijgevoegde schets is dat generiek scenario schematisch weergegeven.
Na een strategische verplaatsing vindt de Reception, Staging, Onward Movement and Integration plaats in het operatiegebied waar de opdracht ligt. Via een Staging Area worden vervolgens elementen van de brigade air assault dan wel gemotoriseerd ontplooid naar het toegewezen doel of gebied. Deze inzet wordt ondersteund door grondverbonden verkenningseenheden, Special Forces of met Unmanned Aerial Vehicles, of met de inzet van het Pathfinderpeloton van de brigade. Op basis van ervaringen uit Afghanistan blijkt dat de inzet van Special Forces (SF) vaak extra gevechtskracht vereist in de vorm van enablers, zoals EOD, genie, vuurkracht in de vorm van mortieren en infanterie. Dit concept is in Afghanistan verder uitgewerkt tot Special Operations Task Group (SOTG). Een SOTG kan de sterkte hebben variërend van een compagnie tot een bataljon. In sommige gevallen zal de leiding en aansturing door SF plaatsvinden. In andere gevallen zal, als gevolg van de omvang van zo’n eenheid, de SOTG door een bataljonscommandant van een infanteriebataljon worden geleid. In de schematische schets zien we een door SF geleide en uitgevoerde SOTG links en rechts op de tekening. Rechts onderaan de tekening zien we een inzet van een derde infanteriebataljon, als snel inzetbare SOTG gericht op bijvoorbeeld het ontzetten van evacuees in een moeilijk bereikbaar en gevaarlijk gebied, of een andersoortige offensieve actie. Dit bataljon kan gedeeltelijk met parachute worden ingezet, al dan niet in combinatie met een zogenaamde Tactical Air Landing Operation (TALO). Hierbij landen transportvliegtuigen in de buurt van het doel om daar eenheden, uitgerust met kleine voertuigen, af te zetten of personeel op te pikken. In alle fasen zullen inlichtingenverzamelorganen de operaties ondersteunen. De staf van de brigade is niet alleen verantwoordelijk voor de planning van deze operatie, maar coördineert en synchroniseert daarbij alle acties in de uitvoering. De staf van de Luchtmobiele Brigade kan in een dergelijk scenario ook gemechaniseerde eenheden aansturen.
Om een dergelijke flexibiliteit van optreden mogelijk te maken zijn accenten m.b.t. optreden voor de komende twee jaar (Air Assault, Motorisatie en SOTG) toegewezen aan ieder van de drie infanteriebataljons. Om de flexibiliteit daarbij niet te verliezen, zullen alle infanteriecompagnieën van de bataljons tot het niveau 4 (versterkte compagnie) air assault getraindheid behouden. Daarnaast beschikt ieder bataljon over een infanteriecompagnie die luchtgeland (per parachute) inzetbaar is. Tevens beschikken de infanteriebataljons sinds kort over een zogenaamde D-compagnie, die onder meer bestaat uit een aantal zware wapen pelotons. Deze compagnieën zijn uitgerust met Mercedes Benz soft top wielvoertuigen die naast het antitankwapen GILL, zijn voorzien met .50 zware mitrailleur. Deze D-compagnieën verschaffen de infanteriebataljons vuurkracht, mobiliteit en sensorcapaciteit. De gevechtssteun-eenheden (de luchtverdedigingcompagnie, de geniecompagnie, de mortiercompagnie en de logistieke compagnieën) ondersteunen dit optreden vanuit hun functionele rol.
Ook nationale operaties
De bruikbaarheid van een dergelijke flexibel inzetbare infanteriebrigade hoeft natuurlijk niet beperkt te blijven tot de expeditionaire omgeving. Bestuurlijke of justitiële autoriteiten kunnen het Ministerie van Defensie verzoeken om militaire bijstand te verlenen om de openbare orde of rechtsorde te handhaven in geval van een ramp of een zwaar ongeval. Het CLAS als geheel is een structureel en volwaardige veiligheidspartner bij nationale operaties, waarbij de gevestigde eenheden (brigades en Regionale Militaire Commando’s) het aanspreekpunt vormen voor de civiele partners. Binnen enkele maanden wordt het RMC-West ondergebracht bij 11 Luchtmobiele Brigade, waardoor voor de Regio West die aansturing in een hand komt. In het geval daar behoefte aan bestaat kan de brigade niet alleen ‘boots on the ground’ beschikbaar stellen, maar ook bijdragen aan andere capaciteiten zoals commandovoeringexpertise, verkennings- en transportcapaciteit. Een aantal militaire capaciteiten is gegarandeerd in het kader van de Intensivering van de Militair Civiel Samenwerking (ICMS) en zijn vastgelegd in Opplan 10. De Luchtmobiele Brigade kan er daarvan een aantal structureel leveren. De belangrijkste hiervan is simpelweg beschikbare mankracht met korte reactietijden voor algemene en bewakings- of beveiligingstaken. Een gegarandeerde capaciteit is het kunnen leveren van een (samengestelde) eenheid van bataljonsgrootte met een reactietijd van 48 uur, die gedurende minimaal 72 uur klokrond in staat moet zijn taken in het kader van object/gebiedsbeveiliging en grens/routebewaking of combinaties daarvan uit te voeren. Voor deze taken is voortzettingsvermogen nodig waarbij geen eenheden gemist kunnen worden. Voor diegenen die denken dat het hierbij niet zo’n vaart zal lopen, roep ik de mond-en-klauwzeer crisis van 2001 in herinnering. Wekenlang ondersteunden de infanteriebataljons van de Luchtmobiele Brigade de douane met controles aan de grens. Hierbij werden alle grensposten tussen Harlingen en Zevenaar op 24-uursbasis bezet door luchtmobiele infanteristen. Als bijvangst werden enkele criminelen aangehouden. Alleen al om aan deze gegarandeerde capaciteiten, en het eventueel te leveren voortzettingsvermogen, is de infanterie onmisbaar.
Overige maatschappelijke meerwaarde
Veteranenzorg
Naast de ‘harde’ operationele waarde, draagt de Luchtmobiele Brigade op andere terreinen bij aan de ‘zachte’ waarden van de krijgsmacht. De infanteriebataljons hebben, als gevolg van de recente operationele uitzendingen, veel actieve, hoofdzakelijk jonge, veteranen in hun gelederen. Daarnaast kennen zij vanuit hun Regimentstraditie een sterke binding met groeperingen oudere veteranen. De brigade en haar bataljons vormen de hoeksteen voor de zogenaamde nuldelijns zorg, de erkenning en de waardering van grote aantallen veteranen. Zo bezit 11 Luchtmobiele Brigade de aanduiding ‘7 december’ en zet het de traditie voort van de 1ste Divisie ‘7 december’. Als gevolg daarvan is de brigade het aanspreekloket en punt van herkenning voor grote groepen Indië-veteranen. Dit geldt ook voor 11 Infanteriebataljon Garderegiment Grenadiers en Jagers, dat onder andere het gepaste eerbetoon voor de inzet van tien Indië-bataljons jaarlijks mogelijk maakt. 12 Infanteriebataljon, met de aanduiding Regiment van Heutsz, is bij koninklijk besluit opgedragen de traditie voort te zetten van het voormalig Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Daarnaast zet het bataljon de traditie voort van het Nederlandse Verenigde Naties Detachement voor Korea. Deze groep oudere veteranen, vinden binnen het bataljon een thuishaven. 13 Infanteriebataljon heeft met de aanduiding Regiment Stoottroepen Prins Bernhard een directe relatie met de Oud-Stoottroepers die zowel dienst hebben gedaan binnen de Binnenlandse Strijdkrachten in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, als in negen bataljons in Nederlands-Indië en in Bosnië in de negentiger jaren en meer specifiek in Dutchbatt III. De veteranen en actief dienenden zijn georganiseerd in de Bond van Oud-Stoottroepers en Stoottroepers (BOSS).
Deze verantwoordelijkheid brengt de infanteriebataljons in de positie dat zij een unieke brugfunctie vervullen tussen oude en jonge veteranen. Hierdoor vervullen zij niet alleen een belangrijke signaleerfunctie voor zorg en nazorg van jonge veteranen, maar verschaffen zij ook een aanspreekpunt voor de oudere veteranen. De aan de bataljons en regimenten gekoppelde veteranenverenigingen zijn aangesloten bij het Veteranen Platform en fungeren als sociaal vangnet en als belangenbehartiger voor alle veteranen én hun thuisfrontleden. Op deze wijze garanderen we dat veteranen en hun thuisfront aanspraak kunnen blijven maken op onze erkenning, waardering en daar waar nodig zorg.
Voortijdige schoolverlaters
De brigade trekt van oudsher jongeren die zich op hun jonge leeftijd niet op hun plaats voelen in ons civiele scholingssysteem. Als gevolg daarvan kiezen veel voortijdige schoolverlaters voor een baan bij de brigade. Binnen de brigade wordt men, na de initiële opleiding, in eerste instantie geplaatst bij een infanteriebataljon. Hierna krijgt men de kans door te stromen naar functies bij de genie, technische dienst of de logistiek.
In hun militaire periode wordt jongeren op de eerste plaats arbeidsethos en een flexibele arbeidsmoraal aangeleerd. Men leert het belang van stipt op tijd te zijn, voert gegeven opdrachten uit, kan en wil werken zowel overdag als bij nacht, in binnen en buitenland en in elk weer en/of terrein. Zo worden zij een goede, betrouwbare en flexibele arbeidskracht. In het kader van het project loopbaanlint verkrijgt men een civiele kwalificatie ten minste op niveau 2, de zogenaamde startkwalificatie. Maar hier blijkt dat velen veel hoger kunnen, maar ook mogen reiken. Men kan ook de keuze maken om van vakgebied te switchen, zoals al eerder aangegeven van infanterie naar techniek of logistiek. Velen ontwikkelen zich op een zodanige manier dat zij de mogelijkheid geboden wordt om naar een kaderfunctie te opteren. Als resultaat van de fysiek en mentaal pittige opleiding en de vorming bij de bataljons, komen veel luchtmobiele soldaten en korporaals in aanmerking voor de opleiding tot commando bij het Korps Commandotroepen (KCT). De Luchtmobiele Brigade is in dit kader hofleverancier voor de personele vulling van het KCT.
Na hun einde dienstverband, wordt de arbeidsmarkt verrijkt met jonge, gemotiveerde en goed opgeleide medewerkers. Een echte meerwaarde voor de Nederlandse maatschappij. Hiermede draagt de brigade actief bij aan een van de kabinetsdoelstellingen, het terugdringen van voortijdig schoolverlaters. Dat onze mensen gewild zijn blijkt uit het feit dat 90% direct na dienstverlating werk vindt.
Ter afsluiting
In de nog maar korte geschiedenis heeft de brigade het verwachtingspatroon, gekoppeld aan de aanduiding ‘speerpunt’ uit 1993, meer dan waargemaakt. In het kader van de discussie rond de bezuinigingen is het goed om te weten dat ook het Britse en Duitse leger de luchtmobiele component van hun krijgsmacht intact laten. Zo verkleinen de Britten hun zware wapens met 40%, brengen hun amfibische capaciteit terug door de Ark Royal uit de vaart te nemen alsmede een amphibious supportship en een helikopter platform. Zij besparen echter niet op 16 Air Assault Brigade.
Leave a Reply