Voordat het 42 Brigade Verkenningseskadron naar het stoffige Uruzgan vertrok, maakte we verschillende verhalen over hun opwerktraject. De Arnhemse heide werd vervangen door de Afghaanse woestijn en de oefenvijand door de taaie strijders van de Taliban. Hoe gaat het met de mannen en wat zijn hun ervaringen tot nu toe. Vier jonge militairen vertellen hun eigen verhaal.
Korporaal Neequaye, Minimischutter: Het was 29 september en we stonden met onze YPR op een overwatch-locatie. Een aantal van ons ging richting quala’s waar een search moest worden uitgevoerd. De bak van onze pelotonscommandant lag al vrij snel onder vuur en ook de quala’s die gesearched moesten worden, werden beschoten. Vanaf de overwatch trokken we bij om steun te leveren. We volgden de sporen van de voertuigen die ons waren voorgegaan, maar ergens raakten we van het spoor af. Ik dacht nog:‘Hier wil je niet vast komen te zitten’. Een paar minuten later werd mijn gedachte werkelijkheid. We zaten vast. Door het gewicht van de YPR, gleden we verder weg en raakte tot overmaat van ramp de track eraf. Zo noemen we dat als de wielen van de rupsbanden af raken. De chauffeur probeerde er alles aan te doen om het voertuig weer in beweging te krijgen, maar zonder succes. We wisten dat we in zeer vijandelijk gebied zaten en dat de kans om buiten beschoten te worden, groot was. Blijven zitten was echter ook geen optie. De groepscommandant besloot uit te stijgen en de chauffeur te gidsen in de hoop dat we met de YPR weer verder zouden kunnen. Mijn buddy en ik stegen ook uit en zorgden voor de beveiliging van onze groepscommandant, die de chauffeur in de goede richting probeerde te sturen. Op dat moment begonnen de beschietingen. Links, rechts, links. We zagen niet waar de schoten vandaan kwamen, maar stelden wel vast dat ze uiterst nauwkeurig waren. Ik hoorde de kogels letterlijk om m’n oren vliegen, een geluid dat ik nooit meer hoop te horen. Vreselijk. Het enige wat wij zagen waren stofwolkjes van de ingeslagen kogels, vaak heel dichtbij! De greenzone en de glooiingen maken het een lastig landschap om uitschotlocaties te zien, maar we hadden in ieder geval duidelijk te maken met scherpschutters.
Het gevoel van wanhoop werd heftiger, maar voordat het zich meester van me maakte, besloot de groepscommandant tot instijgen. We renden naar de bak en sloten alle luiken. Nu was het afwachten. Er gingen verschillende scenario’s door mijn hoofd; het voertuig achterlaten, van dit voertuig naar een ander moeten rennen, achterblijven? Ook het scenario: de Taliban staat aan de deur te kloppen, kwam voorbij. Mijn leven flitste aan me voorbij en ik kon alleen maar hopen dat we hier heelhuids uit zouden komen. De gezichtsuitdrukkingen van mijn maten zal ik nooit vergeten. Een van ons was zelfs jarig! Na een tijdje kwam de luitenant, die aan zijn eigen vuurgevecht ontkomen was, ons te hulp. We zouden ons voertuig verlaten en begonnen aan de oversteek. Ik was doodsbenauwd want ik ‘wist’ dat we tijdens de oversteek beschoten zouden worden. We maakten de oversteek achter een rookgordijn dat het zicht voor de scherpschutters moest belemmeren. Terwijl de beschietingen doorgingen, werden bij de luitenant in de bak getrokken en naar een veiligere locatie verplaatst. Pffff!!
Uiteindelijk kwam de Quick Reaction Force en hebben we alles aan vuurkracht gegeven wat mogelijk was. Wonder boven wonder, kregen we het ook nog voor elkaar onze YPR los en terug op zijn tracks te krijgen. De stemming was dan ook euforisch toen we weer terug waren op de White Compound in Chora. Daar aangekomen, hebben we veel met elkaar gepraat. Om deze uitzending op een ‘gezonde’ manier door te komen moet je oog hebben voor het gevoel van anderen. Hier zijn mensen die je dood willen hebben, hier is het menens. Daar moet je over kunnen praten want hoeveel je ook getraind hebt, sommige gevoelens krijg je pas als je echt met de dood wordt bedreigd.
Elnt Justin, Pelotonscommandant: Het waren vier lange minuten. Zijn ze dood? Gewond? Ik wist het niet en kon alleen maar wachten en hopen op een goede afloop. Alles gebeurde in slowmotion. Het was 10 september en we waren op zoek naar spotters; informanten van de taliban. Vanaf het moment dat de eerste drie RPG’s over mijn hoofd schoten, kwam alles tegelijk. Ik was honderd meter van mijn voertuig verwijderd en moest een redelijke sprint inzetten om onder vuur bij mijn voertuig te komen. Ik kon nog net zien hoe een RPG insloeg vlakbij één van onze MB’s (Mercedes Benz). Ik zag een grote stofwolk, verder niets. Al snel werd de vuuroverval versterkt door aanvallen van de flank. Mortieren, raketten, kleinkaliber vuur; het was een gekkenhuis. Nu waren er meerdere inslagen van vijandelijk vuur. Door de stofwolkjes vlak naast mij, viel het op dat de vijand verschrikkelijk accuraat vuurde. Toen ik bij mijn eigen voertuig was aangekomen, zocht ik onmiddellijk contact met de MB waar ik me het meeste zorgen om maakte. Het bleef stil. Er ging van alles door mijn hoofd en ik kon alleen maar denken; we hebben slachtoffers. Toen, na vier minuten kreeg ik contact. We waren weer goed weggekomen, maar het had niet veel gescheeld.
Het gevoel dat je één van je jongens kwijt denkt te zijn, is als commandant vreselijk. Helaas heb ik het deze uitzending al meerdere malen moeten meemaken. Een aantal dagen geleden werden we tijdens het searchen van een heuvel aangevallen. Alle uitgestegen jongens zochten meteen dekking. We hebben met de voertuigen alle jongens kunnen ophalen, behalve één. Bam! En weer, Bam! Ik begon het benauwd te krijgen want waar we ook keken, we zagen geen handje, geen helm, helemaal niets. We hoorden ook niemand schreeuwen om hulp. Onderbewust houd je rekening met een gewonde of erger. Al snel leek het vuur zich meer en meer op één locatie te richten. Achteraf bleek, dit de ‘gulli’ waar onze vermiste vent ingedoken was. Na ongeveer tien minuten zag de chauffeur van de Bushmaster een helm en hebben zo snel mogelijk de kans gegrepen hem op te pikken. Het gevecht heeft nog een uur of zes geduurd, maar we waren in ieder geval weer compleet.
Als pelotonscommandant vind ik het belangrijk dat ik weet wat er voor in het veld gebeurt. Zo creëer ik situational awareness die ik weer goed kan gebruiken bij het maken van beslissingen. Dat is dan ook de reden dat ik zelf vaak in het zwaartepunt van de gevechten zit. Ik vind dat ik vanaf die positie de beste aansturing kan geven aan het gevecht en kan daarmee een voorbeeldfunctie zijn. Het kan nooit de bedoeling zijn dan ik mijn jongens het gevecht instuur en vanaf de zijlijn aanwijzingen sta te geven. We zijn hier samen aan begonnen en maken het samen af.
Huzaar-1 Marinus, ‘uitgestegen pax’: Ik was de dag erna jarig en heb wel even gedacht dat ik mijn twintigste verjaardag niet meer zou kunnen vieren. Ik was namelijk zoek. Tijdens een search werd de aanval op ons geopend. Ik haalde het niet meer om terug te rennen en besloot achter een steen te duiken en me zo klein mogelijk te maken. Ik probeerde mezelf zichtbaar te maken door mijn flashcard op te steken. Dat is een felgekleurde oranje kaart die erg opvalt. Helaas niet genoeg.
Ik zwaaide en schreeuwde, maar ik kreeg het niet voor elkaar om mezelf zichtbaar te maken. De schutters hadden het nu echt op mij gemunt en munitie, lijkend op onze mitrailleur .50 munitie, vloog om mijn oren. Ik wist dat ik terug moest naar de Patria waar ik nog niet zo lang geleden was uitgestegen, maar ik zag geen enkele mogelijkheid. Pas toen we vuursteun kregen en de eerste A10 werd ingezet, zag ik een kans en begon te rennen. Ik rende naar een volgende steen, maar daar was mijn positie niet beter. Ik besloot dan ook maar weer snel terug te rennen en maakte me op mijn oude plek weer zo klein mogelijk. Volgens mij was ik niet echt bang dat ik dood zou gaan, wel om gewond te raken. Het andere gevoel dat ik kreeg was de angst dat mijn collega’s dachten dat ik gewond was en dat zij zouden denken dat ik ergens bloedend in een greppel lag. Ik wilde daarom ook zo snel mogelijk laten weten dat ik nog in orde was, maar dat lukte pas na een minuut of tien. Toen had iemand van de Bravo 2-bak schijnbaar mijn helm gespot waarna de collega’s onmiddellijk naar me toe zijn gereden. Eenmaal in de Bushmaster werden we nog twee keer beschoten en het waren inderdaad .50 inslagen. Het was echt mijn dag. Uiteindelijk ging het nog goed tekeer buiten. We kregen luchtsteun, vuursteun en hebben ons zelf goed weten te weren. Zittend in de Bushmaster kon ik alles een beetje laten bezinken.
Ik ben geen moment bang geweest dat ze me achter zouden laten. Achteraf realiseerde ik me wel pas goed wat er had kunnen gebeuren en hoeveel geluk ik eigenlijk heb gehad. Ik was dan ook zo blij toen we weer veilig terug waren op de White Compound in Chora. Hier merk ik pas hoe het is om je veilig te voelen. Tijdens het opwerktraject hebben we veel geoefend en getraind en het komt hier allemaal goed van pas. Toch kun je het gevoel van onveiligheid niet oefenen. Je ervaart het pas als je gevaar loopt. Het is allemaal echt en er zijn al genoeg pelotons die jonge kerels als ik verloren hebben. Ik hoop dan ook dat wij compleet blijven want deze oorlog is het niet waard om mensen aan te verliezen.
Wachtmeester Ryan, Groepscommandant: Tijdens onze eerste patrouille was het al raak. Toen we aankwamen in Chora ging het aardig loos en we wisten dat onze collega’s bij de gevechten betrokken waren. Eenheden van het D-team lagen zwaar onder vuur en wij moesten er naar toe om te steunen. Er waren twee gewonden gevallen en ik moest gelijk al aan de bak om snel mogelijk een medavac te laten landen. Daar ben ik voor opgeleid, dus daar zorgde ik voor. Ik weet nog dat ik het wel allemaal erg heftig vond. Ik had op dat moment echt het gevoel dat ik de oorlog ingetrapt werd en had geen idee wat me nog te wachten stond. Gelukkig viel het die dag nog mee. Je weet het gewoon niet van tevoren. Nog niet zo lang geleden moesten de collega’s van 1.2 quala’s onderzoeken om te zien of daar mortieropstellingen, spotters en munitie aanwezig waren. Om ervoor te zorgen dat zij in alle rust hun werk konden uitvoeren, zorgden wij voor een stukje afleiding. We werden aan één stuk door onder vuur genomen. Gelukkig zat ik in de Patria en voel ik me onder pantser redelijk veilig. We hebben al behoorlijk wat bijzondere momenten meegemaakt, maar ik ben nog geen moment bang geweest om weer buiten de poort te gaan.
Andere militairen van de battlegroup hebben al te maken gehad met gewonden en zelfs overledenen. Toen ik naar het nachtwaken van Tim Hoogland ging om mijn respect aan hem te betuigen, kwam het allemaal erg dichtbij. De kist was open en ik zag hoe een grote jonge kerel, net als wij, levenloos in een houten kist lag. ‘Dit is het niet waard’, dacht ik. Ik zag onze groep voor me en bedacht me hoe het zou zijn als ik iemand van mijn groep, één van mijn jongens, zou moeten begraven? Een vreselijke gedachte die ik snel weer probeerde te vergeten.
Soms vraag ik me af wat dat ene gevecht weer heeft opgeleverd voor het doen slagen van deze missie. Zelf heb ik maar één missie en dat is niemand te verliezen in deze strijd. Dat wil niet zeggen dat we er niet voor honderd procent voor gaan. Ik heb veel vertrouwen in mijn groep, mijn collega’s onze kennis en ons materieel. We gaan zonder morren op pad en we hebben al meerdere tic’s meegemaakt. Zodra we onder vuur komen, doet iedereen wat die moet doen. Daarbij merk je maar weer hoe belangrijk de beoefende drills zijn. Ze vormen een houvast want als je teveel gaat nadenken over de risico’s en de dreiging, wordt de opdracht alleen maar lastiger. Tijd voor bezinning is er later weer.
Het is werk, en je weet wanneer je de knop moet omzetten.Als groepscommandant is het erg prettig om te zien dat iedere vent hier, zich daarbij automatisch bekommert om de veiligheid van de ander. Dat geeft vertrouwen, vertrouwen in een gezamenlijke terugkeer.
Leave a Reply