Het is eind van de middag, als de bergen de vallei vrij snel het zonlicht ontneemt. Overdag was het heet, maar s avonds koelt het sterk af. Bij navraag ’s nachts zelfs tot rond het vriespunt. Iedereen heeft scherfvest, helm en wapens binnen handbereik en kruipt gekleed, met schoenen en al in hun slaapzakken, waar de temperatuur aangenaam is. Er wordt intensief wachtgelopen, want we staan vlakbij het dorp. Het radioverkeer wordt constant beluisterd.
Overigens, de nachten zijn hier weergaloos! Wanneer ik mijn slaapzak heb dicht geritst vind ik het zonde om mijn ogen te sluiten. Zonder enige vorm van lichtvervuiling krijg je hier elke avond het fantastische schouwspel van een imposante sterrenhemel te bewonderen. Ik kijk dan ook nog geruime tijd, door het open dakluik van de Patria, naar een schitterend heelal. Ik ontdek de poolster, de Grote Beer, Cassiopeia en Orion, maar vooral dat er veel meer sterren in die bekende constellaties staan dan ik ooit heb gezien, met een blinkende melkweg als grootste blikvanger. Als ik in deze omstandigheden de dag aan mij voorbij laat gaan realiseer ik me, kijkend naar het lichtspoor van de zoveelste vallende ster, dat ook deze ervaring me nog lang zal bijblijven. Zulke herinneringen neem je mee in de rest van je leven.
Dag twee van de patrouille begint erg vroeg. Insurgents kiezen namelijk meestal het moment van hun aanval vlak na of voor de schemering. Dus ruim voordat de zon over de bergen heen gluurt komt tussenin en op de voertuigen het leven op de RON locatie langzaam op gang. Iedereen gaat zijn bedje opruimen en weer bepakken want we gaan op patrouille in het gebied. Het beloofd een prachtige, zonnige dag te worden. Een lichte nevel hangt in het dal dat wordt omringd door bergkammen en besneeuwde bergtoppen. Na het MRE ontbijt maken we ons op om met een voetpatrouille het oord in te trekken. Michiel heeft ergens in het dorp afgesproken met de lokale aannemer, die de vijf bruggen heeft gebouwd. Na inspectie ervan zal hij zijn resterende geld uitbetaald krijgen. De patrouille stelt zich op. Ze dragen allemaal een scherfvest, een helm, een Ops-vest met extra munitie, granaten en een camelback met drie liter water. Anderen sjouwen nog een radio met zich mee, waardoor ze ruim veertig kilo op hun lichaam meezeulen. De voertuigen blijven met een bezetting achter. De Sierra’s (Schutters Lange Afstand) en de JTAC en LO hebben ondertussen op een heuvelrug een goede vuurpositie ingenomen. De meeste activiteiten spelen zich namelijk af in de groene, lager gelegen terreindelen. Er gaat geen voetpatrouille die richting op zonder dat deze, qua vuursteun en waarneming, gesteund kan worden vanuit een vuurbasis ook wel ‘overwatch’ genoemd. De rest van eenheid 1.2 gaat te voet naar het nabijgelegen dorpje Sarab. De zon is al aardig aan het klimmen als we op pad gaan. Het wordt een tocht langs lemen huizen, gescheiden door nauwe stegen, bruin van stof en modder. Langs irrigatiegreppels, door de graanvelden, onder de amandelbomen en door de regenval buiten hun oevers getreden kleine riviertjes. Dezelfde Afghaanse vechthond van gisteren, zonder de oren en staart, wijkt geen moment van onze zijde.
Het pittoreske dorpje mag dan wel vredig ogen, schijn kan bedriegen. Het is ook de ideale schuilplaats voor opstandelingen die ons zouden kunnen opwachten. De discipline wordt opgevoerd in de geledingen. Al de zintuigen staan op scherp. Ze lopen achter elkaar, met een gepaste tussenafstand. Voortdurend op hun hoede, wapens in de aanslag. Op elke hoek staan ze stil terwijl de voorste de boel verkennen. Bij steegjes en waar paden kruisen, wordt dat nauwlettend afwisselend in het vizier gehouden. Als er halt wordt gehouden, stelt men zich zo op dat ze de hele omgeving 360 graden kunnen controleren. Geen ogenblik mag hun aandacht verslappen. Soms wordt de wijde omgeving gescreend op verdachte bewegingen. Gelijk valt de vlot verlopende wisselwerking tussen alle partijen op. Slechts sporadisch behoeft er te worden gecommuniceerd via de headset van de Personal Role Radio (PRR). De begrippen ‘overleg’ en ‘coördinatie’ voeren daarbij dan de boventoon. PC Marc geeft ondertussen constant aan OPC René meldingen door waar iedereen zich bevindt. “Toch spoken er op zo’n moment vele dingen door je hoofd,” zegt Marc. “Bijvoorbeeld als er iemand gewond raakt tijdens een TIC, of erger, waar laat ik een medevac (helikopter voor medische evacuatie) landen. Je moet in deze situatie overal op voorbereid zijn.” Overigens, OPC René neemt, bij de achtergebleven voertuigen, de aanvraag van een medevac voor zijn rekening. Hij doet de zogenoemde nineliner uitgaan.
De inwoners van het oord die zich buiten wagen ogen ontspannen en groeten bedeesd naar ons. De Red Devils groeten zwijgend terug. Kinderen met smoezelige koppies en grijpgrage handjes komen tevoorschijn en lopen mee. Ze roepen lachend, “Salaam Aleikum! Allesj goed?!” Als de brutaalste knaapjes te opdringerig worden, klinkt een vloek of waarschuwing. De kleine meisjes met zwarte kool rond de ogen en in felgekleurde jurkjes blijven schuchter aan de kant staan. Het lijkt wel of ze hun zondagse jurk aanhebben, maar veel jonge meisjes dragen uitbundig gekleurde en glimmende kleding in Uruzgan, tot een jaar of tien, elf. Met hun sjaal bedekken ze hun hoofd en vaak ook hun gezicht. Oudere vrouwen zie je als man alleen nog in boerka of met het meer algemene lange gewaad met hoofddoek. “De aanwezigheid van kinderen geldt nog wel als een redelijk betrouwbare graadmeter voor de veiligheid,” zegt Roel. “Zolang zij nog op straat lopen, kunnen we uit de voeten.” Plots houden we halt. Er zijn mannen gesignaleerd die wapens dragen. Een boomlange vent met een gepimpte kalasjnikov aanvalsgeweer, vol kleurige stickers, trekt daarbij de aandacht. Het blijken militieleden te zijn van de plaatselijke stamleider Mullah Sa”ad Akhund. Zij hebben hierdoor het recht om openlijk een wapen te dragen. De gewone burger mag, als hij in het bezit is van een vergunning, wel een wapen bezitten om zijn quala mee te verdedigen, maar deze niet op straat dragen. De oploop wordt groter wanneer de patrouille poolshoogte bij de bruggen gaan nemen. Het is een onoverzichtelijke en potentieel gevaarlijke situatie. Ondanks dat de militieleden aangeven dat er van Taliban geen sprake is in dit gebied, bewijzen berichten die we opvangen via de afgeluisterde radio het tegendeel. Er lijkt dus niets aan de hand, maar het is bekend dat de situatie in een oogwenk kan omslaan. De bruggen die met Nederlands geld zijn gebouwd, ogen op het eerste gezicht degelijk. De fundering is in ieder geval met ijzer gewapend, bewijst de genist met zijn detectieapparatuur. De aannemer krijgt dus zijn geld.
Spontaan worden Marc en Michiel door Mullah Sa”ad Akhund onthaalt op een staaltje melmastia, de beroemde gastvrijheid van de Pashtun. Hij nodigt ze uit voor de lunch en thee. De lunch slaan ze af, maar gaan wel op de thee. Melmastia is in de Pashtun-wahli, de eeuwenoude Pashtun erecode, naast eer (nang) en het verlenen van asiel (panah) één van de belangrijkste waarden. Zelfs een gezworen vijand kan er aanspraak op maken en geniet dan onschendbaarheid. Dit stelsel van sociale regels van de Pashtun-stammen, was er al lang voordat de islam hier zijn intrede deed. Sa”ad Akhund is een potentaatje in noord Sarab, en dus degene met wie men daar over het algemeen zaken doet. Terwijl de mannen zich op strategische punten hebben opgesteld, volgen Marc en Michiel samen met een tolk de mannen een quala in. De quala van Mullah Sa”ad Akhund is een lemen woning, met een tuin omringd door een lemen muur. Het ontbreekt er aan elke luxe. De aanwezigen zitten allen op de grond, in kleermakerszit op vloerkleden. Sommigen houden een doos pruimtabak in de hand. Die mannen lopen dan ook geregeld, zonder enig hygiënisch besef, met blote voeten over de kleden om een donkere straal vocht op de binnenplaats te spugen. Via de tolk worden beleefdheden uitgewisseld. De glazen met daarin een centimeter dikke suikerlaag worden gevuld met groene thee. Ook worden snoepjes uitgedeeld. Tijdens het theedrinken handelen Marc en Michiel, zittend op de grond, enkele zaken af en winnen informatie in over de Taliban, zodra het onderwerp veiligheid wordt aangesneden. Ook in dit gesprek blijkt weer hoe moeilijk het is om stapjes voorwaarts te maken in de opbouw van Afghanistan. “Wij willen ons geld goed besteden, gecontroleerd en met een zo groot mogelijk rendement,” zegt Michiel. “Hiervoor verlangen wij een manier van werken die in Afghanistan niet gewoon lijkt te zijn. We vragen plannen voor de besteding van het geld en duidelijke afspraken met lokale aannemers. Zonder dat lijkt het geld hier in een bodemloze put te verdwijnen. Wij werken volgens een benadering op verschillende niveaus, waarbij het speelveld tussen de belangengroepen zo goed mogelijk in kaart wordt gebracht. Dit helpt niet alleen bij het vergroten van de veiligheid in de provincie, ook is het noodzakelijk voor het afstemmen van de opbouwwerkzaamheden. Een nieuwe aanpak is dat de stamhoofden en/of dorpsoudsten zelf naar de districtschef in Chora gaan om hun grieven kenbaar te maken en problemen op te lossen. Daar worden dan ook de offertes (biddings) voor projecten door lokale aannemers ingediend. Dus niet meer bij ons. Hierdoor wordt de lokale overheid meer bij de projecten betrokken. Wij zijn hier om de Afghanen de kans te geven zelf de boel op orde te brengen. Wij gaan hier niet eeuwig blijven, zij moeten op termijn de handel overnemen. Daarnaast verschuift het opbouwwerk van Quick Visible Projects naar een meer duurzame ontwikkeling waar de gehele gemeenschap van profiteert. Als iedereen bij het project betrokken is, voelen ze zich er ook verantwoordelijk voor. Als je in het ene dorp – of deel ervan – bijvoorbeeld een watervoorziening of brug bouwt, moet je nu telkens oppassen dat je hierdoor geen spanningen veroorzaakt met het naastgelegen gedeelte van het dorp, dat zich dan achtergesteld voelt. Deze spanningen monden niet zelden uit in een gewapend conflict. Deze conflicten tussen verschillende stammen veroorzaken op hun beurt dan weer grote problemen voor ons. Wij proberen hierbij dan telkens weer te bemiddelen en de stammen aan te sporen om niet weer de wapens te grijpen maar de dialoog met elkaar aan te gaan. Ze hebben dan vaak een afwachtende houding, en verwachten dat wij een beslissing nemen over hun conflict, maar wij proberen juist geen partij te kiezen. Waar we telkens op hameren is het feit dat het veiliger moet worden in het gebied. Zeker voor de bevolking. Maar ook voor hulporganisaties, die het grote geld met zich meebrengen. Het is nog steeds niet veilig genoeg voor ze om zonder militaire begeleiding door de provincie te trekken. Iedereen is er dus bij gebaat dat het veiliger wordt. Niettemin blijft het lastig, opbouwen in een gebied waar het wemelt van kleine en grote baasjes, die koste wat het kost willen vermijden dat aan hun macht wordt getornd.”
Eén van de moeilijke zaken hier is dat je zo verrekt moeilijk in het hoofd van een Afghaan kunt kijken. Afghanistan is naar mijn ervaring een land van strakke, starende en emotieloze ogen. Met hun baarden, tulbanden en die ogen met blik op oneindig hebben ze overigens prachtige fotogenieke koppen. Velen met diepe groeven in het gezicht, veroorzaakt door ouderdom en de scherpe zon. Alhoewel, het is onmogelijk om leeftijden te schatten. In Afghanistan wordt men zeer snel oud. Nog altijd is hier de levensverwachting heel laag, slechts 43 jaar. “Voor ons westerlingen is het zeer moeilijk om vat te krijgen op deze gesloten mensen,” zegt Michiel. “De Afghanen leven al dertig jaar in een land in staat van oorlog. Achtereenvolgens hebben Russen, moedjahedien, Talibanleiders en lokale krijgsheren er de wet gedicteerd. Het land is een ruïne geworden. De stam waartoe ze behoren, hun houding tijdens de Russische bezetting, hun persoonlijke gezag en hun visie op de Taliban zijn bepalend voor hun plaats in de gemeenschap. Het duurt zeer lang vooraleer wij als westerse soldaten het sociale weefsel in de vingers krijgen. De eerder genoemde erecode van gastvrijheid, is voor ons voornamelijk een bron van verwarring. We weten dat de Talibanstrijders de lokale bevolking met deze code onder druk zetten om hen te beschermen. Maar hoe zie je als Nederlander het verschil tussen een Pashtun die zich aan de code houdt en een aanhanger van de Taliban? Ook de wisselende loyaliteit is voor ons een lastig gegeven. Niemand is wie hij lijkt. Via onze inlichtingendienst weten we dat sommige stamleiders contacten hebben met de Taliban. Ze krijgen bijvoorbeeld betaald om de Taliban door te laten. Dan komen wij op bezoek, en dan zijn ze ineens heel vriendelijk tegen ons. Bovendien zijn de etnische banden tussen de Pashtun-stammen en Taliban commandanten ijzersterk. Opportunisme is de overlevingsstrategie van de Afghanen. Dat doet dertig jaar oorlog.”
Een belangrijk doel is nu dan ook het versterken en uitbouwen van het officiële lokale bestuurlijke niveau. Nog belangrijker is dat in heel Afghanistan een sterk bestuur wordt opgebouwd, dat niet corrupt is. Een betrouwbare overheid is het belangrijkste om onder de Afghaanse bevolking de steun voor de Taliban te doen afnemen. Pas als je de Afghaanse bevolking een beter alternatief biedt, zullen ze jouw kant kiezen. Dit jaar wordt zeer belangrijk voor Afghanistan. Een geloofwaardig en goed verloop van de presidentsverkiezingen op 20 augustus is essentieel voor de legitimiteit van de Afghaanse regering. Meer nog dan de afgelopen jaren zal de nieuwe regering moeten aantonen dat zij rust en tastbare verbeteringen in het leven van de bevolking kan brengen. Ook de Pashtun bevolking in het zuiden van Afghanistan moet de gelegenheid krijgen zijn stem uit te brengen en zich vertegenwoordigd te voelen. Het relatief rustige verloop van de kiezersregistratie geeft wat dat betreft goede hoop. Daarnaast speelt het jonge Afghaanse regeringsleger, de Afghan National Army (ANA), naast de politie, een cruciale rol in de wederopbouw van Afghanistan. Het opleiden en monitoren van de Afghaanse eenheden, door onze Operational Mentoring Liaison Teams (OMLT), vormt dan ook een groot onderdeel in de Nederlandse exit strategie.
Na afscheid van Mullah Sa”ad Akhund te hebben genomen wordt terugverplaatst. Eenmaal bij de voertuigen aangekomen zie ik dat er zich bij de Patria van de hospikken een grote groep mensen heeft verzameld. “Zodra de mensen weten dat er een Nederlandse patrouille aanwezig is komen ze van heinde en verre voor medische verzorging,” vertelt sergeant-majoor Frank.. “Ze komen met de kleinste wissewasjes. En ze gaan pas weg als we ze iets gegeven hebben. Het liefst hebben ze voor elk hoestje een andere pil.” Als snel staat alles in het teken van de terugverplaatsing, die naast het gebruikelijke searchen, overigens rustig en voorspoedig verliep. Enige bezienswaardigheid op de terugweg was een nederzetting van nomaden in de Dasht. Eenvoudige onderkomens van tenten, omringd door de kuddes schapen en geiten en een enkele ezel of dromedaris. Daarnaast heeft, de tot compagnieskorporaal (CKPL) gebombardeerde, korporaal der eerste klasse Stephan (aka ‘de Keuv’) ons getrakteerd op een staaltje free jumpstyle a capello. De Dasht was deze keer redelijk goed begaanbaar en in slechts drie uur stonden we voor de poort van patrouillebasis Mirwais. Bij terugkomst worden de jongens gedebrieft (verslag doen). Hierbij werd niet alleen de tactische uitvoering en verkenningsresultaten besproken maar ook: was het verantwoord? wat ging er goed en wat kan er beter?
Tijdens mijn gesprekken met Red Devils gedurende de week vallen mij enkele dingen op. Ze hebben over het algemeen als luchtmobiele infanterist soms het voorgevoel deze uitzending niet voor vol te worden aangezien, door de staf van de Battle-Group op Kamp Holland. Ze zijn bang dat de leuke (Air Assault) opdrachten aan hun neus voorbijgaan. Mede door enkele omstandigheden, die ik om voornoemde OpSec redenen niet bekend mag maken, hebben zij het gevoel niet tot hun recht te komen als luchtmobiele eenheid en dat doet hen zeer. Kijkend naar de feiten van de afgelopen tijd is dit gevoel helaas niet weg te nemen. Met enige jaloezie kijken de Red Devils dan ook naar hun Amerikaanse collega’s in de naburige provincie Helmand. In luttele weken dropten de Amerikanen daar meer dan tienduizend mariniers in de woestijn, en pakten meer dan honderd extra helikopters uit. Op 2 juli begon daar operatie Khanjar (Slag met het Zwaard), de grootste Air Assault manoeuvre sinds de Vietnam oorlog. Circa 4.000 mariniers en 600 Afghaanse soldaten vlogen en reden zuidwaarts door de vallei van de Helmandrivier. De meeste mariniers worden vanuit de lucht gedropt, ten zuiden van de provinciehoofdstad Lashkar Gah. Wat deze operatie anders maakt dan andere is de grootte, snelheid en wat het teweegbrengt. Daarnaast is er de bijna klassieke tegenstelling tussen de hoop om heelhuids terug te keren en de wil om zich te bewijzen als militair in het eigen vak. Ook dit gespreksonderwerp is vaak aan de orde geweest.
Een militair is soms jaren lang aan het oefenen voor dat ene moment dat er werkelijk toe doet. Mensen zijn bij ‘de baas’ gekomen met een hang naar avontuur en spanning, hebben zich voorbereid op het ergste, trainen voor alle denkbare ernstscenario’s. Als er dan niets gebeurd tijdens die vierenhalve maand ontstaat het gevoel van reservespeler: de voetballer die traint maar nooit een wedstrijd mee mag spelen. De spanning ontstaat natuurlijk doordat in deze wedstrijd doden en gewonden kunnen vallen. Iemand zei letterlijk: “Ik wil wel een TIC meemaken, maar dan zonder doden en gewonden.” Helaas is die garantie door de opstandelingen op voorhand niet afgegeven. Ook ben ik er achtergekomen waarom deze mannen bereid zijn om hun leven in de waagschaal te stellen. Dat doen ze niet voor de glorie van het vaderland of voor een ideologie, ook al hebben ze daar vaak wel de mond van vol. Ze doen het voor elkaar, voor hun maten, de ‘Van Heutszer’ naast hun. Het is daarbij belangrijk dat we voor elkaar zorgen,” zegt Marc. “Wij vormen een hechte groep die elkaar opvangt, en dat is goed, want dit werk vergt veel van je lichaam en je geest. Anderzijds het is het een deel van mijn baan. Gewond raken, sneuvelen, het hoort óók bij ons beroep. Helaas. Het zijn de risicos waar wij als militairen mee te maken hebben.”
Ook hoor ik bijna van iedereen dat ze uitkijken om echte post te ontvangen van de andere kant van de wereld. Een stuk papier, dat door je eigen relatie letterlijk is beschreven en vastgehouden, wint het dan ook emotioneel gezien van het snelle digitale medium e-mail. Post is heel belangrijk voor de uitgezonden militair. Post is tastbaar. Post is hier de verbinding met thuis. Tastbaarder dan bellen, voelbaar van groter gewicht dan een e-mail. Soms irrationeel meer waard hoewel dat gevoel door sommige militairen soms net zo makkelijk weer weggewuifd wordt.
Het ziet er naar uit dat de inktvlek van relatieve veiligheid, geboden door Nederlandse troepen, zich uitbreidt. Langzaam maar gestaag. Dat is ondermeer te danken aan een reeks meevallers die elkaar versterken: de komst van extra Amerikaanse, Australische en Afghaanse troepen en van hulporganisaties, de oplevering van versterkte leger- en politieposten op cruciale locaties en de uitschakeling van het plaatselijke Taliban leiderschap door special forces. Ik heb zelf kunnen observeren wat dat opbouwen inhoudt in een gebied waar je in aanraking komt met de Afghaanse bevolking. Jong, oud, vriendelijk, verontwaardigd, bereid tot samenwerking of terughoudend. Waar de bewoners (over)leven van dag tot dag; waar kiezen voor de Taliban of de Afghaanse regering de mensen in levensgevaar kan brengen.
Het is geweldig te zien hoe veerkrachtig de Red Devils zijn, en hoe ze zich inzetten. Los van hoe je tegen de missie aankijkt, voor de mensen die in Chora hun werk doen, kan je alleen maar respect hebben. Ik heb me tijdens mijn verblijf op en buiten patrouillebasis Mirwais geen moment onveilig gevoeld. In tegendeel, de Red Devils verstaan hun vak. Een mooie ervaring die ook met dank aan de genisten, die onderweg naar bermbommen speuren, veilig is verlopen. Ik wens ze veel krijgsmangeluk toe gedurende de rest van hun uitzending.
P.S. De recente IED aanslagen en gevechten tonen daarentegen maar weer eens aan hoe kwetsbaar westerse eenheden zijn in dit ruige land. Sinds eind mei zijn ze tot zes keer toe behoorlijk met de neus op de feiten gedrukt, waarbij Nederlandse slachtoffers zijn gevallen. Op 25 mei raakte een militair lichtgewond door een bermbom bij Deh Rawod. Op 7 juni raakten vier militairen gewond, van wie een ernstig, bij een aanslag in de Baluchivallei. Op 20 juni raakten drie militairen gewond, van wie twee ernstig, in de buurt van Deh Rawod. Op 27 juni zorgde een bermbom voor vijf lichtgewonden, twee dagen later op 29 juni reden nog eens vijf militairen op een bermbom, waarbij drie van hen lichtgewond raakten. Op 3 juli raakten twee militairen gewond, en op 4 juli nog eens zes. De acht gewonden vielen bij verschillende incidenten tijdens een bevoorradingskonvooi in de provincie Kandahar, op 55 tot 60 kilometer van Tarin Kowt. De gewonden die op 3 juli werden gemeld, waren het slachtoffer van een bermbom en werden vervolgens beschoten. Het konvooi waar zij deel van uitmaakten, raakte enkele kilometers verderop opnieuw betrokken bij een vuurgevecht. Daarbij raakten twee Nederlandse militairen gewond. Met behulp van luchtsteun wist het konvooi de tegenstanders van zich af te schudden. Verder op de route reed opnieuw een voertuig op een bermbom en raakten nog eens twee militairen gewond. Bij het vertrek van het konvooi op 4 juli reed een vrachtwagencombinatie op een bermbom en raakten opnieuw twee Nederlandse militairen gewond. Ik wens de betrokkene gewonde militairen een spoedig herstel toe.
1 Comment
Red Devils uitgezonden in een Bijbelse omgeving - deel 2 van 3 - Dutch Defence Press
17 mei 2020 at 13:24[…] Het vervolg van dit verhaal leest u in deel 3, ook op deze website […]