In het zuiden van Afghanistan is in de eerste week van juli 2009 Nederlandse parageschiedenis geschreven. Voor het eerst in zestig jaar hebben daar negen Special Forces (SF) operators van het Korps Commandotroepen (KCT) van grote hoogte een operationele inzetsprong in vijandelijk gebied gemaakt. De operators, die ook een Afghaanse tolk als tandempassagier meenamen, maakten deel uit van Task Force 55 (TF55).
Dit soort operaties worden normaliter wereldwijd door de SF gemeenschap als ’topgeheim’ bestempeld. Dit is onder meer om te voorkomen dat een of andere slimmerik bij de tegenstander eventueel een goede kansberekening kan maken. Desondanks mocht ik – bij wijze van hoge uitzondering – toch met enkele van de bij deze operatie betrokken operators en een F-16-vlieger spreken. Desalniettemin, ondanks dat de inzet van TF55 in Afghanistan nu is beëindigd, is het immer nog steeds ‘not-done’ om operationele tactische details en procedures over deze bijzondere missie aan de grote klok te hangen. Deze zult u in dan ook uiteraard hierin niet aantreffen. Hun verhaal dat hier opgetekend wordt schetst dan weliswaar een summier – maar tegelijk ook weer een uniek inside – beeld van deze bijzondere opdracht, waar ook het Nederlandse luchtwapen van de Air Task Force (ATF) bij betrokken was. Maar neemt u maar van mij aan dat als ik zeg dat alle betrokken operators van TF55 en vliegers van de ATF bij de uitvoering van hun taak gedurende deze operatie zowel fysiek als mentaal zwaar op de proef zijn gesteld, dit op zijn minst een understatement is.
In de laatste week van juni kreeg TF55 het dringende verzoek van de commandant Special Operations Command and Control Element (SOCCE) South om een grote actie van Regional Command (RC) South te ondersteunen. Doel van deze operatie Aabi Toorah Do, ofwel Blauw Zwaard, was om de opstandelingen in Zuid-Afghanistan onder druk te zetten om de geplande instroom van Amerikaanse versterkingen mogelijk te maken. TF55 ging zich richten op het gebied Kajaki in de provincie Helmand. De opstandelingen hadden in dit district een grote vrijheid van handelen en vormden een bedreiging voor westelijk Uruzgan (het district Deh Rawod). Verwacht werd dat ze het gevecht met de operators van TF55 niet uit de weg zouden gaan. TF55 had een paar specifieke locaties op het oog waar mogelijk geïmproviseerde explosieven werden geproduceerd dan wel leiders verbleven.
“Een uitdaging voor deze operatie Lewe (Leeuw) was dat Kajaki vanuit Uruzgan zeer moeilijk te bereiken was”, vertelt sergeant 1 Sander, de Forward Air Controller (FAC) van de ingezette paraploeg. “Een verplaatsing met voertuigen was weliswaar mogelijk, maar gezien de verwachte sterkte van de vijand werd het noodzakelijk geacht om voor de aankomst van het grondelement zogenoemd eyes-on-target op het gebied te hebben. Een ploeg diende daarvoor heimelijk observatieposten in te richten om de rest van de taakeenheid op voorhand te kunnen informeren. In het geval van vijandelijke voorbereidingen en activiteiten kon vanuit de observatieposten luchtsteun worden aangestuurd om deze te verstoren. De vraag daarbij was: hoe ongezien te komen in een gebied waarin de toegangsroutes voorspelbaar en IED (Improvised Explosive Devices) gevoelig zijn. Hiervoor werden alle inzetopties tegen het licht gehouden. Na een uitvoerige analyse werd besloten dat er maar een werkbare optie was: dropping per parachute van grote hoogte in beeld als de meest reële inzetmethode om op een snelle, geruisloze en relatief veilige manier in het missiegebied te infiltreren. Uiteindelijk is gekozen voor een HALO inzetsprong. Hierbij ga je van grote hoogte via een vrije val naar heel laag voor je het valscherm opent en op GPS coördinaten naar de DZ vliegt. Dit heeft als voordeel dat de ploeg snel op de grond staat en nooit ver van elkaar terecht komt.”
De in HAHO-HALO gespecialiseerde (zuurstof)ploeg van 105 Commandotroepencompagnie wordt aangewezen voor deze waarnemingsmissie. De meest ervaren paraploeg van het KCT maakte toentertijd onderdeel uit van de eerste TF55 rotatie. De training voor inzet per parachute had sinds 1993 een hoge vlucht genomen. Het was in die jaren echter nog nooit gekomen tot een operationele sprong. Daarin zou nu dus verandering komen.
De missie start voor de paraploeg zoals elk andere voorbereiding op een SF missie met het Military Decision Making Proces (MDMP), oftewel de zogenoemde isolatiefase. Elk ploeglid krijgt hierin een specifieke taak toebedeeld om de opdracht te analyseren. Alle mogelijkheden, de what if scenario’s en informatiebronnen worden hierbij doorgesproken en benut om tot in de puntjes voorbereid op pad te gaan. Ook de, in dit geval, twee ervaren dispatchers (ook wel afwerpers genoemd) komen in dit stadium van voorbereiding bij de paraploeg in beeld. “Adjudant Han en ik scheppen daarbij deels de randvoorwaarden voor de inzetsprong”, verteld sergeant-majoor Mark die als eerste afwerper tevens springleider is. “De paraploeg werkt gedurende het MDMP zelf het tactische plaatje uit. Wij nemen het springtechnische gedeelte voor onze rekening. Het transport, een Canadese C-130 Hercules, is door de J3-Air geregeld. Naast dat de operators telkens door adjudant Richard (de onderofficier para-operatieën van TF55 en voor deze missie als tandemmaster aan de ploeg is toegevoegd) zijn gebrieft over de inzetsprong en de terreinkenmerken van de dropzone (DZ), hebben wij ze samen met de vliegers op de inzetdag nog een korte update gegeven. Daarnaast is ook de vliegtuigbemanning op de inzetdag geïnstrueerd door Richard en de Air Liason Officer (ALO), die verantwoordelijk was voor het gehele driedimensionale (lucht)plaatje.”
Vlak voor vertrek krijgt de taakeenheid te maken met tegenslag. De agenten van de partnereenheid waren nog niet voldoende op niveau om mee te gaan. Om toch aan de criteria van ISAF te voldoen, probeerde TF55 militairen van het Afghan National Army onder bevel te krijgen. De commandant van de ANA in Uruzgan weigerde echter zijn troepen buiten de provincie in te zetten. Zonder Afghaanse troepen zou de uitvoering van de operatie in gevaar komen. Besloten werd om in overleg met de Amerikaanse Special Forces op Fire Base Tycz in Deh Rawod een aantal Afghaanse beveiligers mee te nemen. Dit werd na aankomst van de grondeenheden op maandag 6 juli op Camp Hadrian in Deh Rawod geregeld. Ondertussen trof de paraploeg de laatste voorbereidingen voor de sprong die dezelfde avond plaatsvond.
“Er werd besloten – aangezien we de Afghaanse taal niet machtig zijn – dat onze ‘Tangiman’ ofwel tolk letterlijk aan mij werd gekoppeld”, verteld adjudant Richard. “Toen hem kort voor take-off door kapitein Erik, de ploegcommandant, werd verteld dat ik hem in de duisternis van kilometers hoogte als tandempassagier per parachute mee naar beneden zou nemen, was hij compleet verrast. Dit had hij immers nog nooit gedaan. Maar door zijn eergevoel en vaderlandsliefde aan te spreken, zei hij al snel ja. Na hem te hebben voorbereid op de tandemsprong is het helemaal goed gekomen.”
Om zeven uur ’s avonds steeg de Canadese Hercules op vanaf de zandstrip in Tarin Kowt. Het is donker als op grote hoogte binnenin de Hercules de operators zich ontspannen voorbereiden op een sprong in het diepe. Het licht is gedempt, zodat hun ogen snel aan de duisternis wennen als ze springen. Ze hebben weliswaar nachtzichtapparatuur, maar die gebruiken ze pas als ze op de grond zijn. Deze beperkt immers zowel het gezichtsveld als de scherpte-diepte, en die hebben ze beide hard nodig om veilig aan de grond te komen. Ondertussen brengen twee Nederlandse F-16’s met hun sensoren het inzetgebied grondig in kaart. In een van de cockpits zit majoor Joost van 312 squadron. Joost behoort tot een select gezelschap van Nederlandse jachtvliegers die dik drieduizend uur op de F-16 hebben geklokt en ook nog eens over ruime frontervaring beschikt. Een flink deel van zijn vlieguren heeft hij gelogd onder risicovolle operationele omstandigheden boven de Balkan en Afghanistan. “Omdat het onze eigen jongens betrof die iets bijzonders gingen doen, was het een voorrecht om deel uit maken van deze missie”, vertelt Joost. “Samen met mijn wingman namen we primair de rol van ‘Guardian Angels’ op ons. We fungeren immers als gewapende rugdekking vanuit de lucht en als een soort van moral booster. Een taak waar we met onze multifunctionele F-16 fantastisch goed in zijn. Hiervoor voeren wij een enorme slagkracht met ons mee, met een ongeëvenaarde trefzekerheid. Naast een GBU-12 lasergeleide 500 ponder, hebben wij ieder ook nog een satellietgestuurde (GPS) GBU-38 Joint Direct Attack Munition (JDAM) van hetzelfde gewicht bij, die bovendien over meer inzetopties beschikt. Daarnaast kunnen we ook gebruik maken van het roterende 20mm zesloops boordkanon dat honderd ‘hoog explosieve’ granaten per seconde uitspuwt. Een bijzonder ontzagwekkend en effectief wapen. Daarnaast stuurde ik als ‘Airborne Mission Commander’ alle aan deze inzetmissie toegewezen assets in de lucht aan. En dat waren er nogal wat.”
Ondertussen wordt Mark als springleider in de Hercules continue door de crew geïnformeerd over de actuele meteorologische gegevens en tijd tot dropping. Dit communiceert hij vervolgens mondeling via ‘calls’ weer richting operators. Ongeveer zo’n twintig minuten voor tijd maken Richard en de tolk zich gereed voor de sprong. Tien minuten later hangt de rest van de ploeg ook hun parachute en uitrusting om. Allen worden daarbij geholpen door Mark en Han. Op zes minuten voor exit zakt de ‘ramp’ (laadklep), achterin het vliegtuig. Het licht daarboven springt dan op rood. Om er zeker van te zijn dat iedereen alles bij zich heeft en alles ook goed werkt, ondergaan de operators de allerlaatste controles. Uitrusting en parachute in orde? Geen losse eindjes? Duimen gaan achtereenvolgens omhoog ten teken dat alles oké is. Door de zware uitrusting die ze met zich meetorsen schuifelen ze langzaam richting de ramp. Daar staan Mark en Han ze op te wachten. Als meest ervaren ploeglid en door zijn afspringgewicht (wingload) van ruim 190 kilo, is Sander als eerste aan de beurt. Zijn ogen blijven continue op de springleider gericht. Die steekt dan plots zijn wijsvinger op ten teken van nog 1 minuut, voordat Sander van de ramp afstapt en in de inktzwarte nacht verdwijnt. Dan nog 30 seconden, tien seconden en op 0 licht het verlossende ‘green-on-go!’ op. Exit, het is precies kwart voor negen en tijd om te vertrekken. Hetzelfde liedje herhaald zich tot Richard als hekkensluiter aan de beurt is. Met zijn Afghaanse tandempassagier, plus alle uitrusting van beide aan hem vastgesnoerd is de tandem met een afspringgewicht van 250 kilo, de zwaarste van het stel. Op Richard zijn teken gaat de tolk aan hem hangen, met zijn hoofd omhoog en handen aan de schouderbanden. Dan vallen ze naar voren en zijn ook zij overgeleverd aan de zwaartekracht. In hun vrije val richting aarde houdt de kleine stabilisatieparachute (drogue) de topzwaar beladen operators vrij stabiel in de lucht. De adrenalinestoot die de vrije val bij iedere operator veroorzaakt, is een natuurlijke lichamelijke reactie op mogelijk gevaar. Ze bereiken immers in amper tien seconden een topsnelheid van meer dan 200 kilometer per uur, de zogenoemde ’terminal velocity’. Dit laat absoluut geen ruimte voor vergissingen. “Maar al val je in opperste concentratie met een noodgang naar beneden, er is toch ook tijd om met volle teugen van het moment te genieten”, zegt Sander. “Hier doe je het tenslotte allemaal voor.”
Hoog in de Afghaanse sterrenhemel lijkt de Melkweg op een grote rivier van licht, bijna iets tastbaars. En daartussen zijn er negen Nederlandse vallende sterren, vallend naar de aarde. Na pakweg zo’n 40 seconden vrije val activeert Sander zijn hoofdvalscherm. Met telkens kortere tussenpozen volgen de anderen zijn voorbeeld. Richard opent al na amper 30 seconden vrije val als laatste zijn valscherm. Na de gebruikelijke controles, vliegen ze nog enkele minuten geruisloos en ongezien in een strakke diagonaal, met onderling verschillende hoogtes, door de lucht. Het zogenoemde stack vliegen, waarbij iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen navigatie en feilloos weet hoe en wanneer hij naar rechts of naar links moet gaan. Moet afremmen of juist sneller moet gaan om te vermijden dat ze te dicht bij elkaar komen.
“Omdat Skydiven een persoonlijke passie van mij is kan ik me goed inbeelden wat de operators op dat moment trotseerden”, verteld Joost. “Met mijn Litening Advanced Targeting Pod (ATP) heb ik vanaf begin tot eind opnamen gemaakt van de inzet die nacht. Deze geavanceerde doelaanwijs- en doelopsporingspod is bevestigd aan de rechterzijde van de luchtinlaat van de F-16 en tot op de dag van vandaag het elektro-optisch neusje van de zalm. Ik ben hiermee in staat om zelfs van vele kilometers afstand dag en nacht haarscherpe beelden met extreme zoommogelijkheid, van iedere situatie tevoorschijn te toveren op mijn multifunctionele schermen in de cockpit. De crosshair kan ik op elk potentieel doelwit vergrendelen en elke beweging automatisch volgen. Dat komt onder andere door de Laser Spot Tracker. Wanneer bijvoorbeeld de FAC op de grond een doel aanwijst met een laserstraal, pakt de ATP dat punt automatisch op. Het vinden van een gronddoel is zo een fluitje van een cent. Een gegeven dat ontzettend veel tijdswinst oplevert. Dat kan van vitaal belang zijn. Met de infrarood (IR) pointer van de ATP kan ik ook zelf een doel aanwijzen, ter verificatie door de FAC. Maar de ATP biedt de FAC – alleen als hij ook is uitgerust met het ROVER (Remotely Operated Video Enhanced Reciever) systeem – nog veel meer mogelijkheden. Zo kan ik door middel van het zogenoemde Down Linksysteem ook beelden met gegevens over positie en doelaanduiding die ik in de cockpit zie, vrijwel realtime naar zijn laptop sturen. Dat geeft hem een extra set ogen vanuit de lucht.”
Deze en alle andere essentiële vlucht- en doel- en wapensysteemgegevens kan overigens ook aan de aan de binnenzijde van zijn Joint Helmet Mounted Cueing System (JHMCS, uitgesproken als hemmiks) op een speciaal vizier voor het rechteroog worden geprojecteerd. Dus waar Joost ook kijkt, die informatie gaat dan mee. Zo hoeft hij zijn hoofd niet te draaien om op zijn Head-up Display (HUD) te kijken of de neus van het vliegtuig naar het doel te sturen. Daarmee krijgt hij dus veel sneller Situational Awareness (SA) en vergroot daarmee ook de veiligheid. “Tegelijkertijd scanden we continue de grond op verdachte bewegingen”, zegt Joost. “Je bent hierbij ook bezig met ‘contingency planning’: Wat als de DZ onderkend wordt? Wat als iemand tijdens de landing een ledemaat breekt of operators geïsoleerd raken? Wat als er tijdens vuurcontact geen radiocontact met Sander is? Je bent je er op zo’n moment terdege van bewust dat ze dan midden in vijandelijk gebied compleet op zichzelf zijn aangewezen. Je bent dan de enige levenslijn in een strijd van leven op dood. Voor jezelf ben je dan al aan het overwegen welke beslissingen je dan gaat nemen die op dat moment belangrijk en van levensbelang kunnen zijn. Je voelt je als het ware persoonlijk verantwoordelijk voor het welzijn van de operators. Je denkt: er zal ze niets overkomen, NOT-ON-MY-WATCH! Het was dan ook een fantastisch moment toen de radiostilte werd verbroken en Sander de verlossende woorden sprak dat hij en de rest van de ploeg heelhuids geland waren.”
Eenmaal aan de grond is de euforie bij de operators van zeer korte duur. Zaak was nu om te hergroeperen en te beginnen met de infiltratie. Het van extreem grote hoogtes uit een vliegtuig springen is voor de operators immers simpelweg niet meer dan een methode om ongezien van A naar B te komen. Daarna begint de opdracht pas echt voor ze. Na het verstoppen van de valschermen ging de nachtelijke infiltratie over een afstand van zo’n 7 kilometer te voet verder. Hierbij moest, elk met ruim 60 kilo aan proviand, persoonlijke- en ploeg uitrusting, een hoogteverschil van ruim 2 kilometer worden overbrugd. Dit alles bij een temperatuur van zo’n 28 graden Celsius. “Na herhaaldelijk om beurten in de lucht te hebben bijgetankt en dik zes uur on-station te zijn geweest werden we afgelost door twee F-15E Strike Eagles”, zegt Joost. “Ondanks dat ik ze met een goed gevoel had overgedragen aan beide ‘Bowlers’, nam ik desalniettemin met pijn in het hart afscheid van de zwoegende operators. Met een laatste blik zag ik ze op mijn beeldscherm al klimmend achter de bergrug uit het zicht verdwijnen. Dit moment vervulde mij oprecht met trots dat ik deel uit mocht maken van zo’n club professionals op missie. Echt een kippenvel momentje voor mij.”
Met uitgezette longen van het absorberen van zoveel mogelijk zuurstof en met verzuurde benen zo zwaar als lood, bereikten de operators uiteindelijk rond vier uur in de morgen van 7 juli de beoogde locatie waar de observatieposten (OP’s) waren gepland. Later werd er ook verbinding gelegd met de Ops-room op Camp Achnacarry. De opdracht van de paraploeg kon nu echt beginnen. De overige commandoploegen en enablers vertrokken later die ochtend van Camp Hadrian richting Kajaki. Door technische problemen met voertuigen liep deze verplaatsing wat vertraging op. Terwijl het grondelement probeerde de Helmand-rivier over te steken, doemde voor de operators in de OP’s in Kajaki het eerste probleem op. Een herder kwam de berg oplopen en naderde een van de OP’s. Hierna keerde hij weer om. Mogelijk was de observatiepost door de Afghaan gezien, maar er was op dat moment geen alternatieve locatie voorhanden. De post bleef daarom in positie. Uit waarnemingen bleek dat er veel brommerverkeer in het gebied was en dat er veel mannen van strijdbare leeftijd aanwezig waren in het dal. Kort hierna raakt de spreekwoordelijke shit de ventilator en worden de OP’s plotseling beschoten met ongeleide 107mm raketten. Waarschijnlijk is het toch de herder die de positie van de Nederlanders heeft gemeld aan de opstandelingen in het dal. Na de beschieting zagen de operators dat vrouwen en kinderen het gebied begonnen te verlaten. De ploegcommandant besloot hierop om, onder dekking van de duisternis, de OP’s samen te voegen. Hierdoor zou de nabijbeveiliging beter worden gegarandeerd. De rest van de nacht verliep rustig, maar de volgende ochtend bleek dat de opstandelingen meer raketaanvallen voorbereiden. Direct werd luchtsteun ingeroepen.
“Op dat moment stond ik op QRA (Quick Reaction Alert)”, zegt Joost. “Hierbij staan twee van onze vier kisten en crews op KAF in de startblokken om zo vlug mogelijk airborne te gaan. Zodra de oproep van ‘Dynamite’, de Callsign van Sander, mij bereikte ging het adrenalinegehalte en hartslag in een hogere versnelling. Mijn wingman en ik trekken daarop direct een sprintje naar onze gereedstaande kisten, die al worden opgestart door de crewchiefs. Gedurende het taxiën naar de startbaan werden we voorzien van de laatste informatie. Binnen enkele minuten na de oproep knalden we met de afterburners op volle kracht door de geluidsbarrière. Oftewel met supersonische snelheid zijn we in de richting gegaan, iedere minuut kan er in zo’n geval dan net een te veel zijn. Eenmaal on-scene schetst Sander met rustige stem de situatie waar ze in zaten. Het eerste wat er dan namelijk moet gebeuren is dat je als vlieger in no-time een overzicht van de grondsituatie krijgt. Door middel van een zogenoemde ‘nine-liner’ gaf Sander de coördinaten door waarop ik direct een wapen moest inzetten. Op het moment dat hij aangaf wat hij nodig had en het ‘clear hot’ commando gaf, vertrouwde ik hem blindelings en ging ik ervan uit dat hij gelijk heeft. Sander is immers uitermate gekwalificeerd en ervoor opgeleid om ons naar een doel te praten. Daarnaast vraagt hij niet zomaar willekeurig: gooi dit, dat of daar maar even plat. Het is vanzelfsprekend allemaal weloverwogen. Want zodra Sander luchtsteun inroept, weet je dat er ook echt wat aan de hand is. Dan liggen ze onder vuur en lopen Nederlandse levens gevaar. Dan is er bij mij geen moment van aarzeling en heb ik er geen moeite mee om de ‘bomb release button’ in te drukken. Dat er daarbij doden kunnen vallen onder de vijand is part of the job. Mijn primaire opdracht is om in dit geval de operators op de grond te ontzetten. Over de gevolgen van je acties moet je op dat moment niet te veel nadenken. Dat klinkt misschien wat kil, maar je moet je werk wel kunnen blijven doen. Er is dan geen tijd voor filosofische beschouwingen.”
Met twee bommen werden de provisorische lanceerinstallaties uitgeschakeld. Deze momenten van ultieme hoogspanning in een krap bemeten cockpit is vrijwel dagelijkse praktijk voor onze F-16 vliegers in Afghanistan, die in een vijandige omgeving opereren. Hoewel in de praktijk het gevaar niet zo groot schijnt te zijn bestaat altijd de kans dat een Talibanstrijder vanuit een ravijn een raket of andere gevaarlijke meuk op hen afvuurt. In een F-16 vliegen in Afghanistan, onder voornoemde omstandigheden is het best te vergelijken met topsport. Een Close Air Support actie kan zich in een paar minuten voltrekken en zuigt een vlieger helemaal leeg. Vooral als een vlieger van heel laag tot heel hoog met snelheden die op kunnen lopen tot wel 1200 kilometer per uur de lucht doorklieft. Terwijl ondertussen in korte tijd een duizelingwekkend aantal vragen en gegevens op hem af komt. Waarbij hij tal van handelingen moet verrichten om het toestel in de lucht te houden en de wapens in een oogwenk op doel moet krijgen om collega’s op de grond in nood te kunnen bijspringen. Bijna blind moet hij daarbij zijn instrumenten kunnen vinden en bedienen. Ook krijgt hij met name tijdens scherpe bochten te maken met zogenaamde G-krachten op het lichaam. Deze combinatie van het fysieke element en uiterste concentratie, die geen moment mag verslappen, maakt het gevechtsvliegen in de Afghaanse lucht bijzonder zwaar.
Later werd de OP van de operators met een Dushka (12.7x108mm) zwaar kaliber machinegeweer en lichtere wapens onder vuur genomen. Dit gebeurde echter van grote afstand, waardoor het nauwelijks een bedreiging vormde. Wel werden er mannen en voertuigen gezien die zich verzameld bij een boerderij. Het leek er sterk op dat er een aanval op de OP werd voorbereid. Wapens waren echter niet zichtbaar, zodat er werd besloten om de quala niet aan te vallen. Ondertussen vorderden de ploegen en de enablers van de grondeenheid maar moeizaam door de Zamindawar-pas. Het zeer kanaliserende terrein noopte de geniegroep om uitvoerig te searchen, waardoor de verplaatsingssnelheid sterk terugliep. De noodzaak tot zorgvuldigheid bleek echter toen op 8 juli twee IED’s werden gevonden. De vertraging van de grondeenheid was slecht nieuws voor de mannen op de berg. Overdag loopt het kwik al snel op tot wel 57 graden Celsius. Schaduw is er nauwelijks, op de camouflagenetjes na. De genadeloze brandende zon zorgde ervoor dat hun watervoorraad al bijna op was. Er werd daarom besloten tot een bevoorrading per helikopter. De paraploeg was immers al onderkend.
De beschietingen vanuit het dal namen die avond ook weer toe, zonder dat er een echte aanval op touw werd gezet. “Telkens als wij de mondingsvlammen van de Dushka zagen, gingen we plat in dekking en telden we de daaropvolgende inslagen”, zegt Sander. “De doffe klappen van het afvuren galmde pas later over ons heen. Met enige regelmaat klom ik dan ook gedurende deze missie in de verbinding met vliegers in de lucht, waaronder ook weer een keer met Joost, waarna de rust tijdelijk terugkeerde. Zo’n beetje alle wapensystemen van onze coalitiegenoten in de lucht die ISAF in huis heeft, werden daarbij tevoorschijn getoverd. Maar voornamelijk waren het onze eigen Nederlandse F-16’s of AH-64D Apache gevechtshelikopters die zich in het gevecht mengde, zodra ik luchtsteun opriep om onszelf of de grondeenheid van TF-55 te ondersteunen. De dagen in het inzetgebied waren slopend. Van slapen is weinig terechtgekomen. Het was constant alert zijn op een eventuele aanval op onze positie.”
De volgende dag, 9 juli, namen de operators op de berg weer verhoogde activiteit waar rond het dorp, maar dit leidde niet tot nieuwe beschietingen. In de pas werd wederom een explosief gevonden, waardoor de grondeenheid nog meer vertraging opliep. Aan het eind van de middag kreeg men op de OP de voertuigen van de taakgroep eindelijk in zicht. Dit trok echter ook de aandacht van de tegenstander. Opstandelingen die zich met wapens verzamelden werden vanuit de lucht aangegrepen.
Nadat de grondeenheid de Zamindawar-pas de volgende ochtend had verlaten, steeg een deel van het personeel uit om te voet de quala’s in het dal te benaderen en te doorzoeken. De mannen op de berg in de OP bleef de situatie constant vanaf het hoger gelegen terrein monitoren en kon de operators in het dal ondersteunen met informatie en de aansturing van luchtaanvallen. Hoewel vijandelijke strijders de Nederlanders bestookten met mortieren, terugstootloze vuurmonden, mitrailleurs en RPG’s, slaagden de operators erin een aantal quala’s te doorzoeken. Het verzet van de opstandelingen bleek echter erg taai. De vijand maakte gebruik van de ondergrondse watersystemen (karesh) om zich ongezien te verplaatsen en de Nederlanders onder vuur te nemen. Luchtsteun moest ook hier weer uitkomst bieden. De vuurgevechten hielden heel de middag aan. De commandoploegen slaagden erin om vooruitgang te boeken door van quala naar quala te springen. De dikke muren va de Afghaanse woningen boden voldoende dekking. Met het invallen va de duisternis keerde de rust terug. Nachtelijke patrouilles van de taakeenheid leidden niet meer tot contact. De versterkte opstellingen van de vijand bleken verlaten. Volgens inlichtingen hadden de opstandelingen meerdere slachtoffers te betreuren. In de ochtend bleek dat ze nog wel in de buurt waren toen ze de taakeenheid met mortieren bestookten. Verder bleef het echter rustig en kon het grondelement zich weer terugverplaatsen naar de Zamindawar-pas. Voor de retourtocht werd de eenheid bevoorraad door Nederlandse Chinook-helikopters. Deze pikten ook direct de paraploeg op in de OP op de berg. Dit maakte het Nederlandse tintje aan deze waarnemingsmissie compleet. Een missie die een essentiële bijdrage leverde aan de veiligheid van de grondeenheid van TF55.
De terug verplaatsing van de grondeenheid verliep snel, waardoor in de middag van 12 juli de Helmand-rivier kon worden overgestoken en een dag later Tarin Kowt werd bereikt. “Bij terugkomst in Tarin Kowt op ons kamp Achnacarry hebben we ter afsluiting eerst, onder het genot van een sapje, gezamenlijk een sigaartje gerookt”, zegt Richard. “Ook Joost en Sander hebben later op KAF de missie nog eens rustig de revue laten passeren. Maar eenmaal terug in Roosendaal realiseerden we ons pas echt dat het toch wel heel bijzonder is geweest. De laatste keer dat Nederlandse militairen een operationele inzetsprong maakten was immers in 1949, tijdens de zogeheten ‘Tweede Politionele Actie’ in voormalig Nederlands-Indie. De soldaten behoorden tot de Paragevechtsgroep van het Regiment Speciale Troepen. Dezelfde para-commando’s beten eerder op 19 december 1948 de spits af met een spectaculaire luchtlandingsraid op de Indonesische republikeinse hoofdstad Djokjakarta, waarbij de gehele regering, inclusief Soekarno, in de boeien werd geslagen. Nauwelijks tien dagen later op 29 december 1948 werden ze weer gedropt op Sumatra. Ze veroverde daarbij de olievelden bij Djambi. Op 5 januari 1949 waren ze er op Sumatra weer van. Nu bij de gedurfde luchtlandingsoperatie op de olieterreinen bij Rengat en Ajer Molek. In een tijdsbestek van nog geen drie weken namen dezelfde para-commando’s deel aan deze indrukwekkende inzetsprongen. Op 10 maart 1949 voerde ze hun laatste actiesprong uit boven Gading ten Zuidoosten van Djokjakarta. Het was dan ook een hele eer om op 15 december 2009 de ‘operationele vrije val wing’ uitgereikt te krijgen door oud para-commando kapitein bd. Siem Boons. Een veteraan die toentertijd aan al de vier luchtlandingsacties heeft deelgenomen.”
De eerste rotatie van TF55 had met operatie Lewe aangetoond een complexe operatie diep in vijandelijk tot een goed einde te kunnen brengen. In totaal voerde de eerste rotatie van TF55 elf operaties uit. Wel was 105 Commandotroepencompagnie tegen enkele knelpunten aangelopen. Zo moest de toegewezen partnereenheid van grond af aan worden opgebouwd. Verder moesten enablers als de genie, mortieren en explosievenruimers voor elke operatie worden ‘geleend’ bij de Task Force Uruzgan (TFU). Doordat dit personeel ook essentieel was voor de operaties van de TFU, was zorgvuldige afstemming noodzakelijk. Problematischer nog was het verkrijgen van helikopters en andere (vooral elektronische waarnemings-) middelen vanuit RC South. Zonder dergelijke hulpmiddelen waren gerichte acties tegen bommenmakers of commandanten op zeer korte termijn, vrijwel onmogelijk.
10 Comments
Thomas711
31 januari 2011 at 11:16In een woord: WOUW!
Zoals gewend wederom een goed en duidelijk geschreven verhaal van Dutch Defence Press. Enorm mooi om via jullie weer een extra stukje inside info in de HALO missie van TF 55 te krijgen. Sterker nog, bij het stuk waar beschreven wordt dat de ploeg op de grond vuurcontact krijgt en er luchtsteun van Nederlandse f 16’s wordt aangevraagd, krijg ik even een kippenvel momentje.
TOP!
Groeten, Thomas
jeannot
2 februari 2011 at 00:11knap werk vericht, toch best kan dat hun weer naar zestig jaar werden ingezet per para,
mooi verhaal.
GF
4 februari 2011 at 18:06Beste DDP,
Mijn complimenten voor bovengenoemd stuk dat aloude herinneringen van weleer naar boven bracht.
Nunc aut nunquam
Murphy
7 maart 2011 at 11:29En het ging allemaal goed mmmmmmmmmmm heb wat anders gehoord maarja leuk gedaan om weer een peppie speldje te krijgen
Bedankt voor je reactie. Maarrrrre, is wel heel erg kort door de bocht en m.i. met cynische oogkleppen op gegeven. Laat me jouw onderbouwde versie dan maar eens horen over deze inzet… Ik ben iig reuze benieuwd wat je allemaal hebt gehoord. Ongetwijfeld zul je natuurlijk hierover met betrokkenen hebben gesproken. Of… is het allemaal via via en die hadden het ook weer via via gehoord? Nogmaals laat het me maar weten. Hoor en wederhoor is immers een fantastisch gegeven en goed in onze democratie… Kun je dat niet…. laat dan voortaan zulke (lage en insinuerende) reacties gewoon achterwege…
Cheers, Leo
Webley
23 april 2011 at 17:42Mooi verhaal, maar Murphy was het iets met mist en vroegtijdig onderkend? :)
justin
16 december 2011 at 13:54ik ben erg geintersseert in wat hun doen en ben erg onder de indruk van de TF 55, ik wil bij mariniers en hopelijk kom ik ook bij TF 55.
groetjes uit zoetermeer, justin
Dutch Defence Press » Unieke waardering uitgereikt aan eerste rotatie TF-55
26 maart 2015 at 20:21[…] en door slim onconventioneel optreden van het aanvalselement kon er succes worden geboekt.†Klik HIER voor het gedetailleerde verhaal over deze […]
Vallen boven Nederland van 25.000 voet hoogte - Dutch Defence Press Dutch Defence Press
4 maart 2016 at 16:32[…] Terreingesteldheid en omstandigheden zijn slechts enkele van de vele ‘uitdagingen’ waarmee Special Forces te maken krijgen bij het uitvoeren van hun operaties. Vijandelijke strijders en geïmproviseerde explosieven kunnen de bewegingsvrijheid van de operators immers op de grond danig beperken. Daarnaast spelen Special Operations (SO) zich primair af onder de radar. Dan wil je als operator dus ook heimelijke ondersteuning. Een operationele inzet door middel van de HAHO of HALO methode biedt dan dé mogelijkheid om in bijna alle denkbare SO scenario’s op een snelle en relatief veilige methode in een operatiegebied te infiltreren. Zoals bijvoorbeeld in 2009 tijdens operatie ‘Lewe’ in het zuiden van Afghanistan. Zie voor het hele verhaal hierover: http://dev.dutchdefencepress.com/?p=4177. […]
Commando’s beloond voor operationele parachutesprongen - Dutch Defence Press Dutch Defence Press
20 december 2016 at 21:07[…] Voor een uitgebreid artikel over de sprong boven Afghanistan lees ons artikel http://dev.dutchdefencepress.com/vallende-nederlandse-sterren-boven-afghanistan/ […]
Vallen boven Nederland van 25.000 voet hoogte - Dutch Defence Press
9 september 2021 at 14:00[…] Terreingesteldheid en omstandigheden zijn slechts enkele van de vele uitdagingen waarmee Special Forces te maken krijgen bij het uitvoeren van hun operaties. Vijandelijke strijders en geïmproviseerde explosieven kunnen de bewegingsvrijheid van de operators immers op de grond danig beperken. Daarnaast spelen Special Operations (SO) zich primair af onder de radar. Dan wil je als operator dus ook heimelijke ondersteuning. Een operationele inzet door middel van de HAHO of HALO methode biedt dan dé mogelijkheid om in bijna alle denkbare SO scenario’s op een snelle en relatief veilige methode in een operatiegebied te infiltreren. Zoals bijvoorbeeld in 2009 tijdens operatie Lewe in het zuiden van Afghanistan. Zie voor het hele verhaal hierover: http://dutchdefencepress.com/?p=4177. […]